De impact van het humane gastro-intestinale metabolisme op darmziekten in relatie tot de voeding

Lieselotte
Van Bockstal

Voeding als medicijn tegen darmziekten?

De laatste twintig jaar is wereldwijd het aantal patiënten met inflammatoire darmziekten (‘inflammatory bowel disease’, IBD) drastisch gestegen. Vooral in de westerse landen vindt dit fenomeen plaats. De stijging van IBD-patiënten in de welvarende landen wordt voornamelijk geassocieerd met het westerse voedingspatroon. In Europa lijdt 0,3% van de populatie aan deze aandoening, wat overeenkomt met ongeveer 2,5 tot 3 miljoen mensen.

Prettig is anders

Stel, je staat helemaal vooraan aan de main stage op Werchter tijdens een concert en je moet plots ongelooflijk dringend naar het toilet voor ‘een grote boodschap’. Prettig is anders. Hevige buikkrampen, last van winderigheid: mensen die lijden aan IBD zullen dit beeld wel herkennen. Deze ongemakken hebben ongetwijfeld een grote invloed op het sociale leven van deze patiënten. De ziekten kunnen bovendien een grote impact hebben op de levenskwaliteit. Zo kan IBD bijvoorbeeld leiden tot een restrictieve operatie van de darm, het plaatsen van een stoma en een verhoogd risico op de ontwikkeling van colonkanker. IBD kan hoofdzakelijk worden onderverdeeld in twee groepen: de ziekte van Crohn (‘Crohn’s disease’ , CD) en colitis ulcerosa  (‘ulcerative colitis’, UC).

Oorzaken

De oorzaak van deze ziekten is tot nu toe nog niet helemaal duidelijk.

Naast voeding en genetische aanleg spelen het immuunsysteem en verscheidene andere risicofactoren een rol in het ontstaan van IBD. Inname van orale anticonceptiva vormt een verhoogd risico. Orale anticonceptiva veroorzaken verschillende micro-infarctjes in ons darmstelsel waardoor deze beschadigd raakt. Ook antibioticumgebruik bij kinderen in het eerste levensjaar oefent een negatieve invloed uit. Een opvallend aantal (58%) van de kinderen die IBD vertonen zijn in hun eerste levensjaar behandeld geweest met antibiotica. Dit kan als volgt verklaard worden. Onze darm heeft een normale microbiota: ‘goede’ bacteriën die instaan voor onze vertering. Antibiotica doden de ‘slechte’ bacteriën, maar helaas gaat hierbij ook een deel van de goede bacteriën verloren. De microbiota bij boorlingen hebben nog geen tijd gehad om te stabiliseren en worden reeds verstoord in dit vroege stadium.

Naast externe risicofactoren speelt ook ons eigen immuunsysteem een rol in het ontstaan van deze ziekten. Ons immuunsysteem kan vergeleken worden met een defensiemechanisme. Het is bij gezonde individuen in staat om een onderscheid te maken tussen de ‘goede’ en de ‘slechte’ micro-organismen. Bij patiënten met IBD is dit niet het geval en vindt er een auto-immuunreactie plaats in de darm tegen de eigen ‘goede’ microbiota. Met andere woorden kan IBD dus als een auto-immuunziekte beschouwd worden.

Voeding

Epidemiologische studies hebben een causaal verband aangetoond tussen het toegenomen aantal IBD-gevallen in de westerse landen en hun eetgewoonten. Onder de westerse eetgewoonten verstaan we een verhoogde consumptie van suikers, vetten en melk en een verminderde inname van vezels, groenten en fruit in vergelijking met de ontwikkelingslanden.

Kenmerkend voor deze westerse voedingspatronen is een dieet dat rijk is aan runds- en varkensvlees, zonnebloemoliën en polyonverzadigde margarines (allen bevatten omega 6-vetzuren) eerder dan vette vis (rijk aan omega 3-vetzuren). Het dieet van de Eskimo’s in Groenland omvat een verhoogde opname van visolie rijk aan omega 3-vetzuren wat een veel lagere prevalentie van IBD tot gevolg heeft.

Ook FODMAP’s (‘fermentable, oligo-, di-, monosaccharides and polyols’) hebben net zoals het relatief teveel aan omega 6-vetzuren een negatieve invloed op de darmgezondheid. Dit zijn koolhydraten met korte ketens die slechts weinig geabsorbeerd worden in de dunne darm. Ze zijn verantwoordelijk voor twee belangrijke effecten: enerzijds zijn ze gekenmerkt door hoge osmotische eigenschappen waardoor deze water aantrekken, wat leidt tot diarree. Anderzijds worden ze snel gefermenteerd door de aanwezige microbiota met gasproductie en uitzetten van de darm tot gevolg. Beide effecten, veroorzaakt door de consumptie van FODMAP’s, zouden belangrijke oorzaken zijn van de symptomen bij IBD.

Nutraceuticals

Het begrip ‘nutraceuticals’  is een vereniging van twee Engelse termen, namelijk ‘nutrition’ en ‘pharmaceutical’. Het betreft voeding of voedingssupplementen die gunstige eigenschappen verschaffen aan de gezondheid en die kunnen ingezet worden in de preventie of behandeling van ziekten zoals IBD.

Deze nutraceuticals omvatten verschillende voedingssupplementen zoals pro-, pre- en synbiotica, vitaminen, antioxidantia en fyto-oestrogenen. Deze voedingsbestanddelen kunnen als complementaire of alternatieve therapie voor IBD worden beschouwd. Er zijn verschillende redenen bekend waarom patiënten deze therapie verkiezen: met de conventionele therapie zijn er te veel bijwerkingen, of worden er juist onvoldoende resultaten geboekt.

Probiotica worden gedefinieerd als levende microbiota die worden toegediend als voedingssupplement en gunstige effecten vertonen op de gastheer. Het zijn eigenlijk de ‘goede’ bacteriën die worden toegediend omdat de patiënt deze in onvoldoende mate heeft. We kennen allemaal het voorbeeld van het probiotische melkdrankje zoals Yakult. Prebiotica zijn voedingsbestanddelen met het doel om probiotica te onderhouden. Een voorbeeld hiervan is gekiemde gerst. Synbiotica zijn een combinatie van zowel pro- als prebiotica en hebben als doel een sterker effect te bekomen dan wanneer beide apart zouden toegediend worden.

Enkele mogelijke plantaardige antioxidantia die aan het dieet kunnen toegevoegd worden met als doel een therapeutisch effect te bekomen op de darm zijn aloë vera en curcumine. Curcumine is een gele kleurstof die afkomstig is van de kurkumaplant. In Azië wordt het al lang gebruikt als specerij. Wij kennen het als basisbestanddeel van currypoeder. Aloë vera is een kruidenpreparaat en wordt veel gebruikt onder de patiënten die lijden aan IBD.

Fyto-oestrogenen zijn oestrogenen afkomstig van planten die na inname kunnen binden op de humane oestrogeenreceptor. Zowel bij vrouwen als bij mannen zou er door een verhoogde opname van fyto-oestrogenen een verlaagde incidentie zijn aan darmlaesies. Om deze reden zouden fyto-oestrogenen ter preventie van IBD aan het dieet kunnen worden toegevoegd. Lignanen en soja behoren beide tot deze groep van fyto-oestrogenen.

Wegens de grote verscheidenheid aan oorzaken is het niet eenvoudig een behandeling in te stellen voor IBD. Een therapie die uitsluitend uit een aangepast dieet bestaat, zal wellicht niet volledig effectief zijn, aangezien elke patiënt hier anders op zal reageren. Daarom zal de therapie dan ook bestaan uit verschillende deelaspecten die elkaar aanvullen. Moraal van het verhaal: voeding kan zowel de oorzaak als de oplossing van het probleem zijn!

Download scriptie (3.35 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2015
Thema('s)