Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de Vlaamse Scriptieprijs.

Hé, mijn kleuter is seksueel?! Een exploratieve studie naar de onzekerheden bij moeders van jonge kinderen

Hasse Forceville
Jonge kinderen kennen nog weinig schaamte en stellen regelmatig openlijk seksueel gedrag. Ze wrijven met hun handen over hun geslachtsdelen omdat ze merken dat dat fijn is en gaan bij elkaar op onderzoek. Sommige kinderen ontdekken hoe ze kunnen masturberen. Die lichamelijkheid is deel van de seksuele ontwikkeling, maar voor ouders vaak even schrikken. Het gedrag zorgt voor ongemakkelijkheid en roept veel vragen op. Hasse Forceville deed onderzoek naar de ervaringen van acht moeders van kleuters tussen drie en zes jaar.

Een belevingsonderzoek bij studenten met het label hoogbegaafdheid in het hoger onderwijs

Maj Van Hee
Niet alle hoogbegaafde studenten behalen het succes dat van hen wordt verwacht in het hoger onderwijs, integendeel. Ze botsen op specifiek aan hoogbegaafdheid geconnoteerde moeilijkheden en barrières. Ze lopen vertraging op of stoppen volledig met hun studies. Het verloren potentieel van deze individuen is niet alleen een verlies voor de samenleving maar ook voor zichzelf. Desondanks is hoogbegaafdheid in het hoger onderwijs als thema een hiaat in onderzoek en praktijk. In het Vlaamse hoger onderwijs is er weinig tot geen ondersteuningsbeleid voor deze studenten.
Deze masterproef is een belevingsonderzoek naar de ondersteuningsnoden van studenten met het label hoogbegaafdheid. Wij stellen ons de vraag hoe deze groep het Vlaamse hoger onderwijs beleeft, wat zij zien als protectieve factoren en tekorten, om vervolgens aanbevelingen te doen vanuit hun perspectief in functie van een ondersteuningsbeleid in het hoger onderwijs. Er werden bij twaalf participanten semigestructureerde interviews afgenomen, waarin de beleving rond het hoger onderwijs en het label hoogbegaafdheid werd bevraagd.
De participanten ervaren in de eerste plaats een enorme maatschappelijke druk en een heleboel verwachtingen die verbonden zijn aan het label hoogbegaafdheid. Een meer neutrale en geïnformeerde manier van kijken naar hoogbegaafdheid is aangewezen. Het invoeren van een bijzonder statuut kan zorgen voor zowel een structurele alsook een culturele verandering omtrent de ondersteuning van hoogbegaafdheid en kan het taboe en de terughoudendheid rond disclosure tegengaan. Een grondige studie(keuze)begeleiding is aan de orde waarbij het verschil in waardeoordeel tussen universiteit en hogeschool verlaten wordt. Tenslotte wordt de beleving van hoogbegaafde studenten gepreoccupeerd door een gevoel van eenzaamheid en is de rol van peer support voor deze studenten zeer groot en veelzijdig.

Dé uitdaging van zorgarchitectuur: een kindvriendelijke psychiatrie

Elien Vansevenant
In deze scriptie wordt er nagegaan welke ruimtelijke ontwerpparameters van belang zijn om aandacht aan te schenken gedurende een langdurige opname van kinderen tussen de 6 en 12 jaar (leeftijd lagere school) in een kinder- en jeugdpsychiatrie opdat ze de nodige ondersteuning krijgen en een gevoel van huiselijkheid ervaren. Met andere woorden hoezeer de architecturale vormgeving impact kan hebben op het verblijf van een kind in deze kwetsbare omgeving. Dit gebeurt enerzijds aan de hand van een literatuurstudie en anderzijds door het analyseren van twee concrete projecten, met name het Kinderpsychiatrisch Centrum in Genk (KPC) en De Korbeel in Kortrijk. Bijkomend wordt de inhoud ondersteund door het zelf ontwerpen van een fictieve kinderpsychiatrie voor kinderen van de lagere school in centrum Hasselt.

Ouderenmis(be)handeling: in de greep van het beroepsgeheim.

Cato Schollen
Deze bijdrage zet het kader rond het thema ouderenmis(be)handeling in combinatie met het beroepsgeheim van de (eerstelijns)hulpverlener uiteen. Binnen deze bachelorproef zal er vooral gefocust worden op het onderdeel ouder(be)mishandeling in relatie met het beroepsgeheim.

Warning: Complex Female Protagonist - Redefining Unlikability and Passivity as Feminist Resistance and Female Agency in Millennial Women’s Writing

Amber Kempynck
In hedendaagse Engelstalige literatuur geschreven door vrouwen is er een toevloed van complexe, “onsympathieke” vrouwelijke protagonisten. Dit geeft aanleiding tot twee discoursen: één over het genre dat deze romans tot stand hebben gebracht, namelijk “millennial fiction”, en een ander over het feministische gedachtegoed dat zij weergeven, het zogenaamde dissociative feminism. In deze discoursen wordt beweerd dat de hoofdpersonages onverantwoord passief zijn, wat schade brengt aan de feministische beweging. Deze thesis onderzoekt deze discoursen en toont door middel van de analyse van vier hedendaagse romans – Sally Rooney’s Conversations with Friends (2017), Ottessa Moshfegh’s My Year of Rest and Relaxation (2018), Eliza Clark’s Boy Parts (2020), en Lisa Taddeo’s Animal (2021) – aan dat de hoofdpersonages wel degelijk redenen hebben voor hun nihilistische houding en niet passief zijn, maar handelen met agency. Bovendien bevatten de romans een feministisch perspectief aangezien ze normatieve vrouwelijkheid uitdagen, de vrouwelijke ervaring belichten, en taboeonderwerpen over vrouwelijkheid aansnijden.

Ik heb je geweld(dad)ig lief

Stien Van Damme
Aanbevelingen voor de aanpak van partnergeweld door politiediensten in Oost-Vlaanderen.

Stimulans voor meer maatschappelijk bewustzijn: Binnen de dynamiek van een partnerrelatie kunnen zowel mannen als vrouwen zowel slachtoffer als pleger van partnergeweld worden

Ruth Anthuenis
Kwetsbaarheid is een moeilijk gegeven in onze samenleving. Laat staan mannelijke kwetsbaarheid, dat is al helemaal taboe. Mannelijk slachtofferschap en vrouwelijk daderschap blijken nog steeds onbekende fenomenen te zijn. Omdat dit tot veel onzichtbare ellende leidt, is er dringend meer maatschappelijk bewustzijn nodig:
Binnen de dynamiek van een partnerrelatie kunnen zowel mannen als vrouwen zowel slachtoffer als pleger van partnergeweld worden.

BDSM: De dominerende macht van de strafwet

Louise Ippel
Er moet worden tegemoet gekomen aan de strafbaarstelling van BDSM. In deze scriptie is er daarom ook gezocht naar mogelijke regelingen, zowel juridisch als niet-juridisch, die BDSM'ers in staat zouden stellen om straffeloos hun activiteiten te kunnen uitoefenen.

De samenvloeiing van mythologie en allegorie in het oeuvre van Anthony Van Dyck

Rebecca Gheyssens
We leven in een beeldende cultuur die voortdurend evolueert en verandert. Mythologie en allegorie maken sinds de klassieke oudheid deel uit van deze wereld. Deze masterproef heeft als doel de materie rond mythologie en allegorie te verduidelijken en een antwoord te bieden op de vraag of er een samenvloeiing van deze elementen is in de barok van de Zuidelijke Nederlanden. Om vervolgens te achterhalen hoe dit tot uiting kwam in het werk van Anthony Van Dyck.

Naar een geïntegreerd seksualiteitsbeleid in de forensische psychiatrie: de noden en behoeften van seksuele dienstverleners

Lisa Huygens
Voorliggend kwalitatief onderzoek heeft getracht aan de hand van semigestructureerd diepte-interviews de noden en behoeften van seksuele dienstverleners, die werkzaam zijn binnen de forensische psychiatrie, in kaart te brengen. Deze resultaten bieden een (mogelijke) weg naar een geïntegreerd seksualiteitsbeleid in de forensische psychiatrie.

Echte mannen huilen niet. Kwalitatief onderzoek naar de ervaring van psycho-educatie omtrent gendernormen en emotionele expressie bij een groep mannen tijdens een psychiatrische opname.

Sarah Devriendt
Psycho-educatieve groepssessies rond gendernormen en het uiten van emoties werden georganiseerd in een psychiatrische instelling in Vlaanderen. Hieraan namen enkel mannelijke patiënten deel. Onder andere de vaak negatieve impact van gendernormen op het mentaal welzijn van mannen werd besproken.

The contribution of volunteering in a cultural centre to the development of young adults in Salvador, Brazil. Overcoming obstacles related to race, gender, religion and class oppression.

Manon Coulon
In a highly unequal society, many young Brazilians suffer oppression based on their class, race, gender, sexual orientation and religion. In the transition to adulthood, a period that is already marked by important changes, this brings along specific needs that need to be met. This research answers how ICBIE, a cultural centre in Salvador da Bahia, tries to meet those needs by providing a
space for young people to participate in activities and volunteer. Young adults from the region and volunteers of ICBIE have participated in a survey and in-depth interviews to find the answer to the central question of this thesis:
“How does volunteering at ICBIE contribute to the personal and professional development of young adults living on the Itapagipe Peninsula of Salvador, Bahia?”. Their answers, insights and stories were complemented by observations and were compared with, and analyzed through the lens of
national data and concepts from Robert Havighurst, Social Justice Theory and Anti-Oppressive Practises. The results show that young adults face a multitude of obstacles, mostly related to oppressive practises. Classism is the form of
oppression that stood out, connecting almost all of the respondents. And while ICBIE can’t directly change the root of these oppressive practises, it mitigates the harmful effects caused by them, by creating a place where volunteers can
learn, take up responsibility, open their view on the world, create meaningful bonds, feel safe and loved, and cultivate hope and resilience for the future.

Wolk in mijn hoofd. Gezinsondersteunend werken bij postpartum depressie

Friedl Teirlinck
Voor 10 tot 20% van de kersverse moeders en hun partners wordt de periode na de bevalling overschaduwd door een postpartum depressie. Hoe kunnen de partners van deze mama's die vaak aangeven zich machteloos te voelen, beter geïnformeerd en ondersteund worden? En hoe kan het taboe rond dit thema doorbroken worden zodat moeders met een hulpvraag (sneller) de weg vinden naar de juiste hulpverlening?

Voltooid leven: What’s in a name? Inzichten en tips voor allen met een hart voor ouderen.

Astrid Seyns
‘Voltooid leven’ definiëren ondergraaft de complexiteit ervan. Els Van Wijngaarden haar definitie komt dan misschien nog het dichtst in de buurt, omdat zij haar definitie formuleerde door middel van een proberen begrijpen en niet een proberen verklaren. Er is moeilijk een antwoord te formuleren op welke aanpak het meeste slaagkans heeft om ‘voltooid leven’ te voorkomen of terug te draaien, maar we vonden in de studie wel een aantal hoopvolle praktijken.

Toestemming tot seksuele handelingen

Laura Byn
Deze scriptie introduceert een nieuw toestemmingsbegrip in het seksueel strafrecht. Het stelt strengere vereisten aan de toestemming tot seksuele handelingen opdat deze rechtsgeldig gegeven zou zijn.

Depressie in je omgeving: hoe ga je ermee om? Een taboedoorbrekende website: www.troep.link

Marie Van Oost Marie Van Oost Florian Cassier
Troep (www.troep.link) is een website met getuigenissen over depressie. Zeven jongvolwassenen delen hun ervaring met depressie, met extra aandacht voor hun nabije omgeving. Samen stelden we de vraag op welke manier de steun van vrienden en familie cruciaal was, hoe ze het best geholpen hebben en wat minder effect had. Op die manier willen we een instrument creëren waarmee andere jongvolwassenen én hun omgeving steun kunnen vinden. We willen hun situatie erkennen, herkenbaar maken en nieuwe inzichten geven over hoe ze de depressie kunnen aanpakken. In het bijzonder willen we depressie via zoveel mogelijk diverse frames benaderen, zodat er een genuanceerder beeld ontstaat. Dat is essentieel om het onderwerp meer begrijpbaar én bespreekbaar te maken. De persoonlijke verhalen van de zeven getuigen worden in tekstvorm verteld. Daarnaast hebben we hun ervaringen gebundeld in zes thematische podcasts, waarin we via experts ook medische en maatschappelijke context bieden. Dankzij illustraties komt alles samen tot een mooi geheel.

Vaders in beeld binnen de preventieve gezinsondersteuning

Arne Van Schoors
Op zoek gaan naar werkvormen om mogelijke hindernissen die vaders ervaren in de preventieve gezinsondersteuning weg te werken.
Welke mogelijke hindernissen ondervinden vaders om toegang te vinden binnen de preventieve gezinsondersteuning en welke werkvormen kunnen hier een antwoord op bieden?

Les Lieux de mémoire de Pierre Nora et les Deutsche Erinnerungsorte.Une étude comparative

Sara Delva
Mijn masterproef is een comparatief onderzoek naar de begrippen ‘lieu de mémoire’ en ‘Erinnerungsort’. Het eerste begrip is afkomstig van het gelijknamige werk van historicus Pierre Nora, het tweede van de Duitse adaptatie, “Deutsche Erinnerungsorte”, gepubliceerd door Etienne François en Hagen Schulze. Beide projecten kwamen in eenzelfde periode van obsessionele herinnering tot stand, maar verschillen duidelijk wat hun sociale en historiografische context betreft. De Duitse versie is meer dan een adaptatie van het Franse werk: het begrip ‘lieu de mémoire’ wordt geherdefinieerd. De andere aanpak van de Duitse auteurs is een gevolg van de moeilijke relatie tot het Duitse verleden en de problematiek omtrent de Duitse nationale identiteit van de afgelopen drie eeuwen.

Is er nood aan het sensibiliseren van de vroedvrouw om een postpartum depressie beter te detecteren en te begeleiden?

Lindsay De Groote Evelyne Heyerick
Wij hebben onderzocht of de vroedvrouw gesensibiliseerd wil worden omtrent postpartum depressie.

Hoe zijn seksuele gezondheidsverschillen te verklaren vanuit seksuele vorming? Een internationale vergelijking

Anke Stiers
De scriptie betreft Europees onderzoek dat duidt dat met seksuele vorming het aantal abortussen, SOA's, ed. te verminderen is. De internationale tekortkomingen betreffende RSV zijn echter talrijk, zo blijkt.

De chemische stilte. Over de impact van psychofarmaca op de psychiatrie tijdens de tweede helft van de 20e eeuw, met het Gentse Guislaingesticht als casus

Virgil Nimmegeers
Dit onderzoek belicht in een eerste luik de algemene geschiedenis van de psychiatrie, met een focus op het ontstaan en de brede effecten van chemische medicatie in de geestelijke gezondheidszorg sinds midden jaren 50 van de vorige eeuw. Via een microhistorisch casusonderzoek, namelijk het Gentse Guislaingesticht, wordt vervolgens in kaart gebracht hoe de psychiatrische praktijk en het dagelijkse leven in een psychiatrisch gesticht tijdens de periode 1950-1975 concreet veranderen onder invloed van die medische vernieuwingen.

Eigen Kracht-conferenties in de Geestelijke Gezondheidszorg: voldoende kracht van het netwerk?

Kristine Donche
.Krachtgerichte en netwerkversterkende methodieken zoals Eigen Kracht-conferenties worden vaak toegepast in de jeugdhulpverlening maar vinden tot op vandaag weinig ingang in de Geestelijke Gezondheidszorg. Stigmatisering en vooroordelen maken dat sommige hulpverleners te weinig geloven in de kracht en competenties van hun cliënt en zijn netwerk. Wil men streven naar een meer herstelgerichte zorg waar de cliënt zijn leven en zorg in eigen hand heeft dan kan EK-c een positieve aanvulling zijn op het bestaande aanbod.

Sociaal Werk? - Een filosofische zoektocht naar de (on)mogelijkheid van hedendaagse hulpverlening

Jonas Vanbrabant
In mijn scriptie ga ik uit van 'de mens' in de rol van hulpverlener of -vrager binnen de maatschappelijke context. Ik onderscheid drie mensbeelden; economisch, biologisch en relationeel. De dominantie van de twee eerstgenoemde op de laatste is daarbij een hindernis voor hedendaagse hulpverlening.

Artikel 60 binnen OCMW Aalst, een goedlopende trein of een bij te sleutelen parcours?!

Karolien Devos
In dit onderzoek werd artikel 60 op mesoniveau, binnen het OCMW van Aalst, onderzocht. Dit met als doel een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen over hoe deze tewerkstelling loopt en waar er eventueel marge is voor verbetering.

Mijn onderzoeksopzet bestond enerzijds uit een interview met de beleidsmensen, met de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor deze sociale tewerkstelling. Anderzijds uit een focusgesprek met ervaringsdeskundigen, met mensen die of een sociale tewerkstelling positief hebben beëindigd of nog steeds aan het werk zijn als artikel 60.

Aan de hand van mijn ervaring en mijn onderzoeksopzet heb ik mijn veranderingsdoelen opgemaakt. Gezien de ervaringsdeskundigen artikel 60 als een positieve ervaring beschouwden denk ik dat men eerst en vooral moet proberen meer tewerkstelling plaatsen te creëren. Meer plaatsen geeft ook meer kansen dus meer kwetsbare mensen die men zo kan helpen naar werkervaring of zelfs naar een doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Hiervoor zal de begeleiding anders moeten worden aangepakt en zal ook de bijhorende subsidiëring moeten herbekeken worden. Zowel op mesoniveau binnen het OCMW te Aalst als op macroniveau en dus op Vlaams, gezien dit recent is overgeheveld van Federaal naar Vlaams.

Een tweede veranderingsdoel, wat ik zou willen gerealiseerd zien, is het verbeteren van de sfeer op de werkvloer ten opzichte van de mensen in artikel 60. Het welbevinden op het werk draagt volgens mij ook bij naar enerzijds je goed voelen in je vel maar anderzijds ook het goed presteren op het werk zelf. Voor mensen in sociale tewerkstelling denk ik dat de motivatie om op zoek te gaan naar een job na artikel 60 groter zal zijn als men een positieve ervaring heeft mogen ervaren.

Ook na begeleiding moet volgens mij beter. In het focusgesprek gaf elke deelnemer aan dat men in het spreekwoordelijke zwarte gat valt na artikel 60. Ook hier zouden we door in te zetten op betere, intensievere begeleiding, de doorstroom naar de reguliere markt kunnen bevorderen.

Ik ben dit eerst en vooral juridisch gaan bekijken, wetgeving versus toepassingen die men hanteert in het OCMW te Aalst. Daaruit bleek onder andere dat een flexibel werktraject, bijvoorbeeld deeltijds werken, wettelijk wel kan. Iets wat mogelijk zou moeten zijn voor iedereen in deze hectische maatschappij, zeker voor kwetsbare mensen die geen (groot) sociaal opvangnet hebben. Ook het loon voor de artikels 60 bepaalt men zelf als OCMW. Naar privé werkgevers toe factureert men 740 euro, openbare instanties die mensen tewerk stelt in artikel 60 betalen niets. Ook het feit dat men enkel leefloon gerechtigden in artikel 60 toelaat, is specifiek voor Aalst en zou dus ook anders kunnen. Er is dus een duidelijk verschil tussen wat er wetmatig mag en wat er in Aalst wordt toegepast. De reden hiervoor ligt meestal bij de subsidiëring die men hiervoor krijgt.

In een tweede invalshoek heb ik de psychosociale bril opgezet. Daar bleek, door de analyse van verschillende theorieën met betrekking tot het welbevinden en het hebben van een job, dat er wel effectief gevolgen kunnen zijn door het al dan niet hebben van een job. Zeker naar kwetsbare mensen toe moeten we hiermee rekening houden, zij hebben misschien bepaalde werkattitudes niet meegekregen van thuis. Doordat ze niet aan het werk zijn, worden ze uitgesloten uit de maatschappij. Men verliest zijn status en heeft niet het gevoel ergens bij te horen, ergens deel vanuit te maken. Aan het werk zijn zal hen dus empoweren, zal hun psychosociaal welzijn erop verbeteren.

Een laatste invalshoek is de hulpverlening. Doordat onze maatschappij volop in transitie is, dient de hulpverlening herbekeken te worden. Sleutelwoord bij hulpverlening is empoweren. Niet enkel doen wat wetmatig moet maar mensen helpen hun doelen te laten stellen en deze te verwezenlijken. De houding van de hulpverlener moet op voet van gelijkwaardigheid zijn en met een onvoorwaardelijke positieve houding ten opzichte van de cliënt met als doel zijn eigenwaarde te versterken.

Ik breng aan de hand van mijn onderzoeksopzet en theoretische staving vijf veranderingsstrategieën naar voor. Eerst en vooral moet artikel 60 voor iedereen kunnen en niet enkel voor mensen met een leefloon. Zo sluiten we mensen uit die ook zouden geholpen zijn door op deze manier aan het werk te kunnen. Ik denk bijvoorbeeld van een vrouw op leeftijd die van haar man is gescheiden en jaren voor de kinderen heeft gezorgd. Iemand van een iets oudere leeftijd, met een ‘black hole’ in haar CV van enkele jaren, zal niet makkelijk werk vinden.

Een tweede veranderingsstrategie is de mogelijkheid naar een flexibeler traject. Zeker nu we langer zullen moeten werken, is dit geen overbodige luxe. Zoals we ook in Finland zien, werkt zo’n systeem. Meer en meer mensen nemen ook hier ouderschapsverlof, tijdskrediet of loopbaanonderbreking om voor hun gezin of voor zichzelf te kunnen zorgen. Ook en zelfs vooral kwetsbare mensen die weinig of geen ervaring hebben en vaak niet beschikken over een sociaal opvangnet, zouden dit dus zeker moeten kunnen doen. Meer mensen zullen slagen in hun te presteren dagen in de opgegeven referteperiode en mensen gaan ook meer gemotiveerd zijn aan het werk te blijven in deze drukke geluksmaatschpapij.

Een derde strategie is de begeleiding van de mensen op de werkvloer die met mensen in artikel 60 moeten werken. Het stigmatiseren van deze groep tegen gaan door preventief de mensen op de werkvloer zelf grondig te informeren en hen te duiden wat de intentie is. Zo kunnen we taboes en vooroordelen wegwerken en eventuele pesterijen voorkomen. Een ‘workbuddy’, een gezinswetenschapper die niet alleen de mensen in sociale tewerkstelling maar ook de collega’s hierin begeleidt.

Een vierde strategie is het herbekijken van de kosten die men factureert aan privé firma’s. Zij krijgen een factuur van 740 euro per maand voor een werknemer, openbare instanties en vzw’s niet. Men hanteert dit omdat dit de kost is die het OCMW zelf zou moeten bijleggen, die men dus niet krijgt via subsidieringen. Op macroniveau zouden we dus moeten inzetten in het herbekijken van deze subsidieringen om deze gelijk te stellen. Maar ook OCMW Aalst zou zelf de beslissing kunnen nemen dit niet als grondvoorwaarde te hanteren. Zo creëren we meer tewerkstellingsplaatsen en vergroten we ook de doorstroom.

Een laatste voorstel naar verandering is de betere (na)begeleiding. Mensen in de laatste weken goed toeleiden naar het einde van hun tewerkstelling en al klaarstomen naar solliciteren op de reguliere arbeidsmarkt. Ook een betere samenwerking met onder andere VDAB is opportuun zijn. Ook hier is een rol weggelegd die perfect zou zijn voor een gezinswetenschapper.

Referentielijst:

Adriaens, C. L. (2013). Praktisch handboek voor OCMW-recht. 612 Loopbaan met zorg. (2015). Betekenis van werk. Betekenis van werk.

Tine Van Regenmortel, K. H. (2013. Het concept ‘empowerende academische werkplaats’. Een innovatieve vorm van samenwerken aan werkzame kennis. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 36-48 Van Regenmortel, S. (2015, april). Sociaal werk moet anders in de nieuwe samenleving. Entry-media

Vlieger, S. D. (2008, Juni). Schuld en schaamte: een vergelijkende studie tussen werkenden en werklozen. Gent: Universiteit Gent.

Vries, S. D. (2010). Basismethodiek psychosociale hulpverlening. In S. D. Vries, Basismethodiek psychosociale hulpverlening (p. 425). Hoten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.

Psychopathie binnen de strafrechtspleging: de eeuwige vraag naar (on)toerekeningsvatbaarheid. Pijnpunten binnen de forensische psychiatrie en een blik op de Belgische wetgeving.

Femke Franco Farah Focquaert
Het doel van mijn thesisonderzoek bestond erin het stigma uit de wereld te helpen dat psychopaten zware criminelen zijn zonder enig spijt- of genadegevoel. Aan de hand van metajuridisch onderzoek heb ik geprobeerd om aan te tonen dat psychopathie een geestesziekte is. Het gevolg hiervan is dat er toch enkele argumenten zijn die kunnen pleiten voor de ontoerekeningsvatbaarheid van deze personen hoewel dit maatschappelijk nog steeds als een taboe beschouwd wordt.