Solidariteit onder druk. Op zoek naar een leeftijdskloof in solidariteitsbereidheid tussen jong en oud

Frederik Vanhuysse
Persbericht

Solidariteit onder druk. Op zoek naar een leeftijdskloof in solidariteitsbereidheid tussen jong en oud

 Jong versus oud, wie trekt er aan het langste eind?                                 Frederik Vanhuysse

 

De laatste tijd lijkt er heel veel te doen om de pensioenen en de zorg voor ouderen in het algemeen. Wie goed het nieuws gevolgd heeft, weet dat er in de komende decennia steeds meer ouderen zullen zijn in vergelijking met het aantal werkende mensen of jongeren. Dit proces heet de vergrijzing (Pelfrenne, 2009, pp. 59-60). We vragen ons af of de jongeren in de (nabije) toekomst nog wel solidair willen zijn met de ouderen. Het lijkt er immers op dat de jongere generaties zullen opdraaien voor de rekening van de pensioenen en de gezondheidszorg van de ouderen.

 

Waar maken we ons druk over?

Hoewel de situatie er erg grimmig uitziet (we zullen nooit met minder voor zoveel mensen moeten zorgen), zijn er in het verleden wel meer mensen geweest die riepen dat er een kloof zou ontstaan tussen de generaties. Het vraagstuk van de generatiekloof houdt ook de wetenschap al een kleine 50 jaar bezig. Deze mensen verwachten vaak niet dat er op straat rellen zouden uitbreken, maar wel dat de jongeren slechter zouden gaan denken over de ouderen en zich dus ook anders zouden gedragen ten opzichte van de ouderen. Dit noemen we een attitudeverandering. In die 50 jaar is er echter nooit sprake geweest van zo’n attitudeverandering. Ouderen werden steeds positief beoordeeld. Er zijn dus ook nooit stemmen opgegaan om bijvoorbeeld geen belasting meer te betalen voor de pensioenen van de ouderen. Bovendien heeft professor Van Oorschot ook een sterke theorie ontwikkeld over de reden voor de goede positie van de ouderen.

 

Waarom (niet) solidair zijn met ouderen?

De theorie zegt dat er bepaalde regels zijn die mensen onbewust hanteren wanneer ze beslissen om hulp te bieden aan iemand (Van Oorschot, 1998, pp. 57-59). Denk zelf even na welke van de volgende twee personen u zou helpen. Pieter is uw vriend en heeft op het werk zijn rug gebroken. Hierdoor zal hij de rest van zijn leven niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. Dieter heeft bij een domme weddenschap zijn arm gebroken en zal enkele weken niet kunnen schrijven. Stel dat u honderd euro aan één van de twee mag geven, aan wie zal u die dan geven? De meeste mensen kiezen ervoor om Pieter te helpen. Door dergelijke situaties voor te leggen slaagde Van Oorschot er in de regels voor solidariteit vast te leggen. Mensen die niets kunnen doen aan hun nood, die zelf andere mensen geholpen hebben en die onze hulp hard nodig hebben, kunnen meer op onze hulp rekenen. Ook mensen die we goed kennen of die beleefd om hulp vragen, hebben een streepje voor. Ouderen scoren vaak heel goed op deze regels. Ze kunnen er niet aan doen dat ze oud zijn, hebben onze hulp echt nodig en zoals het programma Benidorm Bastards aantoont, verwachten we van ouderen dat ze juist beleefd zijn.

De vraag is of ouderen nog steeds zo aanzien worden. We zien dat ouderen vaker meer geld hebben en zich allerlei dingen kunnen veroorloven die jongeren niet hebben. Ze gaan op reis en hebben hun eigen huis. Bovendien hebben ze onze hulp ook niet meer zo hard nodig. Ze zijn veel langer gezond (wat natuurlijk een goede zaak is). Misschien scoren ze dus helemaal niet meer zo goed op de solidariteitsregels. Daarom hebben we een nieuw onderzoek gedaan.

 

Een nieuw antwoord voor de oude vraag

Daarvoor hebben we gebruik gemaakt van de antwoorden die ongeveer 4000 toevallig gekozen Vlamingen gegeven hebben op een vragenlijst die ging over de zorg voor ouderen (Azramov & Cliquet, 2007). Om zoveel gegevens te gebruiken, hebben we statistiek nodig. Statistiek is niets meer dan een hulpmiddel voor wetenschappers om complexe gegevens te interpreteren. Een voorbeeld van statistiek is het gemiddelde. Voor ons onderzoek waren eenvoudige statistieken echter niet geschikt. U moet zich voorstellen dat 4000 antwoorden per vraag voor een ongelofelijke warboel zorgt. Stelt u zich voor dat u een penseel met verf op een papier uitschudt. Elk spatje verf is een antwoord. Sommige mensen zijn wel voor het brugpensioen, maar tegen goedkope dokters voor ouderen. Anderen zijn juist geen voorstander van het brugpensioen, maar vinden wel dat er voldoende rusthuizen moeten zijn voor de ouderen. Om dit kluwen te ontwarren, proberen we één rechte lijn te trekken die zo dicht mogelijk bij zoveel mogelijk spatjes ligt. We trekken deze lijn op basis van andere gegevens, bijvoorbeeld geslacht of inkomen. Misschien zijn vrouwen strenger voor ouderen of misschien zijn het de rijke mensen die de ouderen meer gunnen. Dit kunnen we zien aan de richting en de helling van de lijn. Ook leeftijd kan een effect hebben. Dit is juist de cruciale vraag binnen ons onderzoek. We willen immers onderzoeken of de jongeren van nu nog bereid zijn tot solidariteit met de ouderen.

De vragen die gesteld werden over de ouderen gingen over drie zaken. Ten eerste over de vergrijzing in het algemeen, ten tweede over de pensioenen en ten derde over de zorg voor ouderen. We hebben over deze drie thema’s verschillende deelvragen gesteld omdat algemene vragen ons te weinig leren. Zo hebben we bijvoorbeeld gevraagd of men tegen het brugpensioen is, of de pensioenleeftijd opgetrokken moet worden en of de uitkeringen verlaagd moeten worden. Als iemand op al die vragen ja antwoordt, heeft hij samenhangend geantwoord. We kunnen immers besluiten dat deze persoon dan niet zo’n grote voorstander is van de pensioenen. Helaas waren de antwoorden van onze 4000 Vlamingen minder samenhangend. Dit zorgde ervoor dat we soms zagen dat de jongeren positief stonden tegenover de ouderen en dan weer negatief. Zo waren ze bijvoorbeeld absoluut niet gewonnen voor het brugpensioen, maar vonden ze wel dat de jongere generaties de ouderen moeten blijven bijstaan in plaats van de ouderen het onder elkaar te laten oplossen. De jongeren zijn tegen een voorkeurstarief voor de zorg voor ouderen, maar vinden niet dat de pensioenleeftijd te hoog ligt. Het gevolg is dat onze resultaten niet zo helder zijn.

 

Conclusie: Voorzichtig met de solidariteit

Door de onduidelijke resultaten, moeten we voorzichtig zijn met onze conclusie. Langs de ene kant kunnen we stellen dat de ouderen nog niet moeten vrezen voor een opstand van de jongeren. Ze blijven bereid om solidair te zijn met de ouderen. Langs de andere kant zien we dat ouderen niet in hun luie stoel achterover moeten leunen. Er zijn immers tekenen dat er door de jongeren aan de poten van die luie stoel wordt gezaagd. Het lijkt er daarom op dat de politiek zich toch harder zal moeten inspannen om de twee groepen blijvend met elkaar te verzoenen.

Bibliografie
  1.  Azramov, D. & Cliquet, R. (2007). Manual, questionnaire, codebook and database of the International Population Policy Acceptance Study (IPPAS). Op: People, population change and policy. Lessons from the population policy acceptance study [CD-ROM]. Dordrecht: Springer.
  2. Pelfrenne, E. (2009). De nieuwe bevolkingsvooruitzichten 2007-2060. Brussel: Lemaître, J..
  3. Van Oorschot, W. (1998). 'Deservingness' and conditionality of solidarity. Sociale wetenschappen, 41(3), pp. 54-78.
Universiteit of Hogeschool
Sociologie
Publicatiejaar
2010
Kernwoorden
Share this on: