Rusthuis of Rust-thuis? Over de rol van de medisch maatschappelijk werker in de keuze tussen thuiszorg en residentiële zorg.

Mieke De Zutter
Persbericht

Rusthuis of Rust-thuis? Over de rol van de medisch maatschappelijk werker in de keuze tussen thuiszorg en residentiële zorg.

 

Rusthuis of rust-thuis?
 
‘Kiezen is verliezen’, luidt het gezegde. Dagelijks komen mensen voor ontelbaar veel keuzes te staan, zowel in banale dingen als in belangrijke levenskwesties. De titel van dit artikel haalt een voor veel ouderen onvermijdelijk dilemma aan: ‘Verkies ik in de eigen omgeving verzorgd te worden of kies ik voor een opname in een rusthuis?’
 
Het hierboven beschreven dilemma is een hot item, waar gezien de vergrijzing een toenemend aantal senioren mee in aanraking zullen komen. Onrechtstreeks zullen ook steeds meer jongeren hun grootouders voor deze keuze geplaatst zien.

Veelal vormt een opname op de afdeling geriatrie van een ziekenhuis voor ouderen en hun aanverwanten een aanleiding om de thuissituatie te herevalueren. Dat bij een beslissing over de gepaste zorg beter niet over één nacht ijs gegaan wordt, spreekt voor zich. Dit artikel beschrijft in eerste instantie de problemen waarmee iemand in deze situatie geconfronteerd wordt en gaat vervolgens in op de vraag hoe een maatschappelijk werker in een ziekenhuis de betrokkenen in dit proces kan begeleiden.
 
Ten eerste kenmerkt het zorglandschap zich door een wildgroei aan ouderenvoorzieningen. Thuisverpleegkundigen, diensten voor gezinszorg, woonzorgcentra, dagverzorgingscentra, oppasdiensten… zijn slechts enkele voorbeelden. Dit enorme aanbod maakt een totaaloverzicht moeilijk. Zo kennen heel wat mensen het verschil niet tussen een poetsdienst en gezins- en bejaardenhulp.

Voorts legt het dilemma ‘thuiszorg – residentiële zorg’ de breuklijnen in een familie bloot. De senior wenst zo lang mogelijk thuis verzorgd te worden, terwijl de naaste familie voor een opname in een residentiële voorziening opteert.
Clichés over en voorstellingen van de thuiszorg of residentiële zorg spelen hierin een cruciale rol. De hulpbehoevende meent bijvoorbeeld dat de kwaliteit van de zorg in residentiële voorzieningen sterk te wensen over laat en dat enkel het thuismilieu de enige geschikte opvangmogelijkheden biedt. Zijn naaste familieleden daarentegen vinden de zorg voor hem tijdrovend en erg belastend. Dat dit tot conflicten leidt, hoeft geen betoog.
 
Van tel is ten slotte ook het financiële kostenplaatje. Voor heel wat mensen betekent een opname in een rusthuis of woonzorgcentrum een financiële aderlating. Thuiszorg kost meestal minder omdat de kostprijs hiervan veelal berekend wordt op basis van het inkomen van de zorgbehoevende. Dit bezorgt hulpbehoevenden bijgevolg vaak een belangrijk motief om een opname volledig uit te sluiten.

Dit scala aan bovengenoemde factoren kunnen het blikveld van de patiënt en zijn familie vertroebelen, wat de keuze tussen residentiële zorg en thuiszorg allesbehalve gemakkelijk maakt en vaak tot uitstel leidt. De maatschappelijk werker dient de senior en zijn omgeving dan ook zo goed mogelijk te begeleiden.

Dit gebeurt in de eerste plaats door middel van relevante en correcte informatie. De maatschappelijk werker informeert de hulpbehoevende en zijn betrokkenen over de verschillende diensten en schept aldus een overzicht van de bestaande opties. Ook vult hij ontbrekende gegevens aan en corrigeert hij waar nodig onjuiste informatie.
Om deze taken naar behoren uit te voeren beschikt de medisch maatschappelijk werker over kennis van de specifieke dienstverlenende instanties. Een overzicht met onder meer namen, adressen, telefoonnummers en contactpersonen binnen instellingen behoort tot zijn hulpmiddelen.

Adviseren is de volgende stap. De medisch maatschappelijk werker gaat de verschillende hulpverleningsmogelijkheden na en helpt deze te overwegen. Hierbij wijst hij op de mogelijke consequenties van een bepaalde keuze. Tenslotte stelt hij voor hoe de senior of zijn familie het best handelt.
Meestal geeft hij de raad om reeds in te schrijven op een wachtlijst van een voorziening als een rusthuis, ook wanneer dit nog niet aan de orde is. Hiermee hoopt hij te vermijden dat beslissingen tot het laatste moment worden uitgesteld, waardoor in crisissituaties overhaaste keuzes dienen gemaakt.
Indien de hulpverlener weerstand ervaart ten aanzien van een bepaald advies, onderzoekt hij welke motieven aan de basis liggen. Veelal zijn dit de botsende waarden binnen de familie. Om deze beïnvloedende factoren bloot te leggen, geeft de medisch maatschappelijk werker inhoudelijke voorzetten. Enkele mogelijkheden zijn: ‘Welke tegenstrijdige, onbekende verklaringen leven rond de keuze voor thuiszorg of residentiële zorg?’; ‘Hoe voelt de patiënt zich in de huidige situatie?’; ‘Wie heeft er winst of verlies wanneer men kiest voor thuiszorg? En voor residentiële opvang?’
 
In de beroepsactiviteit bemiddelt de professional heel vaak. Er bestaan twee vormen van bemiddeling. In het eerste geval contacteert de maatschappelijk werker een bepaalde dienst of voorziening d.m.v. een brief of een telefoontje. In het tweede geval komt hij tussen bij conflictsituaties tussen ouders en kinderen, en familieleden onderling…

Ten slotte kan de medisch maatschappelijk werker in samenspraak met de patiënt of zijn familie overgaan tot praktische hulpverlening. Dit is een heel concrete hulpverleningsvorm, waarbij het handelen gebeurt met of voor het patiëntsysteem.
In het ziekenhuis betekent dit voornamelijk administratieve ondersteuning. De hulpverlener doet bijvoorbeeld een nieuwe aanvraag voor gezins- en bejaardenhulp.
 
Om zorgbehoevenden en hun naaste familieleden optimaal te begeleiden, dient de maatschappelijk werker over een aantal capaciteiten te beschikken.
Zo wordt van hem verwacht dat hij in staat is kwaliteitsvol te werken onder tijdsdruk. Doordat de ziekenhuizen omwille van financiële redenen het aantal opnamedagen beperken, helpt de medisch maatschappelijk werker meer patiënten in minder tijd. Bijgevolg is hij in staat om samen met de patiënt prioriteiten te stellen over welk facet van de situatie het eerst moet worden aangepakt. Een belangrijke leidraad wordt gevormd door de ernst van de problemen.
De taal van de hulpverlening is een tweede aandachtspunt. De professional houdt rekening met de taal van het patiëntsysteem. Hij vermijdt vakjargon, legt informatie zo eenvoudig mogelijk uit en illustreert deze met voorbeelden.
 
De keuze voor thuiszorg en/of inschrijving op de wachtlijst van een rusthuis is geen evidente zaak.
Veel te vaak stellen mensen deze keuze uit. Wanneer crisissituaties, zoals een onverwachte ziekenhuisopname, hen tot een snelle beslissing dwingt, brengt dit meestal schuldgevoelens of twijfel over de gemaakte keuze met zich mee.
Vandaar het grote belang van een goede professionele ondersteuning.

Bibliografie

 

Literatuurlijst.
 
1. Schriftelijke bronnen
 
CLAES, S., Te jong om oud te zijn? De kracht van ouderen in onze samenleving.
         Leuven, Davidsfonds, 2008, 144 blz.
 
DELTOUR, B., Keuzewijzer tussen thuiszorg en residentiële zorg. Leuven, Garant, 1999,
         87 blz.
 
DE MÖNNINK, H., De gereedschapskist van de maatschappelijk werker. Handboek
         multimethodisch maatschappelijk werk. Maarssen, Elsevier gezondheidszorg,
         2004, 464 blz.
 
DRYDEN, W. en FELTHAM, C., Kortdurende hulpverlening. Een praktische handleiding.
         Baarn, Intro, 1996, 224 blz.
 
HOLSTVOOGD, R., Maatschappelijk werk in kerntaken. Houten, Bohn Stafleu van
         Loghum, 2006, 265 blz.
 
LEIJSEN, M., Gids beroepsethiek. Waarden, rechten en plichten in psychotherapie en
         hulpverlening. Leuven, Acco, 2007, 164 blz.
 
MINUCHIN, S., Gezinsstructuur en therapeutische technieken. Deventer, Van Loghum
         Slaterus, 1983, 341 blz.
 
MINTZBERG, H., Organisatiestructuren. Amsterdam, Pearson education, 2006, 325 blz.
 
OOSTELAAR , D. en WOLFSWINKEL, G., Ouderen in de samenleving. Basisboek voor
         hulp- en dienstverleners. Busum, Couthinho, 2006, 272 blz.
 
RÖGELS, N., Levenslooppsychologie. Soest, Nelissen, 2004, 251 blz.
 
SNELLEN, A., Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk.
         Een eclectisch-integratieve aanpak. Bussum, Coutinho, 2007, 416 blz.
 
SPRUYTTE, N., VAN AUDENHOVE, CH, LAMMERTYN, F. Als je thuis zorgt voor een
         chronisch ziek familielid. Onderzoek over de mantelzorg voor dementerende
         ouderen en voor psychiatrische patiënten. Antwerpen, Garant, 2000, 242 blz.
 
VAN CRAEN, W., Omgaan met anderen. Een communicatiekunst. Leuven, Acco, 2006,
         228 blz.
 
VAN RIET, N. en MINEUR, M.J. Maatschappelijk werk in de intramurale gezondheidszorg.
         Assen, Van Gorcum, 1997, 101 blz.
VLAEMINCK, H., MALFIET, W., SAELENS, S., Social casework in de 21e eeuw. Een
         praktisch handboek voor kwaliteitsvol hulpverlenen. Mechelen, Kluwer, 2002,           254 blz.
 
VVSH-OVERLEG OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT, Leren en werken als
         maatschappelijk assistent. Leuven, Garant, 2001, 111 blz.
 
 
2. Mondelinge bronnen
 
DE BRABANDER, B. en HINDERYCKX, I., Van thuis, naar thuis. Op zoek naar de gepaste
         zorg! Vorming op de stageplaats, 17 maart 2009.
 
PERNEEL, P., (lector), Les patiëntenbegeleiding, Gent, Arteveldehogeschool – opleiding
         sociaal werk – afstudeerrichting maatschappelijk werk, 10 december 2008.
 
 
3. Elektronische bronnen
 
DEBAERE,L., (Luc.DeBaere@ocmwmaldegem.be), Dagprijs woon- en zorgcentra. E-mail
         aan DE ZUTTER, M., (Mieke.dezutter@student.arteveldehs.be), 16 maart 2009.
 
 
EGGERMONT, E., Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek. Advies nr. 15 d.d. 18 februari
         2002 m.b.t. ethische vragen die rijzen bij de impact van de “Minimale Klinische
         Gegevens” (MKG) op het aantal ligdagen van patiënten. Internet, (27 februari
         2009).
         (https://portal.health.fgov.be/pls/portal/docs/PAGE/INTERNET_PG/HOMEPAGE_
         MENU/GEZONDHEIDZORG1_MENU/OVERLEGSTRUCTUREN1_MENU/COMITEES1_
         MENU/BIOETHISCHECOMMISSIE1_MENU/AVIS25_MENU/AVIS25_DOCS/ADVIES
         15-MINIMALE%20KLINISCHE%20GEGEVENS.PDF)
 
KIPS, J., (johan.kips@uz.kuleuven.ac.be), Ligdagen in het ziekenhuis. E-mail aan DE
         ZUTTER, M., (Mieke.dezutter@student.arteveldehs.be) 27 februari 2009.
 
Zorg voor manteldragers van demente patiënten moet verbeteren. Zorgdragers weten
         of voorhand onvoldoende over de impact van de zorg. Internet, 30 juni 2008.
         (http://www.dementie.be/start.asp)
 
Thesaurus zorg en welzijn. Sandwichgeneratie. Internet, (3 februari 2009).
         (http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/sandwichgeneratie.htm)
 
Vlaams Parlement, Vlaams ouderenbeleidsplan 2006 – 2009. Ingediend onder
         coördinatie van mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn,
         Volksgezondheid en Gezin. Internet, zitting 2006 – 2007, 8 mei 2007, 155 blz.
         (http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2006-2007/g1213-1.pdf)
 

Universiteit of Hogeschool
Maatschappelijk werk
Publicatiejaar
2009
Kernwoorden
Share this on: