Analyse van de criminele sententies van de kasselrij Ieper (18e eeuw)

Kaat Cappelle
Persbericht

Analyse van de criminele sententies van de kasselrij Ieper (18e eeuw)

Strafrecht in de kasselrij Ieper in de 18e eeuw 

Op 22 april 1759 wurgt landloper François Cneudde op brutale wijze de eenenvijftigjarige vrouw Joanna Ovijn met haar eigen halsdoek, vervolgens kleedt hij haar volledig uit en steekt hij al haar kleren en bezittingen in zijn plunjezak. ‘In sijne ommenschelieke vreetheijt’ steekt hij haar lijk meerdere keren door met een mesje, snijdt daarna haar buik open en haalt haar darmen en ingewanden uit. Daarnaast snijdt hij haar linkerbeen vanaf de knie af en haar linkerarm meerdere keren tot op het bot, haalt hij haar billen aan de binnenkant door en om het verhaal af te maken, snijdt hij haar keel tot het nekbeen door. Voor deze gruwelijke roofmoord wordt hij op 17 mei 1759 op een schavot voor het landhuis in Ieper geëxecuteerd. Om te beginnen wordt hij vooraf geradbraakt: met een ijzeren staaf slaat de beul hem levend de armen en benen door. Na deze radbraking dient hij enkele minuten kermend te blijven liggen. De beul knijpt hem daarna de keel toe met dezelfde halsdoek waarmee hij zijn slachtoffer heeft gewurgd. Ten slotte wordt zijn linkerbeen afgesneden en zijn hoofd afgekapt en op een pin geplaatst. De rest van zijn lichaam wordt tentoongesteld op een rad tot vier uur in de middag. Vervolgens wordt zijn lijk naar het galgenveld gebracht en daar tentoongesteld, ter afschrikking van andere potentiële daders.

De criminele sententie van François Cneudde is een voorbeeld van de wrede en inhumane strafpraktijk, kenmerkend voor de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Spiegelstraffen zoals deze hierboven vermeld, het koken van valsmunters en sadistische voorbeeldstraffen zoals het afbranden van het hoofdhaar, het afsnijden van bepaalde ledematen, het verbranden, het vierendelen, het brandmerken, het ophangen en andere lijf- of doodstraffen worden tot diep in de 18e eeuw toegepast in het openbaar, liefst in aanwezigheid van zoveel mogelijk volk. Naast de wrede strafuitvoering, gaat ook het gerechtelijk onderzoek in die tijd gepaard met lichamelijk leed, zoals de ondervraging onder tortuur en de geketende opsluiting in koude en smerige gevangenissen. Een eenvormige rechterlijke organisatie en een eenheid van het recht ontbreken in het ancien regime. Vandaar dat het strafrecht hoofdzakelijk aan het oordeel van de strafrechters wordt overgelaten, die zich laten leiden door het gewoonterecht. Voor de rechtsgenoten is het strafrecht onduidelijk, wat rechtsonzekerheid meebrengt. Ten slotte brengen financiële aspecten, verschillen in geboorte, sekse, geloof, ingezetenschap, stand en maatschappelijke positie strafrechtelijke ongelijkheid teweeg.

Aan de hand van 254 verdachten en 127 vonnissen van het register van criminele sententies van de kasselrij Ieper van 1728 tot en met 1777 poogt  deze masterproef een beeld te scheppen van de gehanteerde procedure, de gepleegde misdrijven en de straffen die kasselrijschepenen hebben uitgesproken. Ten slotte wordt gekeken of in die tijdspanne van vijftig jaar humaniseringstendensen kunnen worden waargenomen, met de opkomende verlichtingsideeën in het achterhoofd houdend.

De criminele strafprocedure

Aangezien de meeste verdachten gedurende de strafprocedure in voorhechtenis zitten, is het bekijken van de duur van de procedure van belang. Het kortste proces duurt één dag, het langste proces neemt 411 dagen in beslag. Gemiddeld duurt een proces 55 dagen. Bekijken we het verloop van een proces, dan kunnen we besluiten dat in het algemeen de informatie preparatoire of het vooronderzoek (fase één) voorkomt, vervolgens de examinatie of de ondervraging van de verdachte (fase twee) en ten slotte het eindvonnis en de tenuitvoerlegging (fase vijf). Bij 26 verdachten vindt ook fase vier plaats, het scherp examen of de ondervraging van de verdachte onder tortuur. En in slecht één geval komt de derde fase het enkwest voor. Bij de meeste verdachten wordt het eindvonnis geveld op tegenspraak. Daarentegen laten 12 verdachten verstek.

De misdrijven

Over de onderzochte periode van 50 jaar behandelt de kasselrij Ieper 557 misdrijven, waarvan 249 als zwaarste misdrijf werden aangeduid. De misdrijven werden in verschillende delictengroepen ingedeeld: misdrijven tegen de overheid, misdrijven tegen de openbare veiligheid, misdrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid, misdrijven tegen eigendommen en ten slotte misdrijven tegen personen. Misdrijven tegen eigendommen en misdrijven tegen de openbare veiligheid vormen de twee uitschieters, gevolgd door misdrijven tegen de overheid.

Deze stijging van misdrijven tegen eigendommen naar het einde van de 18e eeuw valt waarschijnlijk te verklaren door de economische crisis, die woedt vanaf de jaren 1760. Het grote aantal kan ook verklaard worden door het vertrouwen dat de burger bezit in de overheid, waardoor men stapt naar de overheid om de gestolen zaken terug te krijgen. Daarnaast valt op dat tijdens de eerste vier onderzochte decennia er eerder sprake is van weinig misdrijven tegen personen. Tijdens het laatste onderzochte decennium vindt echter een sterke stijging plaats. Nochtans zou het aantal geweldsdelicten in de tweede helft van de 18e eeuw moeten afnemen. Enerzijds zouden we kunnen veronderstellen dat de reële gewelddadigheid inderdaad is afgenomen en dat de plattelandsbevolking het geweld dat nog voorkomt, niet langer tolereert en aanklaagt bij de overheid. Anderzijds, als we veronderstellen dat de reële gewelddadigheid wel is toegenomen, kunnen we een mogelijke verklaring vinden in de socio-economische situatie. De crisis van de proto-industrie kan sociale spanningen doen ontstaan, wat op zijn beurt meer vermogensdelicten en een stijgend aantal geweldsdelicten met zich mee kan brengen.

De straffen 

 

De kasselrijschepenen sanctioneren 229 schuldigen en 12 verdachten worden vrijgesproken. In totaal worden 416 straffen uitgesproken. De meest voorkomende straf is de verbanning, zowel voor mannen als vrouwen. De rechters passen in de meeste gevallen vrijheidsstraffen toe, gevolgd door onterende straffen, lijfstraffen, religieuze straffen, vermogensstraffen en ten slotte doodstraffen.

Straffen (1728-1777)

 

 

 

 

 

Mannen

Vrouwen

Totaal

 

 

 

 

 

Aantal

Percentage

Aantal

Percentage

Aantal

Percentage

Doodstraffen

 

 

 

15

5,58%

2

1,36%

17

4,09%

Lijfstraffen

 

 

 

54

20,07%

21

14,29%

75

18,03%

Vrijheidsstraffen

 

 

 

110

40,89%

67

45,58%

177

42,55%

Vermogensstraffen

 

 

 

18

6,69%

1

0,68%

19

4,57%

Schandestraffen

 

 

 

60

22,30%

45

30,61%

105

25,24%

Religieuze straffen

 

 

 

12

4,46%

11

7,48%

23

5,53%

TOTAAL

 

 

 

269

100%

147

100%

416

100%

 

Tendensen tot humanisering? 

In de overgang van de 17e naar de 19e eeuw valt een fundamentele verandering in de bestraffing van maatschappelijk ontoelaatbaar gedrag te onderscheiden. Van de 254 verdachten, wordt van 26 (10%) in de criminele sententies vermeld dat ze op de pijnbank worden gelegd. In totaal betreffen het acht vrouwen en 18 mannen. De meeste gevallen van tortuur komen voor van 1728 tot 1738 (13 gevallen). Vanaf dan daalt het aantal sterk tot er uiteindelijk van 1752 tot 1773 geen verdachten meer op de pijnbank worden gelegd. Er kan met andere woorden doorheen de eerste vier onderzochte decennia een duidelijke tendens tot humanisering van het strafrecht worden aangetoond. Maar het vijfde laatste decennium (1768-1777) toont dan weer zes verdachten op de pijnbank.

 

Bekijken we de sanctionering de kasselrij Ieper, dan kunnen we gedurende de eerste vier decennia een duidelijke daling van het gebruik van tortuur en lijf- en doodstraffen waarnemen. Daarnaast spreken de kasselrijschepenen opsluitingen in de gevangenis en in het tuchthuis uit en neemt het aantal onterende straffen af. Deze tendensen tot humanisering kennen echter een terugzwaai in het laatste decennium: er valt juist een strengere repressie op te merken. Hier dienen we te benadrukken dat humanisering steeds moet bekeken worden in lange termijn perspectief. Golven van strengere repressie kunnen te wijten zijn aan de op dat moment heersende elite en kunnen dus waarschijnlijk verbonden worden aan de nieuwe gerechtsofficier.

Straffen per decennium

 

1728-1737

1738-1747

1748-1757

1758-1767

1768-1777

Straf

Aan-tal

Percen-tage

Aan-tal

Percen-tage

Aan-tal

Percen-tage

Aan-tal

Percen-tage

Aan-tal

Percen-tage

Doodstraffen

5

4%

4

4,65%

0

0%

1

1,67%

7

14,89%

Lijfstraffen

35

28,00%

10

11,63%

12

12,24%

7

11,67%

11

23,40%

Vrijheidsstraffen

54

43,20%

32

37,21%

42

42,86%

28

46,67%

21

44,68%

Vermogensstraffen

5

4,00%

4

4,65%

4

4,08%

6

10,00%

0

0%

Schandestraffen

26

20,80%

28

32,56%

31

31,63%

12

20,00%

8

17,02%

Religieuze straffen

0

0%

8

9%

9

9,18%

6

10,00%

0

0%

TOTAAL

125

100%

86

100%

98

100%

60

100%

47

100%

Bedenking

Deze aangetoonde humaniseringstendensen betekenen ten slotte niet dat het recht perfect is. Bekijken we het strafrecht in het bijzonder, dan kunnen we als actuele voorbeelden de problematiek inzake het interneringsbeleid en de uitbreiding van naaktfouilles in de gevangenis aanhalen. Daarnaast geeft het internet mensen de mogelijkheid om iemand aan de schandpaal te nagelen. Vandaar dat we vandaag nog steeds moeten blijven werken aan een beter en humaner rechtssysteem.

 

 

Bibliografie

ARCHIEFMATERIAAL

Ieper, Stadsarchief            KAS I

217      Register van de Criminele Sententien van de Zaal en de Kasselrij van Ieper, 1728-1771.

218      Register van de Criminele Sententien van de Zaal en de Kasselrij van Ieper, 1771-1789.

BRONNEN

Aerts, E. en Delbeke, J., “Problemen bij de sociaal-economische geschiedenis van het Vlaamse platteland, 1700-1850”, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 1983, 583-596.

Beccaria, C., Over misdaden en straffen. ingeleid, van aantekeningen voorzien en vertaald door Dr. J.M. Michiels, Antwerpen, Kluwer, 1982, 219p.

Blok, A., “Openbare strafvoltrekkingen als rites de passage”, Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis 1984, 470-481.

Boonen, K., (ed.), De weging van ’t Hart. Idealen, waarden en taken van het strafrecht. Liber amicorum voor prof. mr. A.C. ’t Hart, Deventer, Kluwer, 2002, 299 p.

Bosch, J., “Aantekeningen over de algemene strekking van de Premières idées van Goswin de Fierlant”, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 1955, 53-75.

Bosch, J., “Beccaria et Voltaire chez Goswin de Fierlant et quelques autres juristes belges et néerlandais”, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 1961, 1-21.

Broers, E.J.M.F.C., Geschiedenis van het straf- en schadevergoedingsrecht. Een inleiding, Appeldoorn/Antwerpen, Maklu, 2012, 145 p.

Carbasse, J.M., Histoire du droit pénal et de la justice criminelle, Parijs, Presses Universitaires de France, 2000, 445 p.

de Damhouder, J., Practycke ende handbouck in criminele zaeken. Heruitgegeven en toegelicht door Jozef Dauwe en Jos Monballyu, Roeselare, Den wijngaert, 1981, 293 p.

Depreeuw, W., Landloperij, bedelarij en thuisloosheid. Een socio-historische analyse van repressie, bijstand en instellingen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, xxi + 629 p.

Deprez, P., “Evolution économique et mouvements paysans en Belgique à la fin du 18e siècle”, Revue belge d’histoire contemporaine 1973, 49-65.

De Win, P., “De schandstraffen in het Oud-Belgisch strafrecht”, De Leiegouw 1986, 281-288.

De Win, P., De schandstraffen in het wereldlijk strafrecht in de Zuidelijke Nederlanden van de Middeleeuwen tot de Franse Tijd bestudeerd in Europees perspectief, Brussel, Koninklijke Academie voor Wetenschapen, Letteren en Schone Kunsten van België, 1991, 276 p.

De Win, P., Inventaris van de feodale schandpalen op het Belgisch grondgebied. 2: Provincies Oost- en West-Vlaanderen, Brussel, Koninklijke Academie voor Wetenschapen, Letteren en Schone Kunsten van België, 1996, 209 p.

Diederiks, H.A. en Roodenburg, H.W. (eds.), Misdaad, zoen en straf. Aspekten van de middeleeuwse strafrechtsgeschiedenis in de Nederlanden, Hilversum, Verloren, 1991, 137 p.

Donche, P.A., Geschiedenis en genealogie van de familie Donche 1365-2004. Geschiedenis over zeven eeuwen van een familie uit de kasselrij Veurne, te Diksmuide en de kasselrij Ieper, II, Berchem, Donche, 2004, 1192 p.

Dupont, L., Beginselen van behoorlijke strafrechtbedeling. Bijdrage tot het grondslagenonderzoek van de Belgische strafrechtbedeling, Antwerpen, Kluwer, 1979, 237 p.

Emsley, C. en Knafla, L.A. (eds.), Crime history and histories of crime: studies in the historiography of crime and criminal justice in modern history, Londen, Westport, 1996, 313 p.

Evans, R.J.,  Rituals of retribution: capital punishment in Germany 1600-1987, Oxford, Oxford University Press, 1996, 1014 p.

Faber, S., Strafrechtspleging en criminaliteit te Amsterdam, 1680-1811: De nieuwe menslievendheid, Arnhem, Gouda Quint, 1983, 370 p.

Fijnaut, C. (ed.), Gestalten uit het verleden: 32 voorgangers in de strafrechtswetenschap, de strafrechtspleging en de criminologie, Brussel, Kluwer, 1993, 347 p.

Gilissen, J., Historische inleiding tot het recht. 2: De bronnen van het recht in de Belgische gewesten sedert de dertiende eeuw, Antwerpen, Kluwer, 1989, 269 p.

Gilliodts-Van Severen, L. (ed.), Coutume de la salle et chatellenie d’Ypres, Brussel, Goemaere, 1911, lxxvi+411p.

Hubert, E., La torture aux Pays-Bas autrichiens pendant le XVIIIe siècle. Son application, ses partisans et ses adversiares. Son abolition. Etude Historique, Brussel, Lebègue, 1897, 176 p.

Kapteyn, P., Taboe: ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1980, 327 p.

Kersteman, F.L., Practisyns woordenboekje of verzameling van meest alle de woorden in de rechtskunde gebruickelyk. Ingeleid door J.E. Ennik en P. Brood, Groningen, Regio-project, 1996, 114 p.

Langbein, J. H., Prosecuting crime in the renaissance. England, Germany and France, Cambridge, Harvard University Press, 1974, 321 p.

Langbein, J. H., Torture and the law of proof. Europe and England in the Ancien Régime, Chicago, University of Chicago Press, 1977, 229 p.

Maes, L.TH., Vijf eeuwen stedelijk strafrecht. Bijdrage tot de rechts- en cultuurgeschiedenis der Nederlanden, Antwerpen, De Sikkel, 830 p.

Martyn, G. en Opsommer, R., Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 364 p.

Monballyu, J., “De Raad van Vlaanderen en de hervorming van het strafrecht (1756-1787)”, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 1996, 47-77.

Monballyu, J., “De rol van de wetgever en de rechter bij de strafrechtbedeling volgens Goswin de Fierlant (1735-1804)”, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 2000, 281-300.

Monballyu, J. (ed.), Filips Wielant verzameld werk. I. Corte instructie in materie criminele, Brussel, Paleis der Academiën, 1995, 303 p.

Monballyu, J., Het gerecht in de kasselrij Kortrijk (1515-1621), onuitg. doctoraatsthesis Rechten KU Leuven, 1976, 793 p.

Monballyu, J., ‘Strafprocesrechtelijk gewoonterecht in Vlaanderen en Brabant voor en na de criminele ordonnantiën van 1570’, Handelingen van de Koninklijke Commissie voor de uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België 1996, 115-230.

Monballyu, J., Zes eeuwen strafrecht. De geschiedenis van het Belgisch strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 382 p.

Moorman van Kappen, O., “De rechtskracht van de Ordonnantie op de Stijl van procederen in criminele zaken van 9 juli 1570 in de Oostenrijkse Nederlanden. Een nieuwe bijdrage aan een oude discussie”, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 1990, 327-342.

Nefors, P., “Goswin de Fierlant (1735) en de problematiek van gevangeniswezen, landloperij en bedelarij: een aspect van de strafrechtshervorming in de Zuidelijke Nederlanden”, Panopticon 1990, 125-140.

Opsommer, R., Waar is de tijd. 2000 jaar de Westhoek. Misdaad en straf, XII, Zwolle, Waanders Uitgevers, 2006, 275-289.

Otte, E., Criminaliteit in de kasselrij Oudburg 1700-1789, licentiescriptie Geschiedenis Ugent, 1998-99, 173 p.

Prevenier, W. en Augustyn, B., De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1997, 634 p.

Simon, J., “La procédure criminelle sous l’ancien régime (Grand Conseil de Malines)”, Bulletin de la Commission Royale pour la publication des anciennes lois et ordonnances de Belgique 1921, 265-437, 449-540.

Spierenburg, P. (ed.), The emergence of carceral institutions: prisons, galleys and lunatic asylums 1550-1900, Rotterdam, Erasmus universiteit, 1984, 187 p.

Spierenburg, P., The spectacle of suffering: executions and the evolution of repression from a preindustrial metropolis to the European experience, Cambridge, Cambridge University Press, 1984, 274 p.

Strubbe, E. “Joos de Damhouder als criminalist”, Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis 1970, 1-65.

Traest, P., Het bewijs in strafzaken, Gent, Mys en Breesch, 1992, 476 p.

Van Caenegem, R.C., “La preuve dans l’ancien droit belge, des origines à la fin du XVIIIe siècle”, in Recueils de la société Jean Bodin pour l’histoire comparative des institutions. XVII, Brussel, Libraire encyclopedique, 1965, 375-430.

Vander Beken, T., Grondige Studie Strafrecht, niet-gepubliceerde cursus, Universiteit Gent, Master Rechten, 2012-2013, 514 p.

Van den Broeck, J., De rechtsleer in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de 18de eeuw, Brussel, Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Wetenschappelijk Comité voor Rechtsgeschiedenis, 2001, 257p.

Van den Wyngaert, C., Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 1286 p.

Vandermaesen, M., Archiefvormers in de gerechtelijke arrondissementen Brugge, Ieper, Veurne. 2. Archieven van overheidsinstellingen vanaf 1795, Brussel, Algemeen rijksarchief, 2002, 353 p.

van de Vrugt, M., Aengaende criminele saken: drie hoofdstukken uit de geschiedenis van het strafrecht, Antwerpen, Kluwer, 1982, 98 p.

van de Vrugt, M., De criminele ordonnantiën van 1570. Enkele beschouwingen over de strafrechtcodificatie in de Nederlanden, Zutphen, De Walburg Pers, 1978, 209 p.

Vanhemelryck, F., Ellendelingen voor galg en rad 1400-1800, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1984, 206 p.

Vanhemelryck, F., Marginalen in de geschiedenis. Over beulen, joden, hoeren, zigeuners en andere zondebokken, Leuven, Davidsfonds, 2004, 302 p.

Vanhemelryck, F., “Misdaad en straf – Recent onderzoek naar de geschiedenis der criminaliteit”, Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 1978, 177-206.

Vanhemelryck, F., Misdadigers voor rechter en beul 1400-1800, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1984, 207 p.

Van Houtte, J.A., Niermeyer, J.F., Presser, J., Romein, J., Van Werveke, H. (red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden. In twaalf delen, XII dln., De Haan, Zeist, 1949-1958, x p.

van Rhee, C.H., Stevens, F. en Persoons, E. (eds.), Voortschrijdend procesrecht. Een historische verkenning, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2001, 299 p.

Vermeir, R. (red.), Een inleiding tot de geschiedenis van de Vroegmoderne Tijd, Wommelgem, Van In, 2008, 317 p.

Vermeir, R., Historische Praktijk 2. Heuristiek – partim Vroegmoderne Tijd, niet-gepubliceerde cursus, Universiteit Gent, Tweede Bachelor Geschiedenis, 2011-2012, 211 p.

Vrolijk, M., Recht door gratie. Gratie bij doodslagen en andere delicten in Vlaanderen (1531-1567), onuitg. doctoraatsthesis Geschiedenis Katholieke Universiteit Nijmegen, 2001, 530 p.

 

Universiteit of Hogeschool
Master in de rechten
Publicatiejaar
2013
Kernwoorden
Share this on: