(Ver)bindt de buurt? Een kwalitatief onderzoek naar de buurtbinding van jongeren uit etnisch-culturele minderheidsgroepen in Gent

Rachel Waerniers
Persbericht

(Ver)bindt de buurt? Een kwalitatief onderzoek naar de buurtbinding van jongeren uit etnisch-culturele minderheidsgroepen in Gent

“Onze buurt is de beste” – Gentse jongeren met migratieachtergrond in de ban van hun buurt

De buurt waarin ze opgroeien laat Gentse jongeren van vreemde origine duidelijk niet koud. In het kader van de scriptie ‘(Ver)bindt de buurt? Een kwalitatief onderzoek naar de buurtbinding van jongeren uit etnisch-culturele minderheidsgroepen in Gent’ werd bij Gentse jongeren met een migratieachtergrond onderzocht welke rol de buurt speelt in hun leven. De buurt blijkt voor verschillende jongeren een bron van een positieve identiteit, voor anderen een bron van ergernis en frustratie.

Jongeren met een migratieachtergrond vallen in België vaak tussen twee stoelen. Enerzijds voelen ze zich buitenstaanders in de Belgische samenleving en worden ‘allochtonen’ genoemd. Discriminatie valt hen nog steeds te beurt. Ze hebben het daarom moeilijk om zich ‘Belg’ te voelen. Anderzijds dekt hun etnische identiteit zoals bijvoorbeeld ‘Turk’ of ‘Bulgaar’ vaak niet de lading. Ook in hun land van origine worden ze immers als vreemdelingen beschouwd. We stellen vast dat de jongeren zich als ‘moslim’ identificeren, wat op heel wat vooroordelen stuit in de Belgische samenleving. Het uitgangspunt van deze scriptie was om het potentieel van een buurtidentiteit na te gaan om jongeren een houvast te geven die hen tegelijk dichter bij andere etnisch-culturele groepen in de Belgische samenleving brengt.

De Gentse jongeren met vreemde roots blijken een groot belang te hechten aan hun buurt. Een deel van de jongeren brengt tijdens hun jeugd heel veel tijd door op de pleinen, straten en in de parken van de buurt. Hier leren ze andere inwoners kennen en bouwen ze vriendschappen op. Ook aan oppervlakkige contacten met buren op straat of tijdens buurtfeesten zijn de jongeren gehecht. Deze sociale relaties zijn van cruciaal belang voor de verbondenheid  met de buurt. Het zorgt er voor dat de jongeren actief zijn en blijven in de buurt en dit kan op allerlei manieren.

Tony: ‘Ja, ik ken hier iedereen, van klein tot groot. Als ik de mensen zie, dan groeten ze mij. Ik groet ze terug. Ik doe hier veel in de wijk.’

Het merendeel van de jongeren voelt zich verbonden met de buurt, ook emotioneel. Sommige jongeren wonen er graag en zijn er trots op. Zij hebben een groot sociaal netwerk uitgebouwd. Anderen voelen zich echter minder goed in hun buurt. Sommigen hebben er geen of nauwelijks vrienden of kennissen. De buurt roept bij hen gevoelens van afkeer op. Ze willen er zo snel mogelijk weg.

Sikini: ‘Als ik de kans had om nu te verhuizen, zou ik nu gaan. Ja echt, gewoon uit de Brugse Poort.’Interviewer: ‘Naar?'Sikini: ‘Ergens anders in Gent, maar niet in de Brugse Poort .’

De jongeren zijn bovendien erg gevoelig voor de reputatie van hun woonomgeving. Diegenen die in een gestigmatiseerde buurt wonen, zoals de Brugse Poort, bevestigen het beeld van de buurt als een ‘probleemwijk’. Ze willen zich op geen enkele manier identificeren met hun buurt en haar bewoners. Integendeel, ze zetten zich er met alle mogelijke middelen tegen af. Anderen, die met trots over hun buurt spreken, proberen het negatieve beeld van hun buurt net te ontkrachten. De jongeren hebben een duidelijke mening over het leven in hun eigen én andere buurten .

Musa: ‘Alé ja sommige mensen op mijn school zien da zo een plaats waar veel gevochten wordt en zo. Alé ja ze denken dat toch. Omdat ze komen hier eigenlijk nooit hé. Maar ze denken da gewoon omdat ze in een buurt zijn opgegroeid waar dat er nooit iets gebeurt, waar dat er nooit iemand buiten komt.’

Opvallend is dat de buurtomgeving en -bewoners waarmee de jongeren gedurende hun hele jeugd in aanraking komen, een invloed lijken te hebben op het gedrag, de levensstijl en de identiteit van de jongeren. De buurt is voor vele jongeren met een migratieachtergrond een belangrijk opvoedingsdomein.

Interviewer: ‘Hoe denk je dat je leven er anders zou hebben uitgezien als je ergens anders was opgegroeid?’Stef: ‘Tuurlijk, moest ik in een andere buurt gewoond hebben, bijvoorbeeld niet in de Brugse Poort, dan was ik een lieve jongen geworden.’

De buurt heeft op drie verschillende manieren een invloed op de identiteit van de jonge Gentenaren. Ten eerste is er een grote groep die aan de buurt een positieve identiteit ontleent. Ze zijn er trots op, al willen ze dit niet letterlijk gezegd hebben. Ze identificeren zich sterk met de buurtbewoners en onderscheiden zich van de bewoners van andere buurten. Hun buurt is ‘de beste’. Deze buurtidentiteit kunnen we bovendien ‘inclusief’ noemen. De jongeren identificeren zich met de volledige buurtgemeenschap, waardoor ze een open houding aannemen tegenover mensen van andere origine. Voor deze jongeren lijkt de buurt zowel te binden als te verbinden.

Momo: ‘Ik denk dat we in één van de betere..’Elim: ‘Beste, zeg maar “beste”.'Momo: ‘… betere in Gent, hier aan het Van Beverenplein.’Elim: ‘Wa is er nog beter dan hier?’Moussï: ‘Eigenlijk niets, behalve de villawijk dus ja.’Elim: ‘Das nie chill e.’

Een tweede groep identificeert zich eveneens met de buurt maar op een minder inclusieve manier. Ze identificeren zich slechts met een deel van de buurtbewoners zoals één bende vrienden of één etnisch-culturele groep. Bij vele van deze jongeren leven wantrouwen en vooroordelen tegenover anderen in de buurt. De buurt verbindt dus niet, maar is integendeel een bron van conflict.

Tenslotte is er de groep jongeren met negatieve gevoelens tegenover de buurt. Ze identificeren zich niet of nauwelijks met de buurt. Toch zorgen hun levensgeschiedenis en negatieve ervaringen ervoor dat de buurt een invloed heeft op hun identiteit.

Deze scriptie toont het belang aan van de buurt voor jongeren met een migratie-achtergrond. Bovendien wijst het er op dat een gemeenschappelijke buurtidentiteit wel degelijk mensen van verschillende achtergronden dichter bij elkaar kan brengen, vooroordelen doen verdwijnen en conflicten ontmijnen. Dit is echter allesbehalve vanzelfsprekend. De buurt is ook een plaats die voor vele jongeren tot negatieve ervaringen en conflict leidt. Hier kan het beleid op verschillende manieren op inspelen.

De namen van de jongeren in dit onderzoek en artikel zijn fictief.

Bibliografie

Barth, F. (1969). Ethnic Groups and Boundaries. (2 ed.).

Benet-Martinez, V. & Haritatos, J. (2005). Bicultural identity integration (BII): Components and psychosocial antecedents. Journal of Personality, 73, 1015-1049.

Berry, J. W. (2005). Acculturation: Living successfully in two cultures. (29 ed.) (vols. 6).

Blommaert J. (18-4-2013). Convivialiteit en superdiversiteit. De Wereld Morgen. http://www.dewereldmorgen.be/blogs/janblommaert/2013/04/18/convivialiteit-en-superdiversiteit

Bolt, G., Burgers, J., & Kempen, R. (1998). On the social significance of spatial location; Spatial segregation and social inclusion. Neth J of Housing and the Built Environment, 13, 83-95.

Brooks Gunn, J. (1993). Do neighborhoods influence child and adolescent development? American journal of sociology, 99, 353.

Brown, B., Perkins, D. D., & Brown, G. (2003). Place attachment in a revitalizing neighborhood: Individual and block levels of analysis. Journal of Environmental Psychology, 23, 259-271.

Cuba, L. & Hummon, D. M. (1993). A place to call home - Identification with dwelling, community, and region. Sociological Quarterly, 34, 111-131.

Cutchin, M. P. (2001). Deweyan integration: Moving beyond place attachment in elderly migration theory. International Journal of Aging & Human Development, 52, 29-44.

Dallago, L., Perkins, D. D., Santinello, M., Boyce, W., Molcho, M., & Morgan, A. (2009). Adolescent Place Attachment, Social Capital, and Perceived Safety: A Comparison of 13 Countries. American Journal of Community Psychology, 44, 148-160.

De Tapia, S. (2001). De migratie vanuit Turkije naar de Europese Unie en België. In De internationale migraties naar Europa (pp. 23).

Dekker, K. (2007). Social capital, neighbourhood attachment and participation in distressed urban areas. A case study in the Hague and Utrecht, the Netherlands. Housing Studies, 22, 355-379.

Dovidio, J. F., Gaertner, S. L., & Saguy, T. (2009). Commonality and the Complexity of "We": Social Attitudes and Social Change. Personality and Social Psychology Review, 13, 3-20.

Dovidio, J. F., Gaertner, S. L., & Kafati, G. (2000). Group Identity and Intergroup Relations: The Common In-Group Identity Model. Advances in Group Processes, 17, 1-35.

Dukes, T. & Musterd, S. (2012). Towards Social Cohesion: Bridging National Integration Rhetoric and Local Practice: The Case of the Netherlands. Urban Studies, 49, 1981-1997.

Fadil, N. (2002). Tussen Marokkaanse en Moslim: over de etnische en religieuze identiteit van Marokkaanse adolescente meisjes. Tijdschrift voor sociologie, 23, 115-138.

Fleischmann, F. & Phalet, K. (2011). Meervoudige identiteiten van de Turkse en Marokkaanse tweede generatie: een vergelijkend onderzoek naar conflict en verenigbaarheid van etnische, religieuze, nationale en stadsidentiteiten Antwerpen, Brussel, Rotterdam, Amsterdam & Stockholm.

Forrest, R. & Kearns, A. (2001). Social cohesion, social capital and the neighbourhood. Urban Studies, 38, 2125-2143.

Gaertner, S. L., Dovidio, J. F., & Bachman, B. A. (1996). Revisiting the contact hypothesis: The induction of a common ingroup identity. International Journal of Intercultural Relations, 20, 271-290.

Gaertner, S. L., Rust, M. C., Dovidio, J. F., Bachman, B. A., & Anastasio, P. A. (1994). The Contact Hypothesis - the Role of A Common Ingroup Identity on Reducing Intergroup Bias. Small Group Research, 25, 224-249.

Gieryn, T. F. (2000). A space for place in sociology. Annual Review of Sociology, 26, 463-496.

Granovetter, M. S. (1973). The Strength of Weak Ties. American journal of sociology, 78, 1360-1380.

Hernandez, B., Hidalgo, M. C., Salazar-Laplace, M. E., & Hess, S. (2007). Place attachment and place identity in natives and non-natives. Journal of Environmental Psychology, 27, 310-319.

Hidalgo, M. C. & Hernandez, B. (2001). Place attachment: Conceptual and empirical questions. Journal of Environmental Psychology, 21, 273-281.

Jenkins, R. (1996). Social identity. London: Routledge.

Jorgensen, B. S. & Stedman, R. C. (2006). A comparative analysis of predictors of sense of place dimensions: Attachment to, dependence on, and identification with lakeshore properties. Journal of Environmental Management, 79, 316-327.

Karsten, L., Kuiper, E., & Reubsaet, H. (2001). Van de straat ?: de relatie jeugd en openbare ruimte verkend. Koninklijke Van Gorcum.

Lalli, M. (1992). Urban-Related Identity - Theory, Measurement, and Empirical-Findings. Journal of Environmental Psychology, 12, 285-303.

Leventhal, T. (2000). The neighborhoods they live in: The effects of neighborhood residence on child and adolescent outcomes. Psychological bulletin, 126, 309-337.

Lewicka, M. (2011). Place attachment: How far have we come in the last 40 years? Journal of Environmental Psychology, 31, 207-230.

Lucassen, L. (2005). The immigrant threat: The integration of old and new migrants in Western Europe since 1850. University of Illinois Press.

Manzo, L. C. (2005). For better or worse: Exploring multiple dimensions of place meaning. Journal of Environmental Psychology, 25, 67-86.

Manzo, L. C. & Perkins, D. D. (2006). Finding common ground: The importance of place attachment to community participation and planning. Journal of Planning Literature, 20, 335-350.

Marcouyeux, A. & Fleury-Bahi, G. (2011). Place-Identity in a School Setting: Effects of the Place Image. Environment and Behavior, 43, 344-362.

McCulloch, A. (2003). An examination of social capital and social disorganisation in neighbourhoods in the British household panel study. Social Science & Medicine, 56, 1425-1438.

Milligan, M. J. (1998). Interactional past and potential: The social construction of place attachment. Symbolic Interaction, 21, 1-33.

Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Centraal Boekhuis.

Nagel, J. (1994). Constructing Ethnicity - Creating and Recreating Ethnic-Identity and Culture. Social Problems, 41, 152-176.

Nielsen-Pincus, M., Hall, T., Force, J. E., & Wulfhorst, J. D. (2010). Sociodemographic effects on place bonding. Journal of Environmental Psychology, 30, 443-454.

Phinney, J. S. & Ong, A. D. (2007). Conceptualization and measurement of ethnic identity: Current status and future directions. Journal of Counseling Psychology, 54, 271-281.

Pollini, G. (2005). Elements of a Theory of Place Attachment and Socio-Territorial Belonging. International Review of Sociology/Revue Internationale de Sociologie, 15, 497-513.

Pretty, G. H., Chipuer, H. M., & Bramston, P. (2003). Sense of place amongst adolescents and adults in two rural Australian towns: The discriminating features of place attachment, sense of community and place dependence in relation to place identity. Journal of Environmental Psychology, 23, 273-287.

Proshansky, H. M. (1978). City and Self-Identity. Environment and Behavior, 10, 147-169.

Proshansky, H. M., Fabian, A. K., & Kaminoff, R. (1983). Place-identity: Physical world socialization of the self. Journal of Environmental Psychology, 3, 57-83.

Putnam, R. (1995a). Bowling Alone. Journal of Democracy, 6, 65-78.

Putnam, R. (1995b). Bowling Alone: America's Declining Social Capital. Journal of Democracy, 6, 65-78.

Putnam, R. D. (2007). E Pluribus Unum: Diversity and Community in the Twenty-first Century The 2006 Johan Skytte Prize Lecture. Scandinavian Political Studies, 30, 137-174.

Relph, E. (1986). Geographical experiences and being-in-the-world: The phenomenological origins of geography. In D.Seamon & R. Mugerauer (Eds.), Dwelling, Place and Environment (pp. 15-31). Springer Netherlands.

Rollero, C. & De Piccoli, N. (2010). Place attachment, identification and environment perception: An empirical study. Journal of Environmental Psychology, 30, 198-205.

Scannell, L. & Gifford, R. (2010). Defining place attachment: A tripartite organizing framework. Journal of Environmental Psychology, 30, 1-10.

Scourfield, J., Dicks, B., Holland, S., Drakeford, M., & Davies, A. (2006). The significance of place in middle childhood: qualitative research from Wales. British Journal of Sociology, 57, 577-595.

Stad Gent, verschillende departementen (25-4-2013). Gent in cijfers. www.gent.be/gentincijfers

Tajfel H. (1978). Differentiation between social groups. (1 ed.) London: Academic Press Inc.

Twigger-Ross, C. L. & Uzzell, D. L. (1996). Place and identity processes. Journal of Environmental Psychology, 16, 205-220.

Ufkes, E. (2010). Culturele diversiteit binnen eén wij(k).

Ufkes, E. G. (2012). Urban district identity as a common ingroup identity: The different role of ingroup prototypicality for minority and majority groups. European journal of social psychology, 42, 706.

Van der Haegen, H. & Brulard, T. (1972). De indeling van Belgische gemeenten in statistische sectoren. Geografische verantwoording. Acta Geographica Lovaniensia.

Verhaeghe, P. P., Van der Bracht, K., & Van de Putte, B. (2012). Migrant zkt toekomst. Gent op een keerpunt tussen oude en nieuwe migratie. Antwerpen - Apeldoorn: Garant Uitgevers.

Vincke, J. (2009). Sociologie. Een klassieke en hedendaagse benadering.

 

Universiteit of Hogeschool
Sociologie
Publicatiejaar
2013
Kernwoorden
Share this on: