Een wereld van verschil

Rosalie Delepeleire
Persbericht

Een wereld van verschil

Een wereld van verschil

9 september 2012, het einde van de veertiende editie van de Paralympics en meteen ook de meest succesvolle. Het Belgisch boegbeeld Marieke Vervoort, die op de 100 meter rolstoelsprint, een gouden en op de 200 meter rolstoelsprint een zilveren medaille haalde, beaamt dit volmondig.

Een heuse prestatie voor iemand die lijdt aan een zeldzame spierziekte.

Niet alleen Marieke verdient een warm applaus, maar ook alle andere deelnemers van de Paralympics voor hun inzet en prestaties. Het was knokken om mee te kunnen aan de top, het vroeg kracht, inzet, positivisme en geduld. Het is geen evidente keuze om te gaan voor een carrière als topsporter, nog minder evident voor mensen met een beperking.  Tijdens het aanschouwen van dit hele spektakel vroeg ik me af  hoelang de Paralympics al ingericht werden.  Na de Tweede Wereldoorlog organiseerde Sir Ludwig Guttmann in 1948 een sportcompetitie voor oorlogsveteranen. Vier jaar later namen Nederlandse sporters deel en zo werd het “ internationaal sportevenement voor mensen met een beperking” op poten gezet. Het is alsof  topsport vaak vele grenzen overschrijdt omtrent gangbare en eeuwenoude ethische kwesties.

Superatleten van verschillende nationaliteiten nemen het tegen elkaar op. Privileges en loonbriefjes waar wij als kleine garnalen alleen maar van kunnen dromen.  Begrip en verdraagzaamheid. En gelijke kansen en rechten voor mensen met een beperking.  Net dat laatste is in het dagelijkse leven, in tegenstelling tot in de sportwereld, nog niet helemaal ingeburgerd.

Mensen met een beperking zijn, naast hun eigen beperking, ook nog beperkt in hun rechten, plichten en zelfbepaling in het dagdagelijks leven.

Dat is waar het burgerschapsparadigma om draait of waar het naar streeft : in dit paradigma is een persoon met een beperking een medeburger, die net als iedere andere burger, behoeften en verlangens heeft en die ondersteuning verdient.

Integratie en inclusie zijn daardoor belangrijke begrippen in dit paradigma. Men spreekt hier van volwaardig burgerschap.

Hoe gegrond deze theorie ook mag zijn, er is nog steeds een discrepantie in de praktijk. Het burgerschapsgedachtegoed moet in haar reële toepassing, soms met een korreltje zout genomen worden.

Of, Misschien is het beter mezelf de vraag te stellen of de samenleving en de hulpverlening wel al genoeg geëvolueerd zijn om dit paradigma op een constructieve manier toe te passen in de ondersteuningsrelatie?  Zijn we al bereid, of zullen we ooit bereid zijn, om mensen met een beperking als gelijken te zien, ook met dat ietsje anders ?

Vandaag kunnen we stellen dat de hulpverlening aan minderheidsgroepen al een veelbelovende evolutie heeft doorgemaakt.

Wetend dat mensen met een beperking, een paar decennia geleden, afgezonderd werden van de samenleving, behandeld werden met onmenswaardige opvattingen en methodes, en hun beperking  puur gezien werd als een defect. Van zelfbepaling was er helemaal geen sprake.

Met het afschaffen van instituten en de overgang naar aangepaste en kleinere settings in de samenleving, evolueerden ook de traditionele zorgvormen naar zorg op maat.

Toch is vandaag de meest voorkomende woonvorm in ons land, nog steeds een residentiële setting, waar mensen met een beperking samenleven in leefgroepen. Een woonvorm waar de bewoners nog te weinig privacy hebben en zelfbepaling en participatie ingedijkt worden.

Ondanks de inzet en professionaliteit van hulpverleners, is het zo dat in veel voorzieningen het burgerschapsparadigma nog niet opgenomen is in de visie en de missie. Ik stel mij steeds de vraag in hoeverre het burgerschapsparadigma zijn intrede gevonden heeft in het dagelijkse leven?

Mede met het nog niet ingeburgerd idee omtrent dit paradigma, is er nog te weinig direct contact tussen mensen met en zonder een beperking.

Eén van de uitgangspunten van het burgerschapsparadigma is de sociale wereld, waarin gesteld wordt dat in de leefwereld van subjecten de relaties persoonlijk en direct zijn. Er moet sprake zijn van “partnerschap”. De subjecten zijn hierdoor op elkaar aangewezen.

Helaas is onze samenleving op dit vlak helemaal nog niet zo ver gevorderd.

De visie op mensen met een beperking mag dan misschien veranderd zijn, toch zijn de relaties tussen beide groepen nog steeds ongelijk afgestemd : wonen ,werken, hobby’s enz. zijn nog al te veel gescheiden.

Burgers zonder een beperking hoeven geen beroep te doen op burgers met een beperking om te kunnen functioneren in de samenleving. Omgekeerd is dit wel zo. Maar de burger hoeft de positie van partner niet te bekleden, dat doet de hulpverlening en haar professionals.

In alle eerlijkheid is het utopisch hierin te geloven, en vraag ik me af of dit samenleven wel daadwerkelijk mogelijk is? Het is niet steeds een kwestie van niet willen , maar misschien een kwestie van niet weten “hoe” om te gaan met mensen met een beperking.

Is het aan de hulpverlening om dit te stimuleren, of moet het sociaal beleid omtrent mensen met een beperking nog meer uitgebreid worden ? Kan zo een grotere attitudeverandering ontstaan en knowhow gecreëerd worden bij burgers zonder beperking? Of zal het ‘abnormale’ steeds onderschikt blijven aan het ‘normale’?

 

 

 

 

 

 

Bibliografie

 

Van Gennep A., (2000). Emancipatie van de zwaksten in de samenleving over paradigma’s van verstandelike handicap. Amsterdam, Boom.

Van den Beemt P.& Brouwer J.J.(2004). Arduin lijnen naar de toekomst,het burgerschapsparadigma. Antwerpen, Garant.

Prakken J.& Zomerplaag J. (2002).Zonder beperkingen, deelname van mensen met een verstandelijke handicap aan de samenleving. Utrecht, NIZW.

Van den Broeck I.(2003). Van dichtbij gezien, momenten uit het leven van mensen met een handicap. Heerenveen, Groen.

De Baaij E.J., Hoekman J., Volman M.J.M.& Zaad C., (2006). Kwaliteit van bestaan bij mensen met een complex meervoudige beperking, NTZ, (2006) 1: 13 - 15.

Frederiks B.J.M., Van Hooren R.H.& Moonen X.M.H., (2009). Het burgerschapsparadigma nader bekeken, NTZ, (2009) 1:  3 – 25.

Van Gennep A.,(2009). Verstandelijke beperkingen als sociaal probleem, NTZ, (2009) 2: 101- 121.

Pijpers V., Finkenflügel H.& Huijsman R., (2008). De onderbouwing van Supported living, NTZ, (2008) 4: 234 – 246.

Van Hoof F., (2000). Bespreking ‘Emancipatie van de zwaksten in de samenleving’ Ad Van Gennep, het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid,(2000) 7: 1- 4.

De Windt E. & Lannau S., (2009). Vergelijking van de kwaliteit van bestaan van mensen met een verstandelijke beperking met andere burgers uit de Zeeuwse samenleving: een onderzoek aan de hand van de Persoonlijke uitkomstenschaal ( POS). Masterproef

Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek. Gent, faculteit pedagogie en pedagogische wetenschappen- Universiteit Gent.

GVT Gandae (2001). Dossier Toekomst GVT Gandae: 2001. Intern document. Gent, GVT Gandae. Dossier.

GVT Gandae (2010). Kwaliteitshandboek GVT Gandae: 2010. Intern document. Gent, GVT Gandae.

Orthopedagogische kaders. Cursus. Gent, Departement Sociaal Agogisch Werk- Hogeschool Gent.

Han Baeten Versa, De werkgroep Groepsmaatschappelijk Werk (“s.d.”), interactieve site over het groepsmaatschappelijk werk. Nederland: de werkgroep Groepsmaatschappelijk werk. http://www.groepsmaatschappelijkwerk.nl (geraadpleegd op 04.08.2010).

Terninck, Dagcentrum en woonhuis voor volwassenen met een verstandelijke handicap.           (“s.d.”), Sclera Picto’s:. Antwerpen: Terninck. http://www.sclera.be (geraadpleegd op 28.04.2010).