Antisemitisme in de Belgische Franstalige pers ? Le Peuple, La Libre Belgique en Le Soir in 1938-1940.

Pieter Van Loo
Persbericht

Antisemitisme in de Belgische Franstalige pers ? Le Peuple, La Libre Belgique en Le Soir in 1938-1940.

Pieter Van Loo, Universiteit Antwerpen.

 

Antisemitisme in de Franstalige pers ?

Le Peuple, La Libre Belgique en Le Soir in 1938-1940.

 

 

Abstract

In deze paper werden drie Belgische Franstalige kranten (Le Peuple, La Libre Belgique en Le Soir) getoetst op hun houding ten opzichte van de Joodse kwestie eind jaren dertig (1938-1940). Via dit personderzoek werd er ook een beeld geschetst van de publieke opinie tegenover Joden in Brussel en Wallonië net voor de Tweede Wereldoorlog. Uit het onderzoek bleek dat vooral La Libre Belgique zich veelal negatief uitliet over de Joodse aanwezigheid in België. Hoewel ze nergens actief tot Jodenhaat aanspoorde werd er wel een negatief beeld geschetst van Joden. Le Peuple daarentegen verzette zich sterk tegen het antisemitisme en publiceerde ook zeer veel artikels in deze zin. De lezers van deze krant kregen een positief beeld mee van Joden. Le Soir positioneerde zich tussen beide voornoemde kranten in, ze pleitte voor steun aan Joodse vluchtelingen maar wees ook op het groeiende vreemdelingenprobleem in België.

Algemeen kan gesteld worden dat de Franstalige/Brusselse perceptie over Joden niet echt positief was, de Joodse aanwezigheid werd veelal als negatief ervaren. Deze negatieve beeldvorming zette op zijn beurt de deur open voor actief antisemitisme tijdens Wereldoorlog II.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.     Inleiding

 

De periode tussen de twee wereldoorlogen werd gekenmerkt door instabiliteit: grote economische, politieke en sociale spanningen domineerden deze twee decennia. Gelijktijdig was er ook een zeer sterke stijging van het antisemitisme, en dit over heel Europa. Het komt voor dat de hevigheid van de anti-Joodse gevoelens gekoppeld was aan de economische en politieke conjunctuur: een verslechtering in de economische toestand lijkt verbonden met een verhoging van antisemitische gevoelens onder de bevolking.[1] Ook in België was er gedurende het Interbellum een antisemitische agitatie, vooral door de opkomende rechtse politieke bewegingen. De onderzoeken van Lieven Saerens[2] en Frank Caestecker[3] wezen er al op dat deze antisemitische propaganda een weerslag had op de publieke opinie, latente xenofobe gevoelens sloegen eind jaren ’30 om in antisemitisme. De publieke opinie werd en wordt namelijk voor een groot deel gevormd door de pers, deze zet onderwerpen op de agenda en verwoordt de gedachten van de bevolking hierover. De pers vormt dan ook een zeer goede bron voor het onderzoek naar de publieke opinie op een bepaald moment. Zo is het antisemitisme in Vlaanderen uitvoerig bestudeerd aan de hand van personderzoeken, als voorbeeld hiervoor kan het werk van Lieven Saerens gelden. Ook verschillende licentiaatverhandelingen werden aan de studie van het antisemitisme in de Vlaamse pers gewijd.[4] Daarnaast werd ook de uitgesproken antisemitische pers in het Franstalig landgedeelte van België al onder de loep genomen, bijvoorbeeld ‘Le Pays Reél’ van Rex.[5] De houding van de gematigde pers in Wallonië en Brussel is echter nog een open veld. Frank Caestecker[6] heeft in zijn werk over Joodse vluchtelingen in het Interbellum wel gebruik gemaakt van deze kranten, maar dit werk focuste hier zeker niet op. Het opzet van deze scriptie is dan ook deze lacune op te vullen. In mijn paper zal ik trachten een beeld te schetsen van de houding tegenover Joden in de gematigde Brussels-Waalse pers en dit voor de periode januari 1938 - mei 1940. Dit zal ik doen via een onderzoek van drie kranten: Le Peuple, Le Soir en La Libre Belgique. Elk van deze kranten kan gelieerd worden aan een specifieke zuil of ideologisch-politieke strekking uit het politieke middenveld, daarnaast werden ze vooral in Brussel en Wallonië gelezen.[7] Ze waren bijgevolg representatief voor de publieke opinie in het Franstalig landsgedeelte van België.[8]

Zoals gezegd zal mijn onderzoek de periode januari 1938 - mei 1940 beslagen, dit omdat dit tijdperk gekenmerkt werd door een zeer sterke immigratie van (onder andere) Joden in België. In maart 1938 was er de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland, en in november van datzelfde jaar vond de Kristalnacht plaats. Deze gebeurtenissen deden vele Joden in de door Duitsland bezette gebieden beslissen om veiliger oorden op te zoeken, en België werd hiervoor het transitland bij uitstek. De bedoeling is, om via het krantenonderzoek, een beeld te schetsen over de voorstelling van de Jood in de gematigde Franstalige media. Dit beeld kan dan, met het nodige voorbehoud, als representatief geacht worden voor de publieke opinie tegenover Joden. Dit is belangrijk in de studie naar de achterliggende oorzaken van de Judeocide: zonder een zichtbare groep Joden, waarrond de stereotype voorstelling onder grote lagen van de bevolking aanvaard wordt kan antisemitisme, en de daarmee gepaard gaande excessen, niet of maar zeer moeilijk voet aan de grond krijgen.[9] Saerens toonde aan dat voor Antwerpen de fundamenten voor actief antisemitisme tijdens de Tweede Wereldoorlog al in het Interbellum gelegd werden. De vraag is of dit ook voor Brussel, en bij uitbreiding Wallonië, gold.

 

 

 

 

 

 

 

2.     Algemene context; Antisemitisme en Pers

 

2.1. Antisemitisme

 

Hoewel het antisemitisme tijdens het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog hoge toppen scheerde, en ook de vervolging van Joden een ongekende proportie aannam, werd het uiteraard niet in deze periode uitgevonden. Anti-Joodse gevoelens en propaganda zijn al bekend van in de klassieke Griekse tijd.[10] Ook uit de Hellenistische en de Romeinse periodes zijn anti-Joodse werken bekend. [11]

Het is echter pas vanaf de Middeleeuwen dat het anti-judaïsme[12] in de christelijke wereld wijdverspreid geraakte. De Joden werden door de Christenen namelijk gezien als godmoordenaars: door hun Messias te laten executeren hadden ze zich afgekeerd van God. De Joodse godsdienst was een gedegenereerde religie en alles moest eraan gedaan worden om de aanhangers te bekeren. Deze anti-Joodse gevoelens werden onder andere via pogroms geopenbaard. Buiten deze veelal zeer gewelddadige manifestatievorm was er zeker ook sprake van een passief anti-judaïsme dat dit hele tijdperk overspant. En vooral vanaf 1215 (Vierde Lateraans Concilie) nam ook de Katholieke Kerk een strijdvaardig standpunt in tegen Joden: vanaf toen moesten Joden zich, via hun kleding, duidelijk distantiëren van Christenen.[13] De Kerk probeerde zo de Joden zichtbaar te maken en relaties tussen Christenen en Joden te verhinderen. Deze handelingswijze had grote gevolgen voor de Joden in Europa, het werd bijna onmogelijk voor hen om zich te integreren in de christelijke samenleving zonder hun geloof op te geven. Het gevolg was dat beide bevolkingsgroepen uit elkaar groeiden. Pas vanaf de 18de-19de eeuw zou de behandeling van Joden door de staat veranderen. Vanaf toen werden, onder invloed van de verlichtingsideeën, in vele landen burgerrechten toegekend aan Joden. Tijdens de negentiende eeuw zou de emancipatie van de Joodse gemeenschap dan ook een hoge vlucht kennen.[14] Doordat ze nu actief konden deelnemen aan de samenleving kwamen vele Joden op leidinggevende posities in de politieke en economische wereld terecht.[15] Dit succes kwam gedeeltelijk doordat Joden gedurende een zeer lange tijd aan de rand van de maatschappij stonden, waardoor ze zeer inventief leerden zijn. Zo werden ze pioniers die meestal opereerden in beroepen waar de christelijke bevolking (nog) niet aanwezig was.[16] Dit, relatieve, succes van een deel van de Joodse gemeenschap zou in de negentiende eeuw leiden tot een verhoging van de antisemitische gevoelens onder de bevolking.[17] De anti-Joodse presumpties zouden vooral op economische motieven gestoeld worden, de Joden werden afgerekend op hun eigen succes. Daarnaast was er ook een politieke motivering van het antisemitisme: Joden waren in veel gevallen oververtegenwoordigd in de opkomende socialistische en communistische partijen. Het beeld van de revolutionaire Jood werd gelanceerd: ze zouden via een wereldomvattend netwerk de macht willen grijpen, gebruikmakend van het communisme.[18] Contradictorisch werden Joden ook geassocieerd met de uitwassen van het kapitalisme.[19] We zien het religieuze antisemitische, dat gedurende de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd dominant was, in het laatste kwart van de negentiende eeuw dus evolueren naar een economisch en politiek getint antisemitisme.

 

2.2. Beeld van Joden in de pers

 

Frank Caestecker wees er al op dat in de evolutie van xenofobie naar uitgesproken antisemitisme de pers een belangrijke rol speelde. Zo werden verhalen over oneerlijke handelspraktijken, niet naleven van de sociale en fiscale regels, enz. door Joden breed uitgesmeerd in de pers.[20] Deze agitatie tegen Joden, en meer algemeen vreemdelingen, ging vooral uit van de middenstandsorganisaties die zich tegen bijkomende concurrentie wilden beschermen. Daarnaast werd er ook veel aandacht besteed aan de vluchtelingenstroom uit Duitsland, de link tussen toenemende concurrentie/dalende verkoop en de vluchtelingen (waaronder veel Joden) werd door het grote publiek snel gelegd. Deze ‘Vreemden’ zorgden voor een verstoring van het economische evenwicht in België.

Deze gedachtegang zien we ook terug in de werken van Maxime Steinberg[21], hij stelde daarnaast als één van de eersten ook de houding van de Belgische overheid en bevolking ter discussie. Steinberg sprak in zijn werk over een ‘Antwerpse specificiteit’ in verband met de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog, hij weet dit vooral aan het latente antisemitisme dat aanwezig was in Antwerpen.[22] Lieven Saerens neemt deze stelling over in zijn werk over de Antwerpse Joden.[23] Volgens Saerens speelde de pers een grote rol in deze ‘Antwerpse specificiteit’, vele vooroorlogse publicaties in Antwerpen waren sterk antisemitisch getint en publiceerden geregeld anti-Joodse cartoons of artikels. Lieven Saerens ziet de Antwerpse pers tijdens de jaren dertig ook meer en meer antisemitisch worden.[24] Zelfs gematigde organen lieten zich naar het einde van de jaren dertig vaak zeer anti-Joods uit. De aandacht in de pers voor de Joden beïnvloedde de publieke opinie sterk volgens Saerens.[25]

Een gelijkaardige casus is deze van de Dreyfuss-affaire[26], de voor- en tegenstanders van Dreyfuss verdedigden in de pers hun standpunten (denk aan Zola’s verdediging van Dreyfuss[27]). In de Belgische bladen werd eveneens stelling genomen rond deze zaak en ook hier werden zeer verschillende standpunten ingenomen. Deze posities kunnen meestal gelieerd worden aan de zuil waar de krant toe behoorde. Het onderzoek van Anciaux[28] over deze affaire maakte duidelijk dat deze verschillen ook golden voor Le Peuple, La Libre Belgique en Le Soir. Zij concludeerde dat vooral La Libre Belgique (toen nog La Patriote) meeging in het anti-Dreyfuss kamp. Le Peuple positioneerde zich dan weer eerder in het kamp dat zijn verdediging opnam, dit vooral door te hameren op mogelijke fouten in het dossier. Le Soir bleef zo veel mogelijk neutraal en onthield zich grotendeels van commentaar op dit onderwerp.[29] De vraag is of we deze opdeling veertig jaar later ook nog gaan terugzien. Wel zeker is dat de Dreyfuss-affaire grotendeels in de kranten werd uitgevochten, de pers verwoordde dus de verschillende publieke opinies.

 

3.     Antisemitisme in Le Soir, La Libre Belgique en Le Peuple?

 

3.1. Situering van de onderzochte kranten

 

3.1.1.      Le Soir

 

De krant Le Soir werd in 1887 als een politiek neutraal en gratis dagblad door Emile Rossel gesticht. Het neutrale karakter was zeer belangrijk voor de oprichter, Le Soir zou zich niet laten gebruiken door een bepaalde politieke strekking. In 1888 bedroeg de oplage van de krant reeds 68.000 exemplaren.[30] Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Le Soir niet uitgegeven, maar vanaf 1919 zal deze krant terug verdeeld worden. Vanaf 26 februari van dat jaar werd ook elke dag de ‘Tribune Libre’ op de voorpagina gedrukt, deze rubriek kon door drukkingsgroepen (waaronder politieke partijen) gebruikt worden om hun mening over bepaalde onderwerpen weer te geven.[31] Het politiek neutrale karakter zou voor de eerste keer opgegeven worden in 1937 toen Le Soir ten strijde trok tegen het Rex. Le Soir verzette zich dus op het einde van het Interbellum tegen het opkomende fascisme.

 

3.1.2.      La Libre Belgique

 

In 1884 werd La Patriote door de gebroeders Jourdain opgericht, dit om een katholiek tegengewicht te vormen tegen de liberale kranten die toen het perslandschap domineerden. La Patriote verscheen ook tijdens de Eerste Wereldoorlog, in een clandestiene versie onder de naam La Libre Belgique. Na de oorlog werd beslist deze naam te behouden. Deze krant had een duidelijk Christendemocratisch profiel en kan gezien worden als de spreekbuis van de Franstalige katholieken.

 

3.1.3.      Le Peuple

 

De eerste uitgave van Le Peuple gebeurde op 12 december 1885 in Brussel. Deze krant beoogde een Franstalige versie van de Vooruit te worden, maar door haar precaire financiële situatie duurde het lang voor ze even groot werd. Ze werd wel van in het begin gesteund door invloedrijke personen, zo schonk Emile Zola de rechten van zijn vervolgverhaal op ‘Germinal’ aan Le Peuple.[32] Na de eeuwwisseling zou Le Peuple onder leiding van Louis de Brouckère een steile opgang kennen, met een oplage van 130.000 exemplaren in 1913. Na de Eerste Wereldoorlog zou de oplage gestaag dalen, zelfs een verplichting voor leden van de BWP-POB om een abonnement te nemen op of de Vooruit of Le Peuple kon het tij niet keren. Toch was ze, met een oplage van 70.000 exemplaren, in 1939 nog de vierde Franstalige krant van België.

 

3.2. Antisemitisme?

 

In de volgende hoofdstukken zal de houding ten opzichte van de Joodse kwestie van de drie voornoemde kranten onderzocht worden aan de hand van twee belangrijke gebeurtenissen in 1938 en 1939: de Kristalnacht en de aankomst van de Sint-Louis in Antwerpen. Deze momenten zijn uitgekozen daar ze een overvloed aan artikels met betrekking tot de Joodse kwestie voortbrachten en er dus zo een goed beeld van de respectievelijke houding van elke krant geschetst kan worden.[33]

 

3.2.1        De Kristalnacht

 

Op 9 november 1938 werd in Parijs Ernst Von Rath, derde secretaris op de Duitse ambassade, vermoord door Herschel Grynszpan. Laatstgenoemde wilde de Duitse ambassadeur doden als represaille voor de behandeling van de Joodse gemeenschap in Duitsland. Deze gebeurtenis werd door de Duitse overheid aangegrepen om een landelijke pogrom te laten plaatsvinden. Tijdens de nacht van 9 op 10 november 1938 werden over heel Duitsland 267 synagogen en ongeveer 7.500 Joodse winkels en bedrijven vernield. Ook verloren 92 Joden het leven tijdens deze gewelddaden. De kristalnacht werd sterk becommentarieerd in de Belgische pers, en ook in de drie onderzochte kranten verschenen tijdens heel de maand november verschillende stukken over deze gebeurtenis. Alle drie de kranten wezen de gewelddaden af, de hevigheid waarmee ze dit deden en de manier waarop verschilden wel sterk.

 

De eerste krant die gewag maakte van de agressie tegenover de Joden was Le Peuple, in twee artikels op 10 november werd de vernieling van een synagoge vermeld. Ook werd er getwijfeld aan de spontaniteit van de anti-Joodse gewelddaden. Op 11 november ageerden ook La Libre Belgique en Le Soir tegen de pogrom in Duitsland, bovendien publiceerde Le Peuple meer details over de gebeurtenissen. Vanaf deze datum zouden in alle drie de kranten aparte rubrieken worden gecreëerd waarin het nieuws over de Kristalnacht en zijn gevolgen gegroepeerd werd. De eerste week na de Kristalnacht werden vooral de onmiddellijke gevolgen becommentarieerd, alle kranten waren het eens in hun afwijzing van het geweld. De vernielingen werden barbaars genoemd en de Duitse overheid werd met de vinger gewezen. Na de eerste schok, begonnen de kranten de gebeurtenissen ook te duiden in opiniestukken, zo verscheen op 17 november een artikel in La Libre Belgique waarin de maatregelen tegen de Joden[34] werden uitgelegd. De auteur noemde deze een regelrechte plundering. Een dag eerder verscheen in Le Peuple een opiniestuk van Arthur Wauters[35] waarin ook hij de behandeling van de Joden aan de kaak stelde. De zuivering van de Joden uit het economisch leven had als gevolg dat incompetente mensen hun plek innamen volgens Wauters. Ook Le Soir sprak zich op 16 november uit tegen het Duitse antisemitisch beleid. In een opiniestuk dat op de eerste pagina verscheen legde ze de schuld van de aanslag op Von Rath bij de Duitsers, hun slechte behandeling van de Joodse gemeenschap en de vele uitwijzingen van Joden hadden Grynszpan tot deze daad gedreven. Daarnaast stond er op de derde pagina nog een artikel van de hand van Roland de Mares, buitenlandspecialist van Le Soir. Hierin stelde hij dat het vervolgen van een gans volk voor de daad van één persoon onbegrijpelijk was.

La Libre Belgique behield een reserve bij de afkeuring van de antisemitische maatregelen, op 21 november schreef Paul Struye[36] dat er maatregelen nodig waren om het autochtone element in de samenleving te beschermen tegen de Joodse dominantie, maar een algemene uitsluiting van Joden ging echter ook voor hem te ver. Toch is ook hier La Libre Belgique weer zeer tweeslachtig in haar berichtgeving. Door te wijzen op de, vermeende, dominante positie van de Joden in Duitsland speelde ze in op de anti-Joodse gevoelens.

Bij Le Soir en Le Peuple vinden we deze voorbehouden niet terug. Zo verschenen op 21 en 22 november twee opiniestukken op de voorpagina van Le Soir waarin werd afgerekend met het antisemitisme. In het stuk van 21 november werden alle soorten antisemitisme uitgelegd en weerlegd, de stereotype voorstelling van de Jood werd onderuit gehaald. In het stuk van Roland de Mares op 22 november werd het antisemitisme als politiek middel dom genoemd, hierdoor liep Duitsland onder andere heel wat economische mogelijkheden mis. Niet toevallig viel deze toename in de stellingname rond de ‘Joodse kwestie’ samen met een Kamerdebat over de vluchtelingenkwestie, op 22 november werd in de kamer besproken hoe België zou omgaan met de vluchtelingenstroom uit Duitsland. De kranten Le Soir en Le Peuple zagen hun ideeën verwezenlijkt worden: vluchtelingen zouden niet meer worden teruggestuurd naar Duitsland en er zou meer geld vrijgemaakt worden voor de hulp aan deze mensen. Op 28 november publiceerde La Libre Belgique een kritiek op deze beslissingen, België zat volgens La Libre (en de Katholieke partij) vol, een grote influx van vluchtelingen moest dus ten allen tijde vermeden worden. Wel moesten, en daarmee sloot La Libre Belgique zich bij de twee andere kranten aan, de uitwijzingen naar Duitsland stoppen. De stelling van La Libre Belgique, dat België geen vluchtelingen meer kon opnemen, werd al onmiddellijk in Le Peuple ontkracht. Op 29 november verscheen een artikel waarin Isabelle Blume[37] stelde dat België wel de mogelijkheden had om vele vluchtelingen op te nemen, ze maakte de vergelijking met de Eerste Wereldoorlog toen meer dan één miljoen Belgen naar Nederland vluchtten. Wel moest er volgens haar een internationale oplossing gevonden worden voor het vluchtelingenprobleem, maar dit verhinderde België niet deze mensen op te nemen. Louis de Brouckère sloot zich, in een opiniestuk in Le Soir, aan bij deze stelling. Hij hekelde ook de publieke opinie, vele mensen interesseerden zich al niet meer in het leed van de Joden.[38] Ook Louise Coens sprak zich in Le Soir uit over de gruwelijkheid van het Duitse antisemitisme en dit op 13 december. Zij bracht ook het lot van de Joden in de concentratiekampen onder de aandacht. Wel verscheen op 20 december in Le Soir een opiniestuk dat de visie van La Libre Belgique steunde, de Joden vormden een oneerlijke concurrentie voor de autochtone bevolking en België kon hen niet allen opnemen.

 

Eind december veranderde La Libre Belgique duidelijk van toon, tot dan had ook deze krant de verdediging van de Joden op zich genomen, zij het dan altijd met een zekere reserve. Eind 1938 zouden er enkele artikelen verschijnen die eerder antisemitisch kunnen genoemd worden. Zo bijvoorbeeld het artikel dat op 14 december verscheen op de voorpagina. Hierin werden alle vooroordelen die mensen over Joden hadden uitgelegd en bevestigd. Zo zouden ze zich niet aanpassen, in een gesloten economisch bestel leven, weigeren de nationale wetgevingen te respecteren en de leidende klasse infiltreren. Hun internationale structuur en macht zou hen ook de mogelijkheid geven in elk land druk uit te oefenen zodat ze ongehinderd hun gang konden gaan. In een vervolgartikel dat de dag erna verscheen werd de schuld voor het toenemende antisemitisme bij de Joden zelf gelegd. Zij moesten er beter voor zorgen dat hun aanwezigheid op een aanvaardbaar niveau bleef, anders zou er een ‘indigestie’ van komen. Op 17 december verscheen een tweede vervolgartikel met de titel; ‘Les étrangers en Belgique, que faire?’. Hierin werd een verstrenging van de immigratieregels voorgesteld: politieke vluchtelingen mochten nooit permanente verblijfsvergunningen krijgen en economische vluchtelingen moesten worden geweerd, laat dit nu de twee statuten zijn waar de Joden onder vielen. In dit stuk werden ook Huysmans en de Brouckère zwart gemaakt voor hun pleidooien ten voordele van een open grenzenbeleid. Op 19 december verscheen dan weer een cartoon in La Libre Belgique waarop een Jood te zien was die de grens probeerde over te steken, deze Jood was zeer karikaturaal getekend. Deze drie artikelen pasten in een reeks van La Libre Belgique over het vreemdelingenprobleem, het beeld van de Jood dat hier geschetst werd kan bezwaarlijk positief genoemd worden.

Le Peuple bleef, in tegenstelling tot La Libre Belgique, ver weg van anti-Joodse uitspraken. Zo verscheen op 17 december bijvoorbeeld nog een verdediging van de immigranten in België. Volgens Le Peuple, gebruikmakend van statistieken, waren de meeste buitenlanders Nederlanders en Fransen en was het percentage van 4% buitenlanders in België niet eens zo hoog. Ook op 27 december werd er in Le Peuple tegen het antisemitisme geageerd.

 

3.3.2. Aankomst van de Sint-Louis

 

Vanaf juni kwam de vluchtelingenproblematiek, en daarmee ook de Joodse kwestie, weer volop in de aandacht. Vooral het lot van de Joden die in schepen op de zeeën ronddoolden beroerde de pers, met als hoogtepunt de aankomst van de Sint-Louis in Antwerpen.

In La Libre Belgique en Le Peuple verscheen het eerste bericht over deze vluchtelingenschepen op 2 juni, in Le Soir op 3 juni.[39] Het ging hier over korte berichten, zonder verdere commentaar. Vanaf 3 juni zou vooral het lot van de Sint-Louis[40] de aandacht trekken, alle kranten gaan haar parcours volgen. Van 2 tot 14 juni zouden ze quasi elke dag een bericht over dit schip brengen, deze berichten waren meestal zeer zakelijk van toon. Uit alle artikels sprak een zeker medelijden met deze Joden, toch werd in geen enkele krant een echte opinie gegeven over de kwestie. Op 14 juni zou dit veranderen: toen besliste België, in samenspraak met Nederland, Frankrijk en Groot-Brittanië om de vluchtelingen op de Sint-Louis tijdelijk asiel te verlenen. Op 17 juni kwam de Sint-Louis aan in de haven van Antwerpen en elk van de kranten had een reporter ter plaatse om de aankomst te verslagen. Deze berichtgeving was desalniettemin zeer verschillend.

 

La Libre Belgique plaatste haar artikel over de aankomst op de derde pagina.[41] In dit artikel legde de reporter eerst de reisweg van de Joden uit, daarna ging hij in op de levensomstandigheden aan boord. Volgens hem waren die zeer luxueus, hij concludeerde dat het hier om zeer rijke Joden ging. Opmerkelijk is ook dat dit artikel gebracht werd onder de titel ‘Le cargo mixte “Saint-Louis”, chargé de 900 Juifs errants [eigen onderlijning], accoste à Anvers.’ Deze bewoording refereerde naar de ‘Juif errant’-legende, waarin de Joden veroordeeld zijn om over de aarde te dolen tot de tweede komst van Christus.[42]

De berichtgeving in Le Soir en Le Peuple[43] was fundamenteel anders dan deze in La Libre Belgique. Le Soir en Le Peuple berichtten over het einde van de ‘calvaire’ van de vluchtelingen. Voor de rest bleef Le Soir op de vlakte, ze berichtte over de aankomst en de gebeurtenissen die hierbij gepaard gingen zonder een mening te geven. De reporter probeerde objectief weer te geven wat hij zag. Opmerkelijk was wel dat Le Soir het, in een artikel op 15 juni, waarschijnlijk (semblent) achtte dat de Joden in een concentratiekamp zouden terecht komen als ze terug naar Duitsland gebracht werden. Le Peuple daarentegen liet wel een duidelijke mening blijken in haar artikel. Men had het uitvoerig over het feit dat deze mensen gered waren van de concentratiekampen, hun toekomst zag er goed uit. De reporter liet zich ook in superlatieve termen uit over de blijheid van de mensen aan boord. Er werd niet over de status van de opvarenden of over de staat van het schip geschreven. Opmerkelijk was een artikel van 26 juli, hierin werd de houding van La Libre Belgique bij de ontscheping van de Sint-Louis gehekeld. Ook het feit dat katholieke liefdadigheidsorganisaties maar zeer beperkt de Joodse vluchtelingen hielpen stuitte Le Peuple tegen de borst.

Aansluitend op de berichtgeving rond de Sint-Louis verscheen op 20 juni een artikel in La Libre over de toestroom van Joden in België, dit naar aanleiding van een rapport dat in de Kamer was neergelegd over de vreemdelingenkwestie. Volgens de krant moesten er ‘energetische maatregelen’ genomen worden tegen deze overrompeling. Le Soir berichtte hier ook over, echter wel veel korter en zeer afstandelijk. In La Libre Belgique werd het idee van een immigratiestop zeer uitvoerig besproken, in Le Soir werd enkel gezegd dat er een rapport in die zin was opgesteld. Le Peuple rapporteerde niet over dit document.

In juli verschenen nog verschillende artikeltjes over de omzwervingen van vluchtelingenschepen. Deze berichten vonden we vooral prominent terug in Le Soir.[44]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.     Besluit

 

Het is moeilijk om een duidelijk beeld te krijgen in verband met de houding van de drie onderzochte kranten over Joden. Dit komt enerzijds door het beperkte opzet van dit onderzoek, we hebben niet de specifieke samenstelling van de redacties noch de eventuele verslagen van redactievergaderingen bestudeerd. Anderzijds spraken, binnen dezelfde krant, artikels elkaar vaak tegen en verschilde de houding tegenover Joden ook in tijd en naar gelang het onderwerp. Toch hebben we getracht voor elke krant een beeld te schetsen van haar houding ten opzicht van de Jodenproblematiek eind jaren dertig.

Het gevoerde onderzoek toonde, algemeen gezien, aan dat de drie kranten zich distantieerden van actief antisemitisme. Nergens werd echt geageerd tegen Joden, de antisemitische maatregelen in bijvoorbeeld Duitsland werden in alle onderzochte kranten altijd sterk afgekeurd. Wel kan gesproken worden van een passief antisemitisme in twee van de drie onderzochte kranten; La Libre Belgique en in minder mate Le Soir. Deze kranten gingen in bepaalde gevallen mee in de stereotype voorstelling van Joden, en creëerden zo een klimaat waarin antisemitisme gemakkelijk wortel kon schieten. Met name La Libre Belgique zondigde hiertegen, vooral eind 1938 en in de loop van 1939. Daar ze nergens voluit tegen Joden ageerde kan betwijfeld worden of dit door antisemitisme ingegeven was. Deze meer anti-Joodse houding lijkt eerder een gevolg te zijn van een xenofobe visie op de maatschappij. De anti-Joodse artikels pasten namelijk meestal in het meer algemenere vreemdelingenvraagstuk. Ook de katholieke achtergrond van La Libre Belgique speelde mee, Saerens toonde al aan dat gelovigen veel vatbaarder waren voor antisemitische vooroordelen. Slechts één echt antisemitisch stuk viel te bespeuren in de onderzochte periode van twee en een half jaar, namelijk een artikel van 14 december 1938. Hierin werden alle vooroordelen in verband met Joden op een systematische manier bevestigd. Toch moet nog genuanceerd worden, dit artikel riep niet op tot speciale acties tegenover Joden. Wel maakte het de weg vrij voor deze maatregelen.

Le Soir hanteerde een meer afstandelijke houding, dit valt mede te verklaren door haar neutrale houding. Le Soir beperkte zich vaak tot het weergeven van de persagentschapberichten zonder zich uit te spreken over de grond van de zaak. De enige plek waar Le Soir echt een mening liet blijken was in de selectie van de opiniestukken die werden gepubliceerd. Hoewel vele van deze artikels een provreemdelingen standpunt innamen verhinderde dit echter niet de publicatie van enkele zeer kritische stukken over Joden. De lezer van Le Soir kreeg dus geen duidelijk beeld over Joden mee. Toch overheerste, via de publicaties van enkele bijdrages waarin het verband tussen het communisme en het Jodendom gelegd werd, een anti-Joodse houding. De bevestiging van een cliché blijft nu eenmaal langer hangen dan de afkeuring hiervan.

In de artikels die specifiek over Joden gingen kunnen we een constante zien in de twee bovenvermelde kranten, Joden werden als economisch onwenselijk beschouwd en ook de connectie tussen Jodendom en communisme werd zeer vaak gelegd. Het verschil tussen Le Soir en La Libre Belgique bestond erin dat in La Libre Joden consequent als onwenselijk beschouwd werden, Le Soir maakte hierover in enkele artikels een sterk voorbehoud.

Le Peuple, als socialistische krant, nam onverminderd de verdediging van de Joden op zich. Nergens vinden we in de onderzochte periode anti-Joodse standpunten weer, integendeel zelfs. Wel werden er enkele stukken gepubliceerd die het vreemdelingenvraagstuk aanhaalden en hier negatief over berichtten, maar ook in deze stukken werden Joden niet negatief besproken. Le Peuple publiceerde zelfs meerdere stukken ter hunner verdediging, en ging meermaals in tegen de tweeslachtige houding van La Libre Belgique. De lezers van Le Peuple kregen dus een positief beeld mee van de Joden en meer algemeen van vreemdelingen. Deze houding valt mede te verklaren door het Internationalistische gedachtegoed dat Le Peuple hanteerde. Ook de invloed van de Brouckère en Delsinne kan niet onderschat worden, in de stukken die zij schreven werd elke keer opnieuw geijverd voor een menselijk en open beleid inzake vluchtelingen die in België hun heil zochten.

 

Het lijkt er dus op dat in de Franstalige Belgische media de katholieken het voortouw namen in de negatieve berichtgeving over Joden, de studie van Saerens wees uit dat dit ook gold voor de Antwerpse kranten. De socialistische media onthielden zich van enig antisemitisme, evenzeer was het in Antwerpen de Volksgazet die zich kantte tegen het opkomende antisemitisme. Het beeld dat van de Joden geschetst werd was echter vaak niet rooskleurig: ze respecteerden de Belgische wetten niet, vormden een oneerlijke concurrentie en waren sterk verbonden met het communisme en/of kapitalisme. Ook in Brussel was er, via de media, een duidelijk beeld geschetst van ‘De Jood’. De vooroordelen tegenover Joden werden veelal bevestigd. De voorwaarden voor actief antisemitisme, zoals gesteld door Van Arkel[45], waren dus ook in Brussel voorhanden. De positieve houding van Le Peuple kan als een achterhoedegevecht gezien worden, zij probeerden via een aantal artikelen waarin deze vooroordelen weerlegd werden de bevolking duidelijk te maken dat dit clichés waren die niet klopten. Het feit dat Le Peuple zich geroepen voelde om deze vooroordelen te weerleggen betekende dat ze ook in Franstalig België wijdverspreid waren. De beeldvorming over Joden was dus ongeveer hetzelfde in de twee landsgedeelten van België, ook in Brussel en Wallonië werd de Joodse gemeenschap overwegend negatief beoordeeld. Bijgevolg waren ook hier de elementen aanwezig om tijdens de Tweede Wereldoorlog een anti-Joodse houding te verwachten bij de bevolking.

 

[1] Caron, V., ‘The Antisemitic Revival in France in the 1930s: The Socioeconomic Dimension Reconsidered’, The Journal of Modern History, Vol. 70, 1998, p 24-73, p. 27 en Leon Delsinne, ‘Contre la Propagande Antisémite’, Le Peuple, 16 maart 1940.

[2] Lieven Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad, Een Geschiedenis Van Antwerpen En Zijn Joodse Bevolking (1880-1944), Tielt, Lannoo, 2000 en Lieven Saerens, “De Belgische publieke opinie tegenover de Joden (1933-1940)”, Spiegel Historiael, 5, 1986.

[3] Frank Caestecker, Ongewenste Gasten, Joodse vluchtelingen en migranten in de dertiger jaren, VubPress, Brussel, 1993.

[4]O. a. Veerle Maresceau, "De Voorstelling Van De Jood : Een Historische Benadering Met Bijzondere Nadruk Op De Karikatuur Van De Jood in De Uitgesproken Antisemitische Vlaamse Pers 1933-1940", Onuitgegeven Licentiaatverhandeling, Universiteit Gent, 1999.

[5] O.a. Jasmine Verbeke, “Le Pays Réel à l'égard de l'antisemitisme. Faut-il chasser les Juifs? : de pers van Rex ten aanzien van de Joden (1936-1944)”, onuitgegeven Licentiaatverhandeling, Universiteit Gent, 2003.

[6] Frank Caestecker, Ongewenste Gasten.

[7] Zo werd Le Peuple in Brussel uitgegeven met een oplage die van 40.000 (1919) naar 70.000 (1939) stuks per dag ging. Els De Bens, De Pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers. Gisteren, Vandaag en Morgen, Tielt, Lannoo, 2001, p. 43 en Michel Oukhow, ‘Pers en Propaganda 1914-1946’, in: Geschiedenis van de Socialistische Arbeidersbeweging, Antwerpen, Ontwikkeling, 1960, p. 548.

[8] Deze drie kranten werden onder meer al gebruikt door Chantal Anciaux in haar onderzoek naar de perceptie van de Dreyfuss-affaire in de Brusselse pers. Chantal Anciaux, ‘La perception de l’arrestation de Dreyfuss dans la presse Bruxelloise de l’époque’, Bulletin trimestriel de la Fondation Auschwitz, n. 16, 1987, p 47- 54.

[9] Dirk Van Arkel, “Antisemitism in Austria”, onuitgegeven doctoraatverhandeling, Universiteit Leiden, 1966, p. XII-XIII.

[10] Pieter van der Horst, De Mythe van het Joodse kannibalisme, Den Haag, CIDI, 2006, p. 13-14.

[11] van der Horst, De Mythe van het Joodse kannibalisme, p. 26 en p. 31.

[12] Niet te verwarren met antisemitisme, waarin het raciale centraal staat. In het anti-judaïsme wordt de Joodse godsdienst bestreden.

[13] In sommige gebieden onder meer via een gele davidster. Maresceau, "De Voorstelling Van De Jood”, p. 16.

[14] C. Van Andel, Jodenhaat en Jodenangst, over meer dan twintig eeuwen antisemitisme, Amersfoort, De Horstink, 1983, p. 94-101.

[15] Perry en Schweitzer, Antisemitism Myth and Hate from Antiquity to the Present, New York, Palgrave Macmillan, 2002, p. 134-135.

[16] Perry en Schweitzer, Antisemitism, p. 143-148.

[17] Van Andel, Jodenhaat en Jodenangst, p. 101-107.

[18] Albert Lindemann, Anti-Semitism before the Holocaust, Harlow, Pearson, 2000, p. 79-80.

[19] Perry en Schweitzer, Antisemitism, p. 119-120 en Van Andel, Jodenhaat en Jodenangst, p. 117 en Van Arkel, “Antisemitism in Austria”, p. VI-VII.

[20] Caestecker, Ongewenste Gasten, p. 149-170 en Taschereau, ‘L’immigration à Bruxelles dans les années trente’, p. 37-41.

[21] Maxime Steinberg, L’Etoile et le Fusil ; la question juive. 1940-1944.

[22] Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad, p. XXXVIII.

[23] Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad.

[24] Deze stelling wordt wel voor een deel tegengesproken door het onderzoek van Lieve Wouters. Haar lezing van de Antwerpse krant ‘De Dag’ toonde aan dat er in deze krant geen sprake van antisemitisme was. Dus zeker niet de volledige Antwerpse pers was in de jaren dertig antisemitisch gekleurd. Lieve Wouters , “Nieuws over het Antwerpen van de jaren ’30: Het dagblad De Dag (1934-1944) op Duitsgezindheid en antisemitisme getest.”, Driemaandelijks Tijdschrift van de Stichting Auschwitz, nr. 60, 1998, p. 37-45, p. 43-45.

[25] Saerens, “De Belgische publieke opinie tegenover de Joden (1933-1940)”, p. 251.

[26] Een Frans-Joods officier werd beschuldigd, en later veroordeeld op verdenking van spionage voor Duitsland. Later werd deze veroordeling vernietigd en werd duidelijk dat de bewijzen tegen hem vervalst waren.

[27] Émile Zola, ‘J’accuse’, L’Aurore, 13 januari 1898.

[28] Anciaux, ‘La perception de l’arrestation de Dreyfuss’.

[29] Anciaux, ‘La perception de l’arrestation de Dreyfuss’, p. 54.

[30] De Bens, De Pers in België, p. 384.

[31] Idem.

[32] De Bens, De Pers in België, p. 399.

[33] De volledige bespreking van de houding tegenover Joden van de verschillende kranten kan gevonden worden in de Masterthesis.

[34] Zo moest de Joodse gemeenschap een schadevergoeding van 1 miljard Duitse Mark betalen aan de Duitse staat als compensatie voor de dood van Von Rath.

[35] Socialistisch boegbeeld, tussen 1937 en 1939 minister van volksgezondheid. Tussen 1929 en 1937 politiek directeur van Le Peuple.

[36] Katholiek gemeenteraadslid in Elsene. Na de Tweede Wereldoorlog senator, voorzitter van de senaat en minister van Justitie voor de CVP-PSC.

[37] Socialistisch volksvertegenwoordigster van 1936 tot 1954.

[38] Le Soir, 3 december 1938, p. 1, zie bijlage 29.

[39] Le Soir had wel al op 22 mei 1939 in een artikel de situatie aangeklaagd van de Joden die probeerden naar Palestina te verhuizen, hierin werd kort ook de hachelijke reisomstandigheden aangekaart.

[40] De Sint-Louis was een Duitse trans-Atlantische passagiersschip. 931 Duitse Joden zaten vast op dit schip nadat Cuba hun visa had ingetrokken bij aankomst in Havanna. Uiteindelijk zouden België, Nederland, Frankrijk en Groot-Brittanië deze mensen asiel verlenen. Caestecker, Ongewenste Gasten, p. 245-251.

[41] La Libre Belgique, 18 juni 1939, p. 3.

[42] Perry en Schweitzer, Antisemitism, p. 78.

[43] Le Soir, 18 en 19 juni 1939 en Le Peuple, 18 juni 1939.

[44] Onder andere op 27 en 30 juni en op 8 en 19 juli 1939.

[45] Van Arkel, “Antisemitism in Austria”, p. XI-XII.

 

 

Bibliografie

Primaire bronnen

-          Le Soir, 1938-1940, Archief van de stad Brussel, digitaal.

-          La Libre Belgique, 1938-1939, Archief van de stad Brussel, papier.

-          La Libre Belgique, 1940, Koninklijke Bibliotheek Albert I, microfilm.

-          Le Peuple, 1938-1940, Archief van de stad Brussel, papier.

 

 

Secundaire bronnen

 

 

-          Abicht, Ludo, De Joden van België, Antwerpen, Atlas, 1994.

 

-          Anciaux, Chantal, ‘La perception de l’arrestation de Dreyfuss dans la presse Bruxelloise de l’époque’, Bulletin trimestriel de la Fondation Auschwitz, n. 16, 1987, p 47- 54.

 

-          Almog, Shmuel (red.), Antisemitism through the ages, Oxford, Pergamon Press, 1988.

 

-          Caestecker, Frank, Ongewenste Gasten. Joodse Vluchtelingen En Migranten in De Dertiger Jaren in België, Brussel, VUBPress, 1993.

 

-          Caron, V., ‘The Antisemitic Revival in France in the 1930s: The Socioeconomic Dimension Reconsidered’, The Journal of Modern History, Vol. 70, 1998, p 24-73.

 

-          De Bens, Els, De Pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers. Gisteren, Vandaag en Morgen, Tielt, Lannoo, 2001.

 

-          Dewever, Pieter, De Joden in België, Tienen, Aqua Fortis, 2004.

 

-          Lindemann, Albert, Anti-Semitism before the Holocaust, Harlow, Pearson, 2000.

 

-          Maresceau, Veerle, "De Voorstelling Van De Jood: Een Historische Benadering Met Bijzondere Nadruk Op De Karikatuur Van De Jood in De Uitgesproken Antisemitische Vlaamse Pers 1933-1940", Onuitgegeven Licentiaatverhandeling, Universiteit Gent, 1999.

 

-          Meir, Ephraïm, ‘The role of antisemitism in the pre-war rexist movement’, Bulletin trimestriel de la Fondation Auschwitz, n. 16, 1987, p 16- 32.

 

-          Oukhow, Michel, ‘Pers en Propaganda 1914-1946’, in : Geschiedenis van de Socialistische Arbeidersbeweging, Antwerpen, Ontwikkeling, 1960.

 

-          Patai, Raphael en Patai, Jennifer, The myth of the Jewish race, Detroit, Wayne State University Press, 1989.

 

-          Perry, Marvin en Schweitzer, Frederick, Antisemitism. Myth and Hate from Antiquity to the Present, New York, Palgrave Macmillan, 2002.

 

-          Perry, Marvin en Schweitzer, Frederick (red.), Jewish-Christian encounters over the centuries. Symbiosis, Prejudice, Holocaust, Dialogue, New York, Peter Lang, 1994.

 

-          Poliakov, Léon, The history of Anti-Semitism, Volume III: From Voltaire to Wagner, London, Routledge, 1975.

 

-          Prazan, Michaël, L’écriture génocidaire, l’antisemitisme en style et en discours, Paris, Calmann-Lévy, 2005.

 

-          Saerens, Lieven, "De Houding Van De Belgische Katholieken Tegenover De Joden", Trajecta 15, no. 1-2, 2006, p. 76-92.

 

-          Saerens, Lieven, "De Jodenvervolging in België in Cijfers", Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 17, 2006, p. 199-236.

 

-          Saerens, Lieven, "Dossier Brussel En De Joodse Kwestie. Inleiding", Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 12, 2003, p. 125-138.

 

-          Saerens, Lieven, Vreemdelingen in Een Wereldstad. Een Geschiedenis Van Antwerpen En Zijn Joodse Bevolking (1880-1944), Tielt, Lannoo, 2000.

 

-          Saerens, Lieven, ‘Antisemitisme’, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, CD-Rom.

 

-          Saerens, Lieven, “De Belgische publieke opinie tegenover de Joden (1933-1940)”, Spiegel Historiael, 5, 1986, p. 245-251.

 

-          Sand, Shlomo, Comment le peuple Juif fut inventé, Paris, Fayard, 2008.

 

-          Schreiber, Jean-Phillipe, "L'accueil De Réfugiés Juifs Du Reich En Belgique. Mars 1933- Septembre 1939: Le Comité D'aide Et D'assistance Aux Victimes De L'antisemitisme En Allemagne", Bijdragen tot de Eigentijdse herinnering, 3, 2001, p. 23-71.

 

-          Taschereau, Sylvie, ‘L’immigration à Bruxelles dans les années trente. Le cas particulier des commerçants étrangers’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 9, 2001, p. 7-62.

 

-          Van Andel, C., Jodenhaat en Jodenangst, over meer dan twintig eeuwen antisemitisme, Amersfoort, De Horstink, 1983.

 

-          Van Arkel, Dirk, “Antisemitism in Austria”, onuitgegeven doctoraatverhandeling, Universiteit Leiden, 1966.

 

-          Van de Kauter, Gerd, “Bijdrage tot de studie van de Belgische publieke opinie tegenover de Duitse dreiging in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Een status quaestionis van het onderzoek naar berichtgeving in de Nederlandstalige dagbladpers in België ten opzichte van de evolutie van de Duitse dreiging tijdens de jaren 1933- 1939 aangevuld met nieuw onderzoek naar ‘De Courant’”, Onuitgegeven Masterscriptie, Universiteit Gent, 2008.

 

-          Van Doorslaer, Rudi (ed.), Les Juifs De Belgique. De L'immigration Au Génocide (1925-1945), Bruxelles, 1994.

 

-          Van Dijk, Teun, Minderheden in de media, een analyse van de berichtgeving over etnische minderheden in de dagbladpers, Amsterdam, SUA, 1983.

 

-          van der Heide, A., Jodendom, Kampen, Kok, 2008.

 

-          van der Horst, Pieter, De mythe van het joodse kannibalisme, Den Haag, CIDI, 2006.

 

-          Van Goethem, Herman, "De Historicus Tussen Hamer En Aambeeld. Het Collectieve Geheugen in België Anno 2001, t.a.v. Collaboratie, Nieuwe Orde En Jodenvervolging in 1940-1944.", Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 9, 2001, p. 237-253.

 

-          Wouters, Lieve, “Een Antwerpse krant in de jaren dertig, de Dag naast de Gazet van Antwerpen”, Streven, 67, 1997, p. 984-993.

 

-          Wouters, Lieve, “Nieuws over het Antwerpen van de jaren ’30: Het dagblad De Dag (1934-1944) op Duitsgezindheid en antisemitisme getest.”, Driemaandelijks Tijdschrift van de Stichting Auschwitz, nr. 60, 1998, p. 37-45.

Universiteit of Hogeschool
Geschiedenis
Publicatiejaar
2010
Kernwoorden
Share this on: