De architect in Belgische context: tendensen in de bouwpraktijk en rechten

Astrid
Annaert

De naamgeving en het takenpakket van de architect heeft een grote evolutie meegemaakt binnen de bouwwereld. In de Middeleeuwen was er sprake van een bouwmeester die als persoon binnen de maatschappij verstand had van bouwen en van stabiliteit. Hij was dus de architect, maar tevens de aannemer van de werken en tegelijkertijd de bouwheer. Met de Renaissance is de architect naar voren geschoven als persoon die het esthetische en culturele draagvlak bezit om gebouwen het nodige aanzien en perspectief te geven.

Ingezoomd op België kan men ervan uitgaan dat deze vorm van architect-bouwmeester is blijven bestaan tot de Wet van 20 februari 1939 waarbij men een opsplitsing creëerde tussen het beoefenen van de twee bouwhandelingen, zijnde conceptie en uitvoering. De instelling van de Architectenwet is het gevolg geweest van een paar zware ongevallen. De wetgever oordeelde dat een architect niet bij kennis is om al de velden van ontwerp tot uitvoering te beheersen.

Vanaf 1939 spreekt men van een driehoeksverband waarbij de bouwheer een architect en aannemer onafhankelijk van elkaar moet aanstellen voor de realisatie van een bouwwerk. Bij deze opsplitsing moest men rekening houden met de nieuwe problemen die zich stelden wanneer een dossier van de ene persoon naar de andere wordt overgedragen. Om die reden werd de architect niet enkel de ontwerptaak toebedeeld, maar tevens de controle op de werf om op die manier een wisselwerking tussen beide bouwpartners te kunnen verzekeren.

Naast de klassieke driewerking tussen een bouwheer, architect en aannemer in zowel de particuliere bouw als de openbare aanbestedingen, hebben zich de laatste jaren geïntegreerde vormen van samenwerking binnen de bouwwereld, zoals een bouwteam en publiek-private samenwerkingen, ontwikkeld naar voorbeeld van andere landen. Deze nieuwe tendensen hebben neveneffecten op de uitoefening van het beroep en de onderlinge relaties tussen de partners.

Het samenwerken van verschillende bouwpartners – waaronder gespecialiseerde actoren en nieuwe wettelijk verplichtingen – vraagt dan ook duidelijke aflijning omtrent ieders verantwoordelijkheden. Deze complexe bouwwereld wordt om die reden gereglementeerd door de Belgische wetgeving en rechtspraak. Het bestaan van specifieke bouwaansprakelijkheden en een uitgebouwd verzekeringssysteem zorgt enerzijds tot beheersing van de risico’s, maar zorgt tevens voor een grote noodzaak aan kennis van omvang, uitsluitingen, clausules,….

 

Het beroep van architect in België wordt krampachtig hoogstaand en onafhankelijk gehouden van de rest van de bouwwereld. De architect heeft enerzijds een sterke en unieke positie binnen het bouwproces, maar draagt anderzijds net door het vasthouden van deze rol een grote last op zijn schouders. Tegenover de steeds sterker wordende positie, rol en kennis van de aannemer, moet de architect zich – soms tegen de realiteit in – de baas houden. Door het steeds complexere bouwen naar normen, regels en verantwoordelijkheden zakt de architect en zijn Architectenwet onderuit en dwingt hem in een onvermijdelijke tendens naar samenwerkingsprocessen. Een hervorming van het beroep van architect en dus de bijhorende Architectenwet zal de architect sterker plaatsen op concurrentievlak waardoor men doelbewust deze vakpersoon zal inschakelen bij projecten waar zijn specifieke kennis nodig is en geapprecieerd wordt.

Esthetiek en techniek horen onherroepelijk samen zoals de architect als baksteen onmogelijk kan blijven staan zonder ingenieur als mortel en de aannemer als degene die de twee samenbrengt. Het is net door uitstel van raadpleging en kennisuitwisseling dat een proces verstoord kan worden of niet tot een gewenst resultaat kan leiden volgens de bestaande strenge bouweisen. Een dossier moet correcte informatie bevatten waar alle partijen mee akkoord gaan. Om die reden zou een verplichte bouwvergadering met alle betrokken bouwpartners ter goedkeuring van een dossier alvorens de werken starten absoluut nuttig zijn. Dit is een vereenvoudigde vorm van geïntegreerde samenwerkingsprocessen die in de toekomst grote voordelen kunnen brengen, maar momenteel nog in hun kinderschoenen staan.

Een algemene bouwvergadering is eveneens nodig om partijen juridisch met elkaar te verbinden. Dit wel zeggen dat men de omvang en termijn van de aansprakelijkheden van elk van de partners op elkaar moet afstemmen. Een bouwheer moet vrij kunnen beslissen in hoeverre hij wil investeren in het verlengen van de termijn van betrokkenheid van de partners betrokken bij zijn project. Om hier over te kunnen beslissen als bouwheer, zouden uiteraard richtlijnen en best practices een belangrijke rol spelen. Zowel contractuele aansprakelijkheid als buitencontractuele aansprakelijkheid van de partners voor hun werk moeten worden omschreven en eventueel gekoppeld aan een verzekering. Een bouwheer is op die manier op de hoogte van welke schade tot welke partij behoort en welke verzekering hier eventueel kan bij inspringen.

Een tendens naar samenwerking tussen partijen, moet zich ook uiten in een samenwerking op vlak van schadebehandeling. Minnelijke regelingen vormen het startpunt bij beheersbare schadegevallen. In tweede instantie moet men zich beroepen op verzekeringen. Pas wanneer een bouwheer en de partijen ten opzichte van elkaar de inhoud en beperkingen kennen van de verzekeringen voorhanden bij een bepaald project, kunnen ze op een correcte manier worden ingezet zonder oververzekerd te zijn en daarbij de bouwheer op onnodige kosten te jagen.

Wat betreft de onderhandelingen tot een nieuwe wet als reactie op het arrest van het Grondwettelijk Hof van 2007 moet men naar de essentie kijken van de discriminatie en daarbij een ideale oplossing zoeken voor alle bouwpartners zonder de druk op de bouwmarkt onnodig te verhogen. Het aangekaarte probleem van discriminatie lost men in eerste instantie op door te vermijden dat bouwpartners, en in dit geval de aannemers, kunnen ontsnappen aan hun aansprakelijkheid. Om de kosten van premies laag te houden, moet men het toepassingsgebied uitbreiden naar alle risicopartijen met een tienjarige aansprakelijkheid die opgenomen kunnen worden in een in solidum veroordeling. Het behouden van de verzekeringsplicht voor de architecten volgens de Wet van ’39 in combinatie met een verplichte tienjarige aansprakelijkheidsverzekering voor aannemer en ingenieur – indien niet reeds opgenomen in een decenale van de bouwheer – zal leiden tot een solidariteit binnen de bouwwereld.

 

Download scriptie (2.09 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Jelle Laverge