De relatie tss pers en gerecht en de berichtgeving over daders en slachtoffers

Klaartje Bruyninckx
Persbericht

De relatie tss pers en gerecht en de berichtgeving over daders en slachtoffers

Te weinig respect voor privacy in dagbladen

 

Journalisten hebben te weinig respect voor de privacy van daders en slachtoffers van misdrijven. Dat is de conclusie van Klaartje Bruyninckx die in haar eindverhandeling, waarmee ze aan de KUL promoveerde tot licentiaat in de communicatiewetenschappen, een beeld schetst van de wijze waarop de Vlaamse dagbladpers omgaat met de privacy van daders en slachtoffers van misdrijven. Vanuit de botsing tussen pers en gerecht bestudeert ze de vrijheden en beperkingen van journalisten, om vervolgens in een eigen onderzoek na te gaan in hoeverre deze vrijheidsbeperkingen gerespecteerd worden. Uit dat onderzoek blijkt dat veel journalisten een stap te ver gaan en geen respect tonen voor private gegevens zoals bijvoorbeeld naam, adres, leeftijd, geslacht, beroep en gezinssituatie. Volgens de auteur moet er dringend stilgestaan worden bij de hoeveelheid privé-gegevens die vaak over daders en slachtoffers gepubliceerd worden en die niet relevant zijn om het krantenartikel in kwestie te begrijpen.

 

Bruyninckx vertrekt vanuit de botsing tussen justitie en de media, welke eigenlijk een botsing is tussen verschillende organisatorische, beleidsmatige en structurele kenmerken. Want terwijl een vrije en kritische berichtgeving noodzakelijk is voor de democratie, kan deze tegelijkertijd fundamentele rechtsbelangen van de burger bedreigen. Het is rond deze paradox dat volgens haar de spanning tussen beide instanties draait. Daarom is het van belang dat de media, en meer bepaald de journalisten, aan wetten en regels onderworpen worden, zodat enige vorm van controle en sanctionering mogelijk blijft.

 

Zowel de Belgische Grondwet, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek leggen journalisten bepaalde beperkingen op. Het is duidelijk dat journalisten niet zomaar schrijven wat ze willen, maar dat ze rekening moeten houden met beperkingen ten voordele van diegenen waarover ze schrijven. Het recht op informatie moet met andere woorden - daar waar dit het recht op privacy schendt - een beetje wijken.

 

Het recht op informatie en het recht op privacy zijn van groot belang bij de misdaadverslaggeving. De gerechtsjournalist wordt telkens weer opgeroepen om verantwoordelijk zijn taak op zich te nemen, zonder hierbij mensenrechten te schenden. Daarom is het belangrijk dat de informatievertsrekking correct en objectief gebeurt, zodat er geen vertekend beeld van misdaad ontstaat in onze maatschappij. Een correcte verslaggeving moet met andere woorden afrekenen met de vele gebreken die de gerechtsverslaggeving wel eens in de schoenen wordt geschoven.

 

De auteur baseerde zich voor haar onderzoek naar de berichtgeving over daders en slachtoffers op 12 exemplaren van Gazet van Antwerpen, De Morgen, De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Belang van Limburg, Het Laatste Nieuws en Het Volk. 223 misdaadartikels werden weerhouden en bestudeerd.       Uit het onderzoek is gebleken dat 1/5 van de totale artikeloppervlakte opgeofferd wordt aan foto’s van daders en slachtoffers en dat 1/5 van de ruimte gaat naar de krantenkoppen. Dat maakt dus dat ongeveer 3/5 van de artikels opgevuld wordt door de eigenlijke berichtgeving. 85 % van de artikels ging over geweldsdelicten, 8 % over vermogensdelicten en 7 % over andere misdrijven. Wat het tijdstip van de berichtgeving betreft, ging 61 % van het totaal aantal berichten over de onderzoeksfase en de rest over de behandeling voor de rechtbank.             

 

Vervolgens heeft Bruyninckx met haar inhoudsanalyse bestudeerd of de privacy van daders en slachtoffers geschonden wordt en op welke manier dit gebeurt. De gegevens die voor daders en slachtoffers geanalyseerd werden, zijn:  naam, geslacht, adres, leeftijd, gezinssituatie, beroep, nationaliteit, foto en vermelding in de krantenkop. Bij het samenbrengen van de resultaten bleek dat de verschillen tussen de dagbladen groot zijn. Zo blijkt dat Gazet Van Antwerpen, meer dan alle andere dagbladen, op bepaalde vlakken de privacy van daders en slachtoffers schendt. De Standaard en De Morgen leggen daarentegen het meest discretie aan de dag. Alle andere kranten situeren zich daar ergens tussenin. De privacy van daders wordt het meest geschonden door vermelding van geslacht (in 92 % van de bestudeerde artikels), zijn vermelding in de krantenkop (61 %), exacte leeftijd (49 %), volledige naam (30 %) en gezinssituatie (28 %). Het minst werd er vermelding gemaakt van zijn volledig adres (0,57 %). Dat is ook het geval bij de slachtoffers. Ook hier wordt het minst vermelding gemaakt van het volledig adres (1,77 %). De top 5 van de slachtoffers bleek verder ongeveer gelijk aan deze van de daders. Deze bestaat immers uit geslacht (98 %), exacte leeftijd (49 %), vermelding in de krantenkop (51 %), gezinssituatie (49 %) en beroep (48 %).

 

Uit  het onderzoek is dus gebleken dat journalisten te weinig rekening houden met de privacy van daders en slachtoffers van misdrijven. Op welke vlakken ze deze schenden, is afhankelijk van de krant waarvoor ze schrijven en van hun persoonlijke schrijfstijl.

 

Klaartje Bruyninckx

Universiteit of Hogeschool
Publicatiejaar
2002
Share this on: