Van droom naar nachtmerrie: over de utopie en de dystopie.

Ineke Vanobbergen
Persbericht

Van droom naar nachtmerrie: over de utopie en de dystopie.

Gevaarlijke paradijzen

Over de utopie en de dystopie in Nederlandstalige literatuur

 

De wekker gaat af. Het zoemende geluid van de muggen zindert nog na. Slaperig en langzaam strompel je uit bed. Ontbijten. Post uithalen: rekeningen! Koffie opdrinken, want het is al laat. Douchen. Snel! Aankleden en vertrekken. Sneller! File… te laat! STRESS!

 

Dromen we niet allemaal van een ideale wereld? Een plaats zonder stress, armoede of oorlog? Een veilig eiland waar we onbeperkt van het leven kunnen genieten?

Utopische literatuur fantaseert over die ideale wereld. Een dystopie haalt die idealen onderuit. Veel theoretische studies maken een sterk onderscheid tussen de utopie en de dystopie, maar in de praktijk zijn ze niet uit elkaar te houden. Geen enkele roman is enkel het ene of het andere. Een ander misverstand rond utopische literatuur is de associatie met sciencefiction, als iets dat ver van ons bed staat. Toch is deze literatuur veel maatschappijkritischer dan we op het eerste gezicht zouden denken.

 

Het utopische genre lijkt een vaste literatuurlijst te hebben. Utopia van Thomas More en Brave New World van Aldous Huxley staan geboekstaafd als prototypische utopische literatuur, maar ook heel wat andere romans bevatten utopische kenmerken zoals zuiverheid, collectief geluk, overzicht en isolatie. Bovendien beperkt de utopie zich niet tot één genre. Zo maakt Paravion van Hafid Bouazza gebruik van legenden, mythes en sprookjes, terwijl De verwoesting van Hyperion van Hugo Raes sciencefiction is. Auteurs zoals Dirk van Weelden schrijven zelfs over de utopie. Zijn roman, Het middel, een filosofische contemplatie over de ideale wereld, is een genremix.

De prototypische utopie verdwijnt stilaan, maar de utopische kenmerken verspreiden zich over meerdere genres. De utopische dimensie kan bij hedendaagse romans in elk genre aan bod komen en is dus meer dan sciencefiction.

 

De romans van Raes, Bouazza en van Weelden tonen hoe maatschappijkritisch utopische literatuur kan zijn. Ik ga dan ook even op deze voorbeeldromans in.

De verwoesting van Hyperion lijkt een onschuldig sciencefiction verhaal. Slechts een kleine groep mensen overleeft de verwoesting van de aarde en ontwikkelt een eigen hyperbeschaving: Hyperion. Toch geeft de roman heel wat kritiek op ons weterse beschavingsmodel. Het westen is tegen slavernij, maar maakt wel handig gebruik van goedkope werkkrachten uit de armere landen. Hetzelfde gebeurt in Hyperion. De rijke Hyperianen prediken gelijkwaardigheid en vrijheid, maar de ratachtigen rond de stad moeten voor de voedselvoorziening zorgen. Ook onze obsessie met technologie en wetenschap komt aan bod. Hyperion verwezenlijkt de idealen van onze samenleving: onsterfelijkheid van de mens en garantie op gezond en onbeperkt voedsel. De typische kenmerken uit onze maatschappij worden in Hyperion zodanig overdreven dat we er het gevaar van inzien.

 

Het meest opvallende in Paravion is de politieke sneer naar de islam en de houding van dit geloof tegenover vrouwen. Bouazza beschrijft burka’s als “zwarte lijkwaden voor levende vrouwen” (94). Vrouwen worden niet gerespecteerd. Ze zijn zelfs koopwaar, want “over vee en vrouwen valt altijd te onderhandelen” (119). Bovendien mogen ze geen onderwijs volgen en “geen tapijt vliegen”(92): “Het was een gezinstapijt en had een draagcapaciteit voor zeven personen precies, niet meer dan achthonderd kilogram, zoals het label vermeldde, en: buiten bereik houden van water en vrouwen!” (92). Bovendien spot de auteur met het revolutionaire gedachtengoed van sommige moslimbewegingen: “Nog even, zo ging het gerucht in het theehuis, en ook alle kerken zouden moskeeën worden. Het is een kwestie van tijd, zei de tapijtverkoper, die meer met het puntje van zijn sikbaard leek te praten dan met zijn mond. De andere bezoekers knikten” (139). Bouazza maakt zelfs een toespeling op de islam: “Halla! Halla! Paravion is groot en u bent grootmoedig” (219). Ironisch genoeg is Paravion de wereld van het westen en niet die van de moslimwereld, Morea. De inwoners van het arme Morea zien onze westerse maatschappij als een utopische samenleving waar “de grond vruchtbaar en vochtig [is]” (141). Zelfs de bijen zijn er gelukkig (141). Wij weten allemaal dat dit een sprookje is. Ook het rijke westen kampt met heel wat problemen en is dus niet de utopie waar wij allemaal naar verlangen.

 

Het middel speelt zich af in onze maatschappij. De personages lijken op werkelijke mensen met dezelfde frustraties, angsten en verlangens. We leven met een constante dreiging op de achtergrond. Zal er een derde wereldoorlog uitbreken? Hoe loopt het af met het Iraanse atoomprogramma? De verteller toont die dreiging en het onveiligheidsgevoel dat erbij komt kijken, want voor mensen die opgroeiden “tijdens de Koude Oorlog, moet een postnucleaire ramptoestand een vertrouwde voorstelling zijn geweest” (223). Onze samenleving kent een merkwaardige paradox: we leven in een zachte en geweldloze maatschappij, maar daarvoor moet er wel steeds meer controle uitgeoefend worden. Het hoofdpersonage, Victor, voelt zich veilig in een gevangenis, het toppunt van controle-uitoefening: “Redelijkheid als warmte. Dat waardeer ik, juist omdat ik een gevangene ben, een verdachte” (11). Het middel toont onze werkelijke wereld zoals zij is aan de hand van een lichte uitvergroting. Zo wil de utopische sekte, de Enclave, een constant geluk creëeren: “Nooit meer falen, nooit meer teleurstelling, nooit meer wanhoop, nooit meer stommiteiten” (140). Dit utopische verlangen is naïef want “de roes van het enthousiasme heeft zijn waarde en functie alleen als hij wordt afgewisseld door pijn, falen en teleurstelling. Het eindeloos en ongecorrigeerd bestendigen van die roes maakt mensen gevoelloos en de plannen die er uit voortkomen lomp en wreed” (140). Hun plan lijkt dus aanvankelijk utopisch, maar de lezer merkt al snel dat er een keerzijde aan de medaille is. Geluk zal je niet vinden door een andere maatschappij te creëren, want “alle geluk [is] van deze wereld” (162).

 

Het is onmogelijk om deze drie romans als louter utopisch of dystopisch te bestempelen. Net zoals het in onze wereld steeds moeilijker is om uit te maken wie goed of slecht is. Een terrorist handelt uit liefde voor zijn idealen en is in zijn ogen een verzetsstrijder. De westerse beschaving lijkt voor ons dan weer rechtvaardig en correct, maar sommige groepen zien onze ‘verdorven’ maatschappij als een bedreiging.

Onze maatschappij worstelt voortdurend met het concept ‘moraliteit’. De verwoesting van Hyperion, Paravion en Het middel, maar ook andere literatuur uit de 21ste eeuw bespreken morele kwesties en mogelijke utopische oplossingen. Moraliteit kenmerkt zich door perceptie, er is geen uitgesproken vorm van goed of kwaad. Net zoals de zuivere prototypische utopie niet meer vaak voorkomt, is ook het geloof in één andere en betere wereld niet meer van deze tijd. Het geluk ligt in onze eigen wereld, in het hier en nu.

Bibliografie

Bouazza, H. (2004). Paravion. Amsterdam: Prometheus.

 

Raes, H. (1978). De verwoesting van Hyperion. Amsterdam: De Bezige Bij.

 

Van Weelden, D. (2007). Het Middel. Amsterdam: uitgeverij Augustus.

Universiteit of Hogeschool
Master in de Vergelijkende Moderne Letterkunde
Publicatiejaar
2009
Kernwoorden
Share this on: