De Brusselse Art Nouveau: vergane glorie of verborgen parel?

Kaat
De Ridder

Een kritische evaluatie werpt nieuw licht op het benut toeristisch potentieel van dit Brusselse patrimonium

De Brusselse Art Nouveau: vergane glorie of verborgen parel?

Brussel, een druilerige zondagnamiddag. Na afloop van de vlooienmarkt op het Vossenplein denkt u weemoedig terug aan Brel’s woorden: “C'était au temps où Bruxelles chantait. C'était au temps du cinéma muet. C'était au temps où Bruxelles rêvait. C'était au temps où Bruxelles bruxellait”. Verzonken in gedachten, verdwaalt u in de vele kleine straatjes die onze hoofdstad rijk is, tot u plotseling halthoudt voor een statig herenhuis met een extravagante architectuur die u doet wegdromen over lang vervlogen tijden…

De Brusselse Art Nouveau paradox

Het zou het begin kunnen zijn van een roman die zich afspeelt in het Brusselse. Art Nouveau belichaamt echter deze realiteit. Binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er meer dan 500 gebouwen in deze kunststijl die zowel privé als publiek zijn. De biënnale Art Nouveau en Art Déco lokt per editie meer dan 30.000 bezoekers en het Horta Museum verwelkomt jaarlijks zo’n 67.000 geïnteresseerden. Ronkende headliners als “Brussel, wieg van de Art Nouveau” en “Brussel, Europese hoofdstad van de Art Nouveau” passeren te pas en te onpas de revue. En toch. Wanneer men toeristen in het Brusselse confronteert met dit unieke erfgoed hoort men het al te vaak in Keulen donderen of blijkt de uitstap beperkt te zijn tot het bewonderen van Manneken Pis en de façades op de Grote Markt bij het verorberen van een smakelijke wafel. Maar Art Nouveau? Neen, dat niet.

Klare taal

Laat het voor eens en voor altijd duidelijk zijn: de Brusselse Art Nouveau beschikt wel degelijk over toeristisch potentieel. Alvorens uzelf naar onze hoofdstad te reppen om het eerste beste Art Nouveau huis binnen te stappen, neemt u best grootmoeders raad in acht en ‘bezint eer ge begint’. Horta zou zich immers omdraaien in zijn graf bij de gedachte dat hordes witgesokte in bermuda gehulde nieuwsgierigen zijn woning in Sint-Gillis onteren. Wanneer men vanuit toeristische invalshoek de woorden “erfgoed” en “toerisme” in de mond durft te nemen, schreeuwen sceptici al gauw moord en brand. Toch kan het anders. Het integreren van een toeristische dimensie binnen het waardevolle patrimonium hoeft immers niet steevast te leiden tot doemscenario’s à la Venetië.

Het Muziekinstrumentenmuseum, een iconisch gebouw in de Brusselse binnenstad. Van de extravagante Art Nouveau stijl wordt echter bitter weinig melding gemaakt (bron: Brusselslife)

Het Muziekinstrumentenmuseum, een iconisch gebouw in de Brusselse binnenstad. Van de extravagante Art Nouveau stijl wordt echter bitter weinig melding gemaakt (bron: Brusselslife)

U voelt het al aankomen. Het bepalen van de waarde van een erfgoedsite voor het toerisme is niet iets wat snel tussen twee maaltijden door plaatsvindt. De kunst bestaat eruit een evenwicht te vinden bij het in acht nemen van zowel materiële als immateriële aspecten van het patrimonium waarbij zowel aandacht geschonken wordt aan het ‘verkopen’ van het gebouw op de toeristische markt als de bescherming ervan. Dit alles dient overgoten te worden met een sausje van contextuele factoren want het huis Saint-Cyr – het is oké, internet weet raad – is geen Louvre.

Orde in de chaos

Maar daarmee is de kous niet af. De charme van de Brusselse Art Nouveau bestaat er net uit dat men tijdens een wandeling doorheen één van de 19 gemeentes van het Hoofdstedelijk Gewest, in oog kan komen te staan met een gebouw wiens façade alle verwachtingen overtreft. Het loont dan ook de moeite dit patrimonium vanuit een landschapsbenadering te beschouwen. Het omvormen van de Brusselse Art Nouveau tot een Bokrijk 2.0 is daarbij niet aan de orde. In tegendeel, dergelijke benadering als toeristisch gethematiseerd landschap, vormt een kaderwerk in dewelke het geheel aan erfgoed kan gesitueerd worden. Het in kaart brengen van betrokken processen, actoren, dimensies en acties rond de Brusselse Art Nouveau is echter geen sinecure. Het helpt daarentegen wel orde te scheppen in de chaos aan gebouwen, doelstellingen, toekomstvisies en bestuursniveaus. Tegelijkertijd verkrijgt men een overzicht om het toeristisch potentieel van dit erfgoed te evalueren. Twee vliegen in één klap dus.

Het dromerige interieur van Hotel Tassel, één van de vier Brusselse gebouwen van Horta die UNESCO werelderfgoed zijn (bron: WHC UNESCO)

Het dromerige interieur van Hotel Tassel, één van de vier Brusselse gebouwen van Horta die UNESCO werelderfgoed zijn (bron: WHC UNESCO)

Hoog tijd voor actie

Sinds de aanslagen van 22 maart gaat de hoofdstad gebukt onder de last van een beschadigd toeristisch imago. Het verder ontwikkelen en uitwerken van een kwalitatief en duurzaam toeristisch product als de Brusselse Art Nouveau, dat mede kan dienstdoen als internationaal uithangbord, is dan ook geen overbodige luxe. Vanzelfsprekend, denkt u dan. De manier waarop deze doelstelling bereikt dient te worden, is echter minder vanzelfsprekend. Naar goede ouwe Belgische gewoonte heeft ook de Brusselse Art Nouveau te kampen met een resem aan instituten, formaliteiten, ditjes en datjes. Wat als een paal boven water staat, is dat er ontwikkelingsmogelijkheden bestaan. Mogelijkheden die zowel door betrokken organisaties als door bezoekers van het Brusselse erkend worden.

Kijk, luister, leer

Mocht er één succesformule bestaan die er keer op keer in slaagt om patrimonium om te vormen tot toeristische topper, dan zou de patenthouder miljonair zijn. Helaas is dit niet het geval. Wat voor de Brusselse Art Nouveau een sleutelvereiste is, is de verdere integratie van de gebouwen in een breder verhaal en als dusdanig, in een toeristisch gethematiseerd landschap. Zowel voor het betrokken beleid als de bezoekers van dit erfgoed gelden drie kernwoorden: kijken, luisteren en leren. In deze optiek meet het fenomeen ‘toerisme’ zich tevens de rol aan als interactieve leerkracht en stimuleert het een maatschappelijk bewustzijn omtrent deze rijke schat van het verleden.

Onbekend, maar niet onbemind

Er is dus nog wat werk voor de boeg maar de weg die van onze hoofdstad de welverdiende Europese hoofdstad van de Art Nouveau maakt, is niet eindeloos. Deze patrimonium parel beschikt over het potentieel om afgestoft te worden. Door het in acht nemen van enkele specifieke maatregelen kan er een toeristisch product bekomen worden dat fascineert, intrigeert en meesleept. De Brusselse Art Nouveau is er klaar voor en hopelijk bent u dat ook. Al dan niet in witte sokken en bermuda.

v\:* {behavior:url(#default#VML);}
o\:* {behavior:url(#default#VML);}
w\:* {behavior:url(#default#VML);}
.shape {behavior:url(#default#VML);}

96

Normal
0
false

21

false
false
false

NL
X-NONE
X-NONE

/* Style Definitions */
table.MsoNormalTable
{mso-style-name:Standaardtabel;
mso-tstyle-rowband-size:0;
mso-tstyle-colband-size:0;
mso-style-noshow:yes;
mso-style-priority:99;
mso-style-parent:"";
mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt;
mso-para-margin:0cm;
mso-para-margin-bottom:.0001pt;
mso-pagination:widow-orphan;
font-size:12.0pt;
font-family:Calibri;
mso-ascii-font-family:Calibri;
mso-ascii-theme-font:minor-latin;
mso-hansi-font-family:Calibri;
mso-hansi-theme-font:minor-latin;
mso-fareast-language:EN-US;}

Download scriptie (23.01 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. dr. Dominique Vanneste