Waarom stalk je mij? Een onderzoek naar deviante emotieverwerking bij stalkers.

Alana Schuerwegen
Persbericht

Waarom stalk je mij? Een onderzoek naar deviante emotieverwerking bij stalkers.

Waarom stalk je mij?

Zeker 74% van de stalking misdrijven komt nooit onder de aandacht van de politie en het gerecht. Zelfs niet de meest ernstige zaken waarbij de slachtoffers fysiek bedreigd werden. Dit ondanks de steeds groeiende aandacht voor deze problematiek in de media en onze maatschappij. Ongeveer één op vijf vrouwen werd ooit reeds gestalkt sinds de leeftijd van 15 jaar. Het meest opvallende hierbij is dat de voornaamste daderpopulatie bestaat uit ex-partners van deze slachtoffers.

Wat maakt nu precies dat bepaalde personen wel zullen overgaan tot stalking na een relatiebreuk, en anderen niet? Welke mechanismen kunnen hieraan ten grondslag liggen? Wat betekent dit voor het gerecht en toekomstige slachtoffers?

HET ONTSTAAN VAN EEN FENOMEENStalking is een wereldwijd gekend fenomeen dat de afgelopen jaren steeds meer onder de aandacht is gekomen. Het kan worden geïnterpreteerd als “een reeks gedragingen waarbij de stalker herhaaldelijk ongewilde inbreuken op de privacy doet van het slachtoffer en verscheidene vormen van communicatie opdringt.”

In 1998 werd in België de anti-stalkingwet goedgekeurd en als volgt omschreven in het Belgisch strafwetboek onder Artikel 442bis (belaging): “Hij die een persoon heeft belaagd terwijl hij wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van die bewuste persoon ernstig zou verstoren, wordt gestraft met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met een vijftig frank tot driehonderd frank of met één van die straffen alleen. Tegen het in dit artikel bedoelde misdrijf kan alleen vervolging worden ingesteld op een klacht van de persoon die beweert te worden belaagd”.

Ook in de media, boeken, films en televisiesoaps werd sterk op dit fenomeen ingespeeld. Hierin krijgen we vaak een vrij stereotiep beeld voorgeschoteld over plegers. Het gaat inderdaad meestal om een bekend iemand, uit de intieme omgeving van het slachtoffer. De pleger wordt afgeschilderd als een gek, vaak met een crimineel verleden. De stalking begint hierbij over het algemeen vrij subtiel met achterlaten van briefjes en boodschappen, en evolueert van daaruit al snel tot begluren en de meer agressieve vormen van stalkingsgerelateerd gedrag waaronder bedreigen.

Hoe kunnen we stalking nu herkennen? Er zijn acht gedragsclusters die we kunnen onderscheiden. Namelijk over-intimiteit, contacten via media, interactionele contacten, observatie, inbreuk, lastigvallen en intimidatie, bedreiging en agressie. Het over-intieme gedrag lijkt sterk op verleiden, maar dan van een obsessief niveau. Onder contacten via media verstaan we alle vormen van communicatie door middel van technologie waaronder email, internet, GSM, fax, telefoon, sociale media, … Onder deze categorie van gedrag vinden we voornamelijk de cyberstalkers terug. Bij interactionele contacten draait het om een variatie aan activiteiten die gericht zijn op directe interactie en communicatie met het slachtoffer. Bij deze vorm van gedrag probeert de stalker vaak deel uit te maken van de sociale omgeving van het slachtoffer. Observatie wordt vaak gezien als de stereotiepe vorm van stalking waarbij de dader zijn slachtoffer systematisch in het oog houdt en achtervolgt om zoveel mogelijk informatie over hem of haar te verkrijgen. In het geval van inbreuken draait het veelal om activiteiten waarbij zowel persoonlijke als gerechtelijke grenzen worden overschreden. Bij dit soort gedrag stellen we vaak een escalatie van de voorgaande gedragingen vast en riskeert de stalker al snel zware gerechtelijke vervolging. Wanneer we het hebben over lastigvallen en intimidatie doelen we op een variatie aan agressief verbaal of non-verbaal gedrag met als doel het slachtoffer te irriteren en stress te bezorgen. Het gaat hierbij niet meteen om bedreigende situaties, maar wel zeer storende activiteiten. Een stalker kan natuurlijk vanuit intimidatie overgaan tot bedreigen en krijgt het gedrag een impliciet of expliciet dreigend karakter. Deze bedreigingen kunnen geuit worden ten opzichte van het slachtoffer zelf, eigendommen, huisdieren, geliefden, familieleden, vrienden of zelfs tegenover de dader zelf. Het uiten van bedreigingen komt vooral voor bij de meer ernstige types van stalking waarbij een forensische interventie vaak vereist is. Een laatste categorie van stalkingsgerelateerd gedrag is fysieke agressie en geweld. Dit houdt onder meer vandalisme, wapengebruik, aanval, verwonding, poging tot zelfmoord en zelfmoord op zich, poging tot verkrachting en verkrachting, en poging tot moord en moord in.

Net zoals een verschillende clusters van stalkingsgerelateerd gedrag te onderscheiden zijn, zijn er ook meerdere dadertypes. Aangezien de ex-partner het grootste deel van de daderpopulatie uitmaakt, ligt de focus van het onderzoek bij deze groep.

ENKELE CIJFERSRecent onderzoek van de FRA – Europees Agentschap voor Fundamentele Rechten (2014) naar geweld tegen vrouwen biedt ons nieuwe cijfers over het voorkomen van stalking, toegespitst op vrouwen. Uit deze gegevens blijkt dat 18% van de vrouwen ooit gestalkt werden sinds de leeftijd van 15 jaar, en 5% binnen de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek. Wanneer we kijken naar de resultaten rond het type pleger, zien we dat 9% gestalkt werd door een ex-partner, gevolgd door 8% door een onbekende, 7% door iemand die ze kenden, met als laatste 1% door hun huidige partner.

Rest nog de vraag “Wat maakt dat een ex-partner al dan niet zal overgaan tot stalking?”. Er zijn verschillende onderliggende mechanismen die een verklaring kunnen bieden voor het optreden van stalking waaronder emotieverwerking. Ondanks de mogelijke relevantie van dit mechanisme werd hiernaar in het kader van stalking nog geen experimenteel onderzoek verricht. Ook vanuit gerechtelijke hoek en de slachtoffers wordt vaak de vraag gesteld hoe ze best kunnen reageren op het gedrag van de stalker en hoe dit te bestraffen. Ze weten niet wat al dan niet helpend kan zijn of welke maatregel het meeste effect heeft, omdat ze geen weet hebben van wat stalkers drijft. Onderzoek naar de onderliggende mechanismen bij stalkers is dan ook van groot belang.

In ons onderzoek gingen we dus na of er sprake kan zijn van een verstoorde emotieverwerking bij daders van stalking. Als dit echt zo is, rijst de vraagt “Gaat het uitsluitend om een gebrek in aandacht of beschikt de dader over onvoldoende capaciteiten om deze emoties te herkennen?”

Bibliografie

Barry, T.J., Herman, D., Lenaert, B., Debeer, E., & Griffith, J.W. (2013). The eACS: Attentional control in the presence of emotion. Personality and Individual Differences, 55, 777-782. doi: 10.1016/j.paid.2013.06.014

Carleton, R.N., Norton, P.J., & Asmundson, G.J. (2006). Fearing the unknown: A short version of the Intolerance of Uncertainty Scale. Journal of Anxiety Disorders, 21, 105-117. doi: 10.1016/j.janxdis.2006.03.014

Carver, C. S., & White, T. L. (1994). Behavioral inhibition, behavioral activation, and affective responses to impending reward and punishment: The BIS/BAS scales. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 319-333.

Cupach, W.R., & Spitzberg, B.H. (2000). Obsessive relational intrusion: Incidence, perceived severity, and coping. Violence and Victims, 15.

Cupach, W.R., & Spitzberg, B.H. (2004). The dark side of relationship pursuit: From attraction to obsession and stalking. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Cupach, W.R., & Spitzberg, B.H. (2006). The state of the art of stalking: Taking stock of the emerging literature. Aggression and violent behavior, 12, 64-86. doi: 10.1016/j.avb.2006.05.001

Crombag, H.F, Hessing, D.J., Merckelbach, H.L., & van Koppen, P.J. (2002). Stalking: De rol van de wet en van andere remedies. In H.F. Crombag, D.J. Hessing, H.L.Merckelbach, & P.J. van Koppen (Red.), Het recht van binnen: Psychologie van het recht (pp. 206). Deventer, Nederland: Kluwer BV Uitgeverij.

De Smet, O., Loeys, T., & Buysse, A. (2007). Post-breakup unwanted pursuit: A refined analysis of the role of romantic relationship characteristics. Journal of Family Violence. doi: 10.1007/s10896-012-9437-1

Drenth, P.J., & Sijtsma, K. (2006). Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4th ed.). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Einarsson, S. M., Guðmundsdóttir, F., Harðardóttir, H. L., Ólafsdóttir, G., Ólafssona, R. P., & Smári, J. (2011). Self reported attentional control with the Attentional Control Scale: Factor structure and relationship with symptoms of anxiety and depression. Journal of anxiety disorders, 25, 777-782. doi: 10.1016/j.janxdis.2011.03.013

Erdur-Bakera, O., & Bugaya, A. (2010). The short version of ruminative response scale: reliability, validity and its relation to psychological symptoms. Procedia Social and Behavioral Sciences, 5, 2178-2181. doi: 10.1016/j.sbspro.2010.07.433

FRA - European Union Agency For Fundamental Rights (2014). Violence against women: An EU-wide survey – Main results. Luxembourg: Publications Office of the European Union.

Harden, K.P., Magee, J.C., & Teachman, B.A. (2012). Psychopathology and thought suppression: A quantative review. Clinical Psychology Review, 32, 189-201. doi: 10.1016/j.cpr.2012.01.001

Holmes, R. M. (2001). Criminal stalking: An analysis of the various typologies of stalking. In J. A. Davis (Ed.), Stalking crimes and victim protection (pp. 132–160). Boca Raton, FL: CRC Press.

Joormann, J., & Talbot, L., Gotlib, I.H., (2007). Biased processing of emotional information in girls at risk for depression. Journal of Abnormal Psychology, 116, 135-143. doi: 10.1037/0021-843X.116.1.135

Jovev, M., Green, M., Chanen, A., Cotton, S., Coltheart, M., Jackson, H. (2012). Attentional processes and responding to affective faces in youth with borderline personality features. Psychiatry Research, 199, 44-50. doi: 10.1016/j.psychres.2012.03.027

Koster, E.H., Crombez, G., Verschuere, B., De Houwer, J. (2004). Selective attention to threat in the dot probe paradigm:  differentiating vigilance and difficulty to disengage. Behavior Research and Therapy, 42, 1193-1192. doi: 10.1016/j.brat.2003.08.001

Koster, E.H., Crombez, G., Verschuere, B., Van Damme, S., Wiersema, J.R. (2006). Components of attentional bias to threat in high trait anxiety: Facilitated engagement, impaired disengagement, and attentional avoidance. Behaviour Research and Therapy, 44, 1757-1771. doi: 10.1016/j.brat.2005.12.011

Lewis, S.F., Fremouw, W.J., Del Ben, K., & Farr, C. (2001). An investigation of the psychological characteristics of stalkers: empathy, problemsolving, attachment and borderline personality features. Journal of Forensic Science, 46(1), 80-84.

McEwan, T., Mullen, P.E., & Purcell, R. (2006). Identifying risk factors in stalking: a review of current research. International Journal of Law and Psychiatry, 30, 1-9. doi: 10.1016/j.ijlp.2006.03.005

Miller, L. (2012). Stalking: Patterns, motives, and intervention strategies. Aggression and violent behavior, 17, 495-506. doi: 10.1016/j.avb.2012.07.001

Mullen, P.E., Pathé, M., & Purcell, R. (2009). Stalkers and their victims. Cambridge, UK: Cambridge University Press.

Mullen, P.E., Pathé, M., & Purcell, R. (2009). Stalking: a problem behavior. In P.E. Mullen, M. Pathé & R. Purcell (Reds.), Stalking and their victims (pp. 1-11). New York, USA: Cambridge University Press.

Mullen, P.E., Pathé, M., & Purcell, R. (2009). Stalking typologies and classifications. In P.E. Mullen, M. Pathé & R. Purcell (Reds.), Stalking and their victims (pp. 58-69). New York, USA: Cambridge University Press.

Schmuckle, S.C. (2005). Unreliability of the dot probe task. European Journal of Personality, 19, 595-605. doi: 10.1002/per.554

Sheridan, L. P., & Boon, J. (2002). Stalker typologies: Implications for law enforcement. In J. Boone, & L. Sheridan (Eds.), Stalking and psychological obsession: Psychological perspectives for prevention, policing, and treatment (pp. 63–82). Chichester, UK:Wiley.

Thompson, C.M., & Dennison, S.M. (2008). Defining relational stalking in research: understanding sample composition in relation to repetition and duration of harassment. Psychology and Law, 15(3), 482-499.

Trapnell, P.D., Campbell, J.D. (1999). Private self-consciousness and the Five-Factor model of personality: Distinguishing rumination from reflection. Journal of Personality and Social Psychology, 76, 284–304.

Trembley, P.F., & Ewart, L.A. (2005). The Buss and Perry Aggression Questionnaire and its relations to values, the Big Five, provoking hypothetical situations, alcohol consumption patterns, and alcohol expectancies. Personality and Individual Differences, 38, 337-346. doi: 10.1016/j.paid.2004.04.012

Vanhoomissen, T. & Valkeneers, G. (2012). Inductieve statistiek voor de gedragswetenschappen. Leuven: acco.

Universiteit of Hogeschool
Toegepaste Psychologie
Publicatiejaar
2014
Kernwoorden
@AlanaSchuerw
Share this on: