Cultuurhuizen voor de moderne grootstad?

Trijn
Blondé

Cultuurhuizen voor de moderne grootstad?

"Het is de droom van elk cultuurhuis dat de weerspiegeling van de doorsnee bevolking in haar zalen terechtkomt...”

Stel dat u, als cultuurliefhebber afkomstig uit Nigeria, naar België migreert en deze uitspraak hoort, klinkt dit alleszins goed in de oren. Dit citaat van Anne Watthee van Kunstenfestivaldesarts is immers veelbelovend voor immigranten.

Bij theatervoorstellingen ervaar ik vaak dat de zitjes rondom mij in grote mate bezet worden door een relatief blank publiek. Ik heb het dan voornamelijk over grote cultuurhuizen zoals NTGent of het Toneelhuis. Is dit toeval of kenschetsend? Hoe profileren de cultuurhuizen zich tegenover cultuurgangers van andere etnisch-culturele afkomst? Ondernemen zij iets om hen te bereiken? Participeren allochtonen werkelijk zo weinig aan cultuur als beweerd wordt in verscheidene literatuurbronnen? De schijnbare ondervertegenwoordiging van mensen met een etnisch diverse afkomst lijkt me een eerste interessante factor om onder de loep te nemen.

Laten we dit van naderbij bekijken in Brussel. De stad telt immers vele minderheden. Het Kunstenfestivaldesarts en het Kaaitheater worden doorgaans beschouwd als ‘kwaliteitsvolle’ instellingen. In welke mate zijn deze cultuurhuizen toegankelijk voor mensen van Arabische of Afrikaanse origine?

Het Kunstenfestivaldesarts organiseert gedurende het hele seizoen opvoeringen in twee huizen én trekt ook de straat op. Het Kaaitheater programmeert, in festivalvorm, voorstellingen gedurende één maand in het jaar in een twintigtal cultuurhuizen. Hoewel de twee instellingen een compleet andere formule hanteren, tonen ze op vele vlakken overeenkomsten. De missie van beiden is dezelfde: door middel van kunst de toeschouwer laten reflecteren. De toeschouwer moet in staat zijn om zijn visie omtrent de wereld, de kunst en zichzelf in vraag te stellen. Het artistieke en beschouwende primeert en dus mijn inziens eerder mikkend op een zekere elite en niet op een uitgebreid, divers en allochtoon publiek. Beide cultuurhuizen willen hun publiek zoveel mogelijk uit hun comfortzone halen. Allochtonen van Arabische of Afrikaanse afkomst zijn meestal leken inzake de Belgische cultuur en ervaren dit Brussels aanbod als een drempel. Het uitgangspunt en de betrachtingen van het Kaaitheater en het Kunstenfestival zijn zeker bevorderend voor de hedendaagse kunst en de cultuursmaak van de geschoolde blanke. De gelegenheid om door hun werking een ruimer publiek van etnisch diverse herkomst aan te trekken, laten ze op deze manier echter aan zich voorbij gaan. Veel potentiële nieuwe Brusselaars blijven aldus op cultureel vlak in de kou staan. Een gemiste kans!

" "

Afbeelding verwijderd.

Het Kunstenfestivaldesarts verspreidt haar flyers en brochures enkel over de verschillende elitaire culturele instellingen in Brussel en Europa. Ook daardoor wordt een meer divers publiek ontlopen. Bovendien worden de  affiches duidelijk ontworpen met het oog op het vertrouwde, vaste publiek. Getuige daarvan is de editie van het seizoen 2016. Ze bestaat immers uit drie verschillende zwart gekleurde posters met op elk slechts een onderdeel van het logo. Wie het Kunstenfestival niet of nauwelijks kent, zal zich hierdoor zeker niet aangesproken voelen. Zoals u uit de foto hierboven kan afleiden, is ook de neutrale kaft van de brochure van vorig seizoen nietszeggend voor cultuurleken. Noch brochure noch affiche werken dus bevorderend voor een optimaal en intercultureel publieksbereik.

" "

Afbeelding verwijderd.

Zowel het Kaaitheater als het Kunstenfestivaldesarts zijn dus vrij hoogdrempelige cultuurhuizen die voornamelijk een vast publiek uit de betere middenklasse aantrekken.

Beide instellingen werken met tussenorganisaties die ervoor zorgen dat reeds een grotere doelgroep, zoals mindervaliden, mensen in armoede of migranten, bereikt wordt. Hoewel het Kaaitheater over meer nauwe samenwerkingen beschikt dan het KFDA, zijn deze partnerschappen voor beide cultuurorganisaties onmisbaar. Door de (noodzakelijke) samenwerkingen met tussenorganisaties bereiken de cultuurinstellingen vandaag al heel wat migranten van Arabische of Afrikaanse afkomst die ze anders niet zouden bereiken. Maar de samenwerkingen zullen dan ook nooit tegemoet kunnen komen aan het grote aanbod van migranten dat er vandaag is.

Zowel het Kaaitheater als het Kunstenfestivaldesarts kunnen als hoogdrempelige instellingen beschouwd worden die voornamelijk een vast, middenklassengericht publiek hebben. Desondanks verrichten beide instellingen vele inspanningen om een divers multicultureel publiek aan te trekken. Al dient hier een onderscheid gemaakt te worden tussen ‘wensen’, ‘het aantrekken’ en ‘het effectieve bereik’. Het Kaaitheater wil zoveel mogelijk mensen vanuit diverse culturen met hun huis laten kennismaken. Hierbij trekken ze de openbare ruimte in. Echter, het huis neemt genoegen met het ‘triggeren’ van allochtonen. Het voert eerder een beleid dat op de toegang tot cultuur gericht is, dan dat het huis het effectieve cultuurbereik centraal stelt. Het effectieve bereik is een ideale droom die met de huidige ingesteldheid van beide cultuurorganisaties nooit waargemaakt kan worden. Ook het Kunstenfestival toont pogingen tot het bereiken van een breder publiek door acties te organiseren zoals het aanbieden van workshops of het aanspreken van bepaalde gemeenschappen. Maar ook deze inspanningen geven blijk van slechts een geringe invloed.

Pierre Bourdieu, Frans socioloog (1930-2002) beweerde dat de culturele habitus van een nieuwkomer ontegensprekelijk wordt opgeslorpt door de dominante elitevisie. Deze stelling geldt zeker voor zowel Kaaitheater als Kunstenfestival. Hoewel migranten vandaag wel degelijk worden verwelkomd en aanvaard  met hun eigen culturele waarden en normen, staat het als een paal boven water dat ook nu nog de dominante (westerse) cultuur in Brussel overheerst. Het Kaaitheater en het Kunstenfestival zijn ondubbelzinnige voorbeelden van huizen die hun dominante visie en identiteit naar voren schuiven. Bourdieu’s visie is nog heel actueel.

Zowel het Kaaitheater als het Kunstenfestival reproduceren in zekere zin nog altijd de aloude sociale ongelijkheid die sinds de middeleeuwen al speelt in de verstedelijkte samenleving. Eeuwenlang werd de sociale en cultuurscène van steden als Gent, Antwerpen en Brussel gevoed door actoren uit hooggeschoolde middengroepen van de maatschappij. Het is nog steeds deze middengroep (waaronder niet alleen de blanke programmatoren maar ook het vertrouwde publiek) die de cultuur bepaalt.

De visie waar bovengenoemde huizen zich achter scharen, maakt hen tot wie ze zijn en bepaalt hun uniciteit in het culturele landschap. Er is niets mis met hun hoogdrempelige identiteit. Het publiek dat ze bereiken is echter geen weerspiegeling van de huidige maatschappij.

De droom, waarnaar verwezen in het begin van dit artikel, blijft voorlopig dus een droom voor zowel het Kunstenfestivaldesarts als het Kaaitheater.

-Trijn Blondé

Download scriptie (1.42 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Katharina Pewny