Structureel sociaal werk: sociale economie als casestudy

Pieter
Decelle

De strijd tegen sociale ongelijkheid op de Vlaamse arbeidsmarkt:
De visie van de Vlaamse Sociale Economie op werkloosheid

De huidige dominante politieke en ideologische stromingen leggen steeds meer de nadruk op de individuele verantwoordelijkheid van de werkzoekende bij hun zoektocht naar een plaats op de arbeidsmarkt. Veel tooghangers eindigen hun discussie met de uitspraak: “Wie wil werken, vindt werk”. Is dit wel correct? Waar moet met andere woorden de oorzaak van werkloosheid worden gezocht? Bij het individu? Of bij de organisatie van de maatschappij? Zijn er bijgevolg ook bepaalde structurele drempels die voorkomen dat personen een job vinden? Welke drempels zijn dit? En hoe werk je hieraan? Hoewel arbeidsbemiddelaars zich zeer bewust zijn van deze structurele belemmeringen, zijn hun acties veelal te situeren op het microniveau, via individuele begeleidingen van cliënten.

Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid en sociale exclusie zijn problemen, waarmee we in onze samenleving meer dan ooit worden geconfronteerd. Om deze problematieken aan te pakken is het van groot belang dat werkzoekenden niet alleen worden gewezen op hun individuele verantwoordelijkheid bij de zoektocht naar een job. Er moet ook aandacht zijn voor maatschappelijke veranderingen en de effecten hiervan op de kansen van werkzoekenden op de arbeidsmarkt. Door in te zetten op zowel individuele als structurele veranderingen kan sociale ongelijkheid op de arbeidsmarkt worden weggewerkt. Het is vanuit dit standpunt dat het structureel sociaal werk vertrekt. In welke mate is bovenstaande visie gekend bij sociaal werkers uit de sociale economie? Op welke wijze trachten, hulpverleners uit deze sector, sociale ongelijkheid op de arbeidsmarkt weg te werken?

De Sociale Economie
Het gedachtegoed van de sociale economie ontstond in het midden van de 19e eeuw in Frankrijk, als reactie tegen de mensonwaardige gevolgen van de industriële revolutie. De term “sociale economie” werd voor het eerst gebruikt door Charles Dunoyer in 1830 toen hij zijn “Nouveau traité d’économie sociale” publiceerde. De sociale onrust en levensomstandigheden van de arbeiders leidden tot kritiek op de zuiver kapitalistische visie op de economie. Binnen dit liberaal model was er geen oog voor de sociale dimensie. De sociale economie trachtte een andere “manier” van politieke economie aan te bieden. Deze sector ontstond met andere woorden als een reactie op de mensonwaardige arbeidsvoorwaarden van de arbeiders die door het kapitalistisch systeem werden veroorzaakt.

De sociale economie heeft sindsdien getracht om duurzame tewerkstellingskansen te creëren voor personen uit de kansengroepen door enerzijds zelf tewerkstellingsplaatsen aan te bieden en anderzijds cliënten te begeleiden bij hun zoektocht naar een job in de reguliere economie. De activering van de meest kwetsbare individuen in de maatschappij is bijgevolg de doelstelling van deze sector.

De concrete acties, die voortvloeien uit deze doelstelling, zijn echter afhankelijk van de visie van de sociaal werkers op het concept activering. Een sociaal werker, die de oorzaak van de werkloosheid bij het individu legt, zal eerder disciplinerend of therapeutisch te werk gaan. Een hulpverlener, die daarentegen de oorzaak van de werkloosheid buiten het individu legt, zal trachten deze structurele drempels die voorkomen dat zijn cliënten een job vinden weg te werken. Een combinatie van beide visies is mogelijk en noodzakelijk om sociale ongelijkheid op de arbeidsmarkt weg te werken.

Activering in de Sociale Economie
De visie van sociaal werkers op activering werd onderzocht aan de hand van een kwalitatief onderzoek, waarbij verschillende diepte interviews met personen uit het werkveld werden afgenomen. Om een diepgaander beeld van de visie op het sociaal werk te achterhalen, werd de manier waarop trajectbegeleiders naar sociale problemen kijken, meer bepaald werkloosheid, in kaart gebracht. Hieruit bleek dat sociaal werkers uit de sociale economie, de oorzaak van werkloosheid veelal bij het individu zelf leggen. Dit blijkt uit de dubbele rol die trajectbegeleiders innemen. Enerzijds trachten zij de belangen van hun cliënten te verdedigen via individuele begeleidingen. Deze trajecten hebben als doel het sterker maken van het individu, door te werken aan bepaalde individuele problemen of het uitbreiden van de individuele capaciteiten. Anderzijds neemt de sociaal werker ook een disciplinerende rol op. Hierbij zoeken de trajectbegeleiders de oorzaak van de werkloosheid bij gedragsproblemen van het individu. De rol van de sociaal werker ligt bij het aanpassen van de cliënten aan de algemeen geldende normen. Het is duidelijk dat de visie van de sociale economie wordt gedomineerd door een focus op het individu en zijn eigen “problemen”.

Nochtans zijn de trajectbegeleiders zich wel bewust van de structurele problemen waarmee werkzoekenden worden geconfronteerd. Uit de diepte-interviews konden vijf verschillende vormen van sociale ongelijkheid worden onderscheiden. Zo heeft de huisvestingsproblematiek in de grootsteden en het gebrek aan kinderopvang, een belangrijke invloed op de kansen van de werkzoekenden uit de zwakste maatschappelijke groepen op de arbeidsmarkt. Ook de verschillende stereotypen, die werkgevers over personen uit de kansengroepen hebben, hebben een negatief effect op hun kansen op een job. Verder stellen vrijwel alle respondenten dat de arbeidsmarkt is veranderd. Het uit te voeren werk wordt complexer, waardoor personen met een lage scholingsgraad uit de boot vallen. Ten slotte zien alle respondenten heil in het herstructureren van ons onderwijssysteem, zodat de scholingsgraad van hun doelgroep toeneemt. Hoewel de respondenten verschillende structurele drempels herkennen, blijven acties, die deze drempels trachten weg te werken, veelal uit.

Een toekomst voor meer gelijkheid op de arbeidsmarkt
Enkele factoren blijken belangrijk te zijn om het structureel sociaal werk in Vlaanderen te kunnen promoten. Het slagen van structurele acties blijkt enerzijds afhankelijk te zijn van de mentaliteit van de sociaal werkers. Zij moeten leren om dichter bij hun doelgroep te staan. Hierdoor krijgen ze meer inzicht in de leefwereld van hun cliënten, zodat beide partijen bewust worden van de structurele oorzaak van problemen. Vervolgens is het als trajectbegeleider ook belangrijk om kritisch te staan ten opzichte van de eigen acties. Anderzijds speelt ook het beleid een belangrijke invloed op de slaagkansen van structurele acties. De respondenten wijzen erop dat er vanuit het beleid meer ruimte moet worden gecreëerd om acties, die structurele drempels op de arbeidsmarkt trachten te beïnvloeden, te kunnen organiseren.

Download scriptie (1.21 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014