Analyse van de groeibarrières bij KMO's

Benjamin
De Geest

Wat zijn de groeibarrières bij de Belgische KMO’s? 

Alvorens de Belgische autoriteiten de geschikte maatregelen kunnen invoeren om de kleine zelfstandige te steunen, moet men eerst correct op de hoogte zijn van de groeiproblemen van zijn onderneming. Om deze reden werd er bestudeerd wat de huidige aanwezige groeibarrières zijn bij de Belgische KMO’s. Naast een onderzoek naar de groeibarrières voor België als een geheel, werd er ook onderzocht of er significante verschillen te bemerken vallen tussen de drie Belgische Gewesten. Deze resultaten kunnen handig zijn voor de gewestelijke overheden om hun KMO-beleid na te zien. Ten slotte werd er ook nagegaan of er een onderscheid is in de groeibarrières tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en of het dus noodzakelijk is om een apart beleid toe te passen voor elke soort KMO. 

Het belang van KMO’s voor een bloeiende welvaart en economie mag niet onderschat worden. Hun groei leidt tot extra werkgelegenheid, economische groei, innovatie en gezonde concurrentie met grote ondernemingen. Dit geldt zeker voor een KMO-land als België waar 99% van de ondernemingen als een KMO kan worden beschouwd. Hun groei wordt helaas belemmerd door de aanwezigheid van verschillende hindernissen. Aan de hand van een steekproef van 292 KMO’s werd er gepeild welke groeibarrières er het meest voorkomen. 

Afbeelding verwijderd.

Uit de resultaten blijkt dat de groei van Belgische KMO’s het meest gehinderd wordt door de hoge loonkosten die werkgevers moeten betalen. Deze werkgeverslasten leiden ertoe dat ondernemingen twijfelen om nieuw personeel aan te werven en dat hun groei stagneert. Indien men dan toch bereid is om extra personeel aan te werven, ondervinden de Belgische KMO’s moeite om kwaliteitsvolle kandidaten te vinden en om hen aan te werven. Het is moeilijk om als kleine zelfstandige op te boksen tegen de aantrekkelijke status van multinationals. De complexe wetgeving en zijn bijkomende administratieve lasten sluiten de top 3 af van de meest aanwezige groeibarrières. Deze zijn te tijdsintensief waardoor bedrijfsleiders zich minder op de kernactiviteiten van hun onderneming kunnen concentreren of extern advies moeten raadplegen wat extra kosten met zich meebrengt. Om de jobcreatie en competitiviteit van onze Belgische bedrijven aan te wakkeren is het dringend tijd dat de overheid structurele maatregelen voorziet om bovenstaande handicaps weg te werken. 

Voor 7 van de 16 onderzochte groeibarrières worden er significante verschillen opgemerkt tussen de verschillende gewesten onderling. Zo is bijvoorbeeld toegang tot financiering een grotere groeibarrière voor Waalse KMO’s dan voor de andere twee gewesten. Waalse ondernemers lijken ook meer last te ondervinden van de complexe wetgeving en administratieve lasten. We merken op dat Vlaamse KMO’s dan weer meer schrik hebben om de controle te verliezen bij groei en met meer opvolgingsproblemen te kampen hebben. Op basis van deze resultaten kunnen de regionale overheden onderzoeken waarom deze verschillen het geval zijn. Zo zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat meer Waalse en Brusselse ondernemingen over een raad van advies beschikken waardoor er meer controle over het bedrijf aanwezig is. Een mogelijke oorzaak van de moeilijke toegang tot financiering voor Waalse KMO’s zou kunnen zijn dat het Vlaams en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer subsidies of overheidswaarborgen toekennen aan hun KMO’s. Dit zijn voorbeelden van hypotheses die in de toekomst verder onderzocht moeten worden. 

Er blijken zo goed als geen verschillen te zijn in de aanwezige groeibarrières tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Dit is enkel het geval voor een tekort aan managementkwaliteiten en privéredenen. Het is begrijpelijk dat de moeilijkheid van managen positief gecorreleerd is met de grootte van het bedrijf. En hoe kleiner het bedrijf, hoe meer de ondernemer belang hecht aan een goede privé-werkbalans. Maar voor de overige 14 van de 16 groeibarrières valt dus geen onderscheid te maken tussen Belgische micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Al deze barrières hebben voor elke soort onderneming een gelijkaardige negatieve invloed op hun groei. Voor zowel micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden de loonkosten, het vinden van geschikt personeel en de administratieve lasten als grootste groeibarrières beschouwd. Dit betekent dat de overheid een algemeen beleid kan ontwikkelen, in plaats van een specifiek beleid voor elke soort onderneming, wat zowel voor haar als voor de KMO’s efficiënter en overzichtelijker is. 

Ten slotte werd ook nog aan de ondernemers gevraagd om een score toe te kennen aan het KMO-beleid van hun regionale overheid. Met een algemene score van 4 op 10 zijn de regionale overheden gebuisd voor hun KMO-beleid. Deze score kan allesbehalve optimistisch genoemd worden. Bovendien blijken Brusselse bedrijfsleiders het meest ontevreden te zijn van het aangeboden beleid. Het is aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om verder te onderzoeken waarom dit het geval is. 

Met behulp van de opgestelde rangschikking van groeibarrières zou het nu aan de Belgische Overheid moeten zijn om verder structurele maatregelen te ondernemen om de groei van Belgische KMO’s zoveel mogelijk te steunen. Het verder reduceren van loonkosten, vennootschapsbelastingen en administratieve lasten en het stimuleren van het KMO-imago bij werknemers heeft hier prioriteit. Deze rangschikking geldt grotendeels voor alle KMO’s, dus het is niet noodzakelijk om een apart beleid te voeren voor de verschillende soorten KMO’s qua grootte. Daarnaast is het aan de gewestelijke overheden om na te gaan waarom hun KMO’s meer hinder ondervinden van bepaalde groeibarrières dan hun collega’s van de andere gewesten.