Voor het vallen van de traan: melancholie in het werk van Joseph Brodsky

Jan Dertaelen
Persbericht

Voor het vallen van de traan: melancholie in het werk van Joseph Brodsky

De zoete pijn van een vergeten dichter: Joseph Brodsky als melancholicus

Gepest en verstoten, bespuwd, gekleineerd, mishandeld en weggestuurd. Dat was het droeve lot van Joseph Brodsky, de grootste dichter die Rusland sinds de Tweede Wereldoorlog heeft voortgebracht. Terwijl hij door het Soviet-regime werd vervolgd, werd hij in literaire kringen geroemd als de grootste levende dichter van Rusland, de meest welluidende, invloedrijke stem van de moderne Russische letteren. Na een schijnproces in 1972 werd hij uit zijn moederland verbannen en  begon hij aan een zegetocht langs Europese en Amerikaanse universiteiten. Overal werd hij onthaald als een dichtend wonder, een held die zich had verzet tegen de onderdrukkingen van een totalitair regime. De erkenning die hij in het Westen kreeg was niet gering. In 1979 werd hij benoemd tot lid van de prestigieuze American Academy and Institute of Arts and Letters. In 1986 won hij met zijn essaybundel ‘Less Than One’ de National Book Critics Award, en in 1987 werd zijn oeuvre bekroond met de Nobelprijs: "for an all-embracing authorship, imbued with clarity of thought and poetic intensity". Het is daarom verbijsterend, om niet te zeggen revolterend, dat een oeuvre dat zo rijk en veelzijdig is tot nog toe op zo weinig wetenschappelijke belangstelling kon rekenen. Het onderzoek naar zijn werk hinkt schaamtelijk achterop in vergelijking met de internationale lof. Door de kritiek bejubeld en gelauwerd, maar door academici schandelijk over het hoofd gezien, blijft Brodsky een mysterie. In een poging de lacune in te vullen, ga ik in mijn thesis op zoek naar de fundamenten van Brodsky’s oeuvre. De onderstroom is een niet aflatende melancholie die sluimert in alle aderen van zijn poëzie. In deze thesis wordt de melancholie in het werk onthuld om op die manier een licht te doen schijnen op de dichter zelf.

Melancholie is aan een heropwaardering toe. Sinds Sigmund Freud apathie, narcisme en manie opsomde als typerende eigenschappen, wordt ze jammerlijk veroordeeld tot de geestesziekten. Tegenwoordig heerst de spraakverwarring waarbij melancholie, depressie en rouw in één adem worden vernoemd, een gelijkschakeling waardoor de kenmerkende eigenschappen en de verfijnde natuur van melancholie worden verduisterd. Depressie uit zich in pijnlijke lusteloosheid en desinteresse, melancholie daarentegen draagt altijd een gevoel van vreugde in zich. In het spel van herinnering en verlangen schuilt een zoete bijsmaak die melancholie draaglijk maakt, terwijl dat bij depressie en verdriet niet het geval is. Melancholie is een toestand waar je van kan genieten, die komt opzetten wanneer je in een staat van diepe zelfreflectie verkeert. Terwijl verdriet ons snel als een pijl zeer diep kan raken en meestal tot tranen dwingt, beweegt het meditatieve karakter van melancholie ons tot vlak voor het vallen van de traan, zonder dat we die ooit storten. Daarvoor is de ervaring te zoet. Bitterzoet is een betere omschrijving: melancholie laat zich moeilijk vatten, het is een complexe toestand waarin verschillende emoties meespelen. Positieve en negatieve gevoelens zijn met elkaar verbonden en alterneren: eenzaamheid, leegte en gemis wisselen af met het plezier van gelukkige herinneringen en een meanderende gedachtenstroom. Schakeringen van vele uiteenlopende emoties geven mee kleur aan de ervaring van melancholie.

Melancholie is een toestand waarin men reflecteert over het verglijden van de tijd, waarin men op een bewustere manier omgaat met het begrip ‘tijd’ zelf. Dat is zeer duidelijk bij Joseph Brodsky: tijd is het meest prominente thema in zijn gehele oeuvre. Hij benadrukte dit meermaals: “I dare say I write exclusively about one thing: about time and what time does to a person.” Voor Brodsky is niets eeuwig, overal ziet hij vergankelijkheid. De voortgang van de tijd aanvaardt hij als onvermijdelijk, maar de toekomst is een beangstigende duisternis: “The future is a form of dark.” Achter zich ziet hij het verleden, voor zich de toekomst: beide een onbevattelijke eeuwigheid waartussen het heden strak geplet wordt. Het heden is als een dunne, fragiele grens tussen beiden, die hij in zijn gedichten vaak weergeeft als een kwetsbare vlinder. Conform zijn angst voor de duistere toekomst en zijn verlangen naar het zoete, levendige verleden, gebruikt hij de vlinder ook als een beeld voor de buffer tussen leven en dood. Dat leidt tot de onvermijdelijke vaststelling dat Brodsky het verleden associeert met leven en in de toekomst de dood ontwaart.

De reden hiervoor ligt in zijn ballingschap en een onontkoombaar gevoel van eenzaamheid dat daaruit voortvloeit. Omdat er een onoverbrugbare kloof is geslagen tussen hem en zijn geboorteplek, staat Brodsky in de wereld als een enkeling, een einzelgänger, iemand die genoeg heeft aan zichzelf en zich niet wenst in te burgeren. Hij ziet zichzelf onder het stigma van de eeuwige outsider. De zalf die Brodsky nodig heeft om de pijnlijke wonde van die scheiding te helen, vindt hij in de Russische taal. Het Russisch wordt een schatkist waarin hij zijn moederland kan bewaren, een eiland waarop hij zich kan terugtrekken en waar hij zijn ware Russische identiteit kan veiligstellen. Hij getuigde hier zelf over: “… the condition we call exile is, first of all, a linguistic event: [the writer] is thrust, he retreats into his mother tongue. From being his, so to speak, sword, it turns into his shield…” Het grote Russische Rijk wordt getransponeerd naar een tijdloos poëtisch land. Voor de ontheemde Brodsky is dit de enige ‘thuis’ waarover hij beschikt. In de taal vindt hij de middelen om zich het verleden te kunnen herinneren. De woordenschat, de grammaticale structuren en de stijlfiguren van het Russisch zijn de laatste restanten van een vroeger leven, en zo ook de dragers van een onbedwingbare melancholie. Doordat ze zo verankerd liggen in zijn jeugd, in de jaren dat hij nog een plek had die hem toebehoorde, herinneren ze hem voortdurend aan het feit dat dit tot het verleden behoort en nooit meer zal terugkeren. Via de taal kan hij het verleden nog evoceren, maar het laten terugkeren is onmogelijk. Melancholie onltuikt als een etherische bloem.

In een autobiografisch essay schreef Brodsky: “de biografie van een schrijver zit in zijn woordkronkels.” Wie op zoek gaat naar Brodsky vindt hem in zijn gedichten, in de wendingen van zijn woorden, in zijn taal. Een taal die drager is van melancholie: met zijn verzen behoedt hij het verleden ervoor om definitief te verdwijnen. In een poging het verval tegen te houden, creëert hij oases van schoonheid waar de herinnering aan wat geweest is blijft leven. Poëzie als onstoffelijk marmer, de taal als een veilige haven tegen de vernietiging van de tijd.

 

Bibliografie

 

  • Beaver Aaron, ‘Lyricism and Philosophy in Brodsky’s Elegiac Verse’. In: Slavic Review, Vol. 67, No. 3 (Fall, 2008), pp. 591-609.
  • Bethea David, ‘Exile, Elegy, and Auden in Brodsky’s “Verses on the Death of T. S. Eliot’. In:       PMLA, Vol. 107, No. 2 (Mar., 1992), pp. 232-245.
  • Boym Svetlana, ‘Estrangement as a Lifestyle: Shklovsky and Brodsky’. In: Poetics Today, Vol.    17, No. 4, Creativity and Exile: European/American Perspectives II (Winter, 1996), pp. 511-530.
  • Brady, E. en Haapala, A., ‘Melancholy as an Aesthetic Emotion’. Contemporary Aesthetics, www.contempaesthetics.org, vol. 1, 2003.
  • Brodsky Joseph, Kade der Ongeneeslijken. Amsterdam, 1992.
  • Brodsky Joseph, Tussen Iemand en Niemand. Amsterdam, 1987.
  • Brodsky Joseph, Collected Poems in English. Manchester, 2001.
  • Brodsky, Joseph en George L. Kline, ‘Elegy for John Donne’. In: Russian Review, Vol. 24, No. 4 (Oct., 1965), pp. 341-353.
  • Diment Gayla, ‘English as a Sanctuary: Nabokov’s and Brodsky’s Autobiographical Writings’. In: The Slavic and East European Journal, Vol. 37, No. 3 (Autumn, 1993), pp. 346-361.
  • Glad John, Literature in Exile. Durham, 1990.
  • Haven L. Cynthia, Joseph Brodsky: Conversations. Mississippi, 2002.
  • Könönen Maija, Four Ways of Writing the City: St. Petersburg-Leningrad as a Metaphor in the Poetry of Joseph Brodsky. Helsinki, 2003.
  • Losev, Lev en Valentina Polukhina, Joseph Brodsky: the Art of a Poem. Chippenham, 1999.
  • Macfadyen David, ‘A Reevaluation of Joseph Brodsky’s Bol’Shaia Elegiia Dzhonu Donnu’. Russian Review, Vol. 57, No. 3 (Jul., 1998), pp. 424-445.
  • Macfadyen David, Joseph Brodsky and the Baroque. Quebec, 1998.
  • Polukhina Valentina, Brodsky through the Eyes of his Contemporaries Vol. II. Brighton, 2008.
  • Polukhina Valentina, Joseph Brodsky, A Poet for Our Time. Cambridge, 2009.
  • Renner-Fahey Ona, Mythologies of creation in twentieth-century Russian Verse. Ohio, 2002.
  • Reynolds Andrew, ‘Returning the Ticket: Joseph Brodsky’s “August” and the end of the                 Petersburg Text?’. In: Slavic Review, Vol. 64, No. 2 (Summer, 2005), pp. 307-332.
  • Said Edward, ‘The Mind of Winter: Reflections on Life in Exile’. In: Harpers, (September 1984), pp. 49-55.
  • Shtern Ludmila, Brodsky: a personal memoir. Texas, 2004.
  • Williams David-Antoine, Defending Poetry: Art and Ethics in Joseph Brodsky, Seamus Heaney                    and Geoffrey Hill. Oxford, 2010.

 

 

Universiteit of Hogeschool
Master Literatuur van de Moderniteit
Publicatiejaar
2011
Share this on: