Is het vermogen om pijn en genot te ervaren vanuit een Kantiaans standpunt voldoende om dieren te benaderen als doelen op zichzelf en niet louter als middel?

Julie Bastijns
Persbericht

Moeten we dieren op dezelfde manier behandelen als mensen?

“Moeten we dieren op dezelfde manier behandelen als mensen?”

 

Een provocerende vraag, maar geen onbelangrijke in de nasleep van een uitzonderlijk droge zomer, waarin steeds meer waarschuwingen, analyses en oplossingen omtrent de klimaatproblematiek haar intrede doen. We kunnen namelijk onmogelijk nadenken over de impact van de mens op de planeet, zonder te kijken naar een substantieel onderdeel van haar: onze fauna, gaande van onze geliefde huisdieren, tot de koeien die we eten, en de insecten en ongedierte die we verbeten verdelgen. Als we met een filosofische blik kijken naar de manier waarop we dieren behandelen, en dus naar hun overeenkomstige morele status, kan ik niet anders dan concluderen dat deze benadering moreel niet gerechtvaardigd is. Het zijn namelijk onze dierlijke instincten en verlangens, d.w.z. degene die we met dieren delen, die relevant zijn in de morele omgang met elkaar.

 

Cow lives matter… right?

In verhouding tot de abstracte klimatologische fenomenen die ons weer beïnvloeden, wordt er verrassend weinig aandacht besteed aan de wezens die het meest op ons lijken, en evenzeer worden geschaad door menselijk toedoen. Waar is alle media-aandacht voor de olifant die treurt nadat een lid van de troep is omgekomen door stropers? Voor de koe, die innige vriendschappen kan sluiten, en die we zonder pardon op grote schaal ombrengen, in stukken hakken en op de barbecue leggen? Voor de dolfijn, die over een uniek gevoel van humor beschikt, en die onder het mom van traditie genadeloos wordt afgeslacht op de Faeröer-eilanden?

 

De mens aan de top van de scala naturae

De manier waarop we met dieren omgaan, suggereert dat we ze een radicaal andere morele status toekennen dan onszelf: we zouden elkaar immers nooit opeten, worden moordenaars streng bestraft, en is er tegenwoordig meer aandacht voor mentaal welzijn dan ooit. De morele status die mensen elkaar toekennen, verhindert dat we elkaars fysieke integriteit schenden en waarborgt wederzijds respect. Dieren aan de andere kant, worden gezien als een categorie van lagere wezens die niet dezelfde rechten genieten. We hebben er collectief geen probleem mee om een lammetje te slachten en op te eten, genieten zelfs van het vlees, en tegelijkertijd huiveren we bij kindermoord. De filosofische vraag is nu of die intuïtie gerechtvaardigd is: is er een grond waarop we kunnen concluderen dat mensen een hogere morele status hebben, en dus ook speciale plichten tegenover elkaar, die we niet delen met het dierenrijk?

 

De mens als doel op zichzelf

Nu, ‘morele status’ is een bijzonder vaag begrip, en om dat te concretiseren heb ik gekeken naar de grondlegger van de deontologie: Immanuel Kant. Hij stelde, kort gezegd, dat mensen elkaar als ‘doel op zichzelf’ moeten behandelen, en niet louter als middel. Dit wilt zeggen dat we elkaars doelen moeten respecteren en zelfs helpen vrijwaren, wat impliceert dat we elkaar ook niet mogen inzetten als middel tot onze doelen. In die optiek is bijvoorbeeld ook slavernij moreel afkeurenswaardig; hier gebruiken we immers dwang om de doelen en autonome keuzes van anderen te veronachtzamen ten voordele van onze eigen doelen. Belangrijk in deze context is dat volgens Kant alleen mensen doelen op zichzelf zijn: dieren noemt hij letterlijk ‘things’. De reden hiervoor is dat niet-menselijke dieren, volgens Kant, niet in staat zijn autonome keuzes te maken met betrekking tot hun eigen morele handelingen. Een kat gaat nooit, voordat ze een muis vangt, zichzelf de vraag stellen ‘is dit wel in overeenstemming met mijn morele overtuiging dat ik andere wezens niet mag schaden?’. Dieren zijn immers gedreven door blinde, basale instincten en kunnen niet dieper reflecteren over hun acties. Mensen kunnen dit wel, en kunnen dus ook gefundeerde, morele doelen en verlangens hebben.

 

Waarom straffen we moordenaars?

Christine Korsgaard echter, een Amerikaans filosofe gespecialiseerd in Kantiaanse ethiek, argumenteert in Fellow Creatures dat dieren wel degelijk een plaats verdienen in onze ethiek. Éen van onze diepste morele wetten is bijvoorbeeld dat we anderen niet mogen doden. Volgens Kant is dit enkel geldig voor mensen, aangezien alleen zij morele wezens zijn. Korsgaard echter vindt een manier om deze consequentie te omzeilen: waarom respecteren we immers het doel van mensen om niet vermoord te worden? Waarom maken mensen de autonome keuze dat ze liever níet vermoord worden? Omdat we een diepgeworteld instinct hebben om te blijven leven! Men zou die drift zelfs een dierlijk instinct kunnen noemen… En zo noemt Korsgaard nog een paar voorbeelden, die moeten aantonen dat onze zogezegde morele wetten gebaseerd zijn op iets basaal als onze dierlijke instincten. En met wie delen we die? Juist, met olifanten, koeien en dolfijnen. Als we voor mensen daar morele wetten op baseren, zou het inconsequent zijn om niet hetzelfde te doen met dieren. Zoals het argument er nu voor staat, beargumenteert Korsgaard dat we niet-menselijke dieren op exact dezelfde manier moeten behandelen als mensen, namelijk als doel op zichzelf. Als wezens die hun eigen verlangens, instincten en driften hebben, en die we moeten beschermen en vrijwaren aan de hand van morele wetten. ‘Gij zult niet doden’ geldt nu ook voor alle levende wezens die een instinct hebben om in leven te blijven.

 

Heeft het argument van Korsgaard ook praktische waarde?

Dit argument komt natuurlijk met haar problemen: er lijken een hoop morele wetten te zijn die niet gebaseerd zijn op onze dierlijke natuur, zoals ‘Gij zult niet liegen’, en omgekeerd, bepaalde handelingen uit de dierlijke natuur die we bezwaarlijk zouden willen beschermen met morele wetten. Chimpansees bijvoorbeeld, kennen een cultuur van verkrachtingen, blijkbaar gedicteerd door hun dierlijke natuur: het zou behoorlijk tegen-intuïtief zijn om dergelijke driften te vrijwaren. En wat doet men dan met insecten? Ook zij hebben een drift om te blijven leven, getuige de doodsstrijd die vliegen leveren als ze geroosterd worden door mijn elektrische vliegenmepper: nooit nog insecticiden? Een borsteltje overal meenemen, à la Jaïnisme? We zouden insecten op dezelfde manier moeten behandelen als mensen, en mensen vertrappelen we ook niet zomaar.

 

Conclusie

Ondanks haar problemen, daagt Korsgaard ons uit om met een nieuwe blik naar het dierenrijk te kijken, en dan vooral de rechten die we hun ontnemen en onszelf toekennen. Het staat vast dat de superieure en ongenaakbare positie die de mens zichzelf eeuwenlang heeft aangemeten, naar aanleiding van haar rationaliteit en moraliteit, filosofisch minder solide is dan werd gedacht.

Bibliografie

Adriaens, Pieter en De Block, Andreas. Denken over lichamen: wijsbegeerte voor biomedische wetenschappers. Kalmthout: Pelckmans Pro, 2018.

Bock, Gregory. “Korsgaard and Non-Sentient Life”. Between the Species 17 (2014): 74–84.

Bruers, Stijn. Morele Illusies: Waarom Onze Intuïties Niet Te Vertrouwen Zijn. Antwerpen: Houtekiet, 2017.

Eisner, Thomas. For Love of Insects. Harvard: Harvard University press, 2005.

Gruen, Lori. “The Moral Status of Animals”. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (2021).

van Hees, Martin en Nys, Thomas. Basisboek Ethiek. Amsterdam: Boom, 2014.

Kant, Immanuel. Groundwork of the Metaphysics of Morals. Cambridge: Cambridge University Press, 2012.

Korsgaard, Christine. “Fellow Creatures: Kantian Ethics and Our Duties to Animals.” Tanner Lectures on Human Values 24 (2004): 77–110.

———. Fellow Creatures: Our Obligations to the Other Animals. Oxford: Oxford University Press, 2018

Universiteit of Hogeschool
Bachelor in de wijsbegeerte
Publicatiejaar
2022
Promotor(en)
Jens Van 'T Klooster
Kernwoorden
Share this on: