De attitude van scholen ten aanzien van ouderbetrokkenheid en ouder-school partnerschap: een perceptie-onderzoek bij schoolhoofden

Hannelore
Baeyens

 

Ouderbetrokkenheid in de picture…
----------------------------------------------------------------------
Hoe denken schoolhoofden basisonderwijs hierover?
 
Talloze publicaties tonen aan dat ouderbetrokkenheid (OB) vandaag hoog op de agenda staat van onderzoekers, onderwijsdeskundigen, het beleid,… Waarom? “Net die ouders die we heel graag zouden ontmoeten, komen niet”, zeggen verscheidene directeurs basisonderwijs. De invloed van schoolkenmerken en -praktijken op de beslissing van ouders om betrokken te zijn, komt daarbij steeds meer in de picture te staan.
 
Ouderbetrokkenheid: 10 vaststellingen
 
De aanwezigheid van ouders in het onderwijs neemt zienderogen toe. Directeurs vinden deze betrokkenheid zonder uitzondering belangrijk, omdat ouders en de school partners zijn en meer bereikt kan worden wanneer beiden samenwerken. In praktijk ondervinden ze echter dat een relatie opbouwen met ouders niet steeds vanzelfsprekend is.
 
1. COMMUNICATIE ALS FUNDAMENT VAN OB
Door met elkaar te praten zijn ouders en de school beter geïnformeerd over het kind, stellen de bevraagde directeurs. Men kan van elkaars expertise leren, het vertrouwen neemt toe en misverstanden worden weggewerkt. Dit komt opnieuw ten goede van het kind: het wordt beter opgevolgd en begeleid.
 
2. SCHOLEN MOETEN ER ZELF WERK VAN MAKEN
Ouders ervaren vaak een drempel om naar het schoolpersoneel toe te stappen of betrokken te zijn. Daarom is het belangrijk dat naast het creëren van een open en laagdrempelig schoolklimaat, waarin ouders zich welkom voelen, een school een positieve attitude uitstraalt ten aanzien van ouders en hen ook zelf aanspreekt en veelvuldig uitnodigt.
 
3. DE DIRECTEUR SPEELT DE HOOFDROL, MAAR LEERKRACHTEN MOETEN HET ‘DOEN’
Schoolhoofden moeten de coördinerende en sturende kracht zijn die leerkrachten warm maken, aanmoedigen en ondersteunen om met ouders samen te werken. Hun attitude is cruciaal voor de mate waarin ouder-participatie tot stand komt. “In het beleid dat uitgezet wordt, heeft de directie een belangrijke rol te vervullen. Het concrete is wel afhankelijk van de leerkrachten. Als directie kan je wel mensen stimuleren en dingen in gang zetten, maar het uiteindelijke initiatief moet wel van de leerkrachten komen. Ik denk dat je als directie dat alleen maar kan stimuleren als dat nodig is, maar soms ook afremmen als je ondervindt dat mensen daar te ver in gaan. Dat is een kwestie van evenwicht.”
 
4.   ALLOCHTONE EN SOCIAAL - ZWAKKERE OUDERS ZIJN VAAK HET MOEILIJKST BEREIKBAAR
Talige, culturele of mentaliteitsverschillen zouden volgens de schoolhoofden een verklaring bieden voor dit opvallend fenomeen. “Die communicatie, de ouders hebben het niet begrepen. Het mag nog met een tolk geweest zijn. Zij komen uit een andere wereld. De school hier in België is helemaal anders dan daar, ook op vlak van aanwezigheden. Die hebben daar andere opvattingen over.”
Toch schuilt hierin een mogelijke valkuil. Scholen moeten opletten om de oorzaken van non-participatie niet slechts bij ouders te leggen. Ook bepaalde schoolpraktijken en   -structuren kunnen ervoor zorgen dat zij zich minder welkom voelen.
 
Een school die ouders niet kan betrekken, die faalt voor een stuk: dat zijn eilandjes naast elkaar en dat kan niet.
 
 
5. DE VOORDELEN WEGEN NIET OP TEGEN MOGELIJKE NADELEN VAN OB
 De betrokkenheid van ouders op verschillende vlakken betekent een win-win situatie voor iedere actor. De voordelen zijn velerlei, wat zich vertaalt in een verscheidenheid aan initiatieven, verschillend naargelang de school. Niettegenstaande dit rapporteren de bevraagde schoolhoofden dat OB ook moeilijkheden met zich kan meebrengen. Daarom is het essentieel om als school op zoek te gaan naar een gulden middenweg.
 
6. BOUW NAAST BRUGGEN OOK BUFFERS                         
Meer OB is niet per definitie beter. “OB heeft een grens. Jammer genoeg houden niet alle ouders zich daaraan en dan moeten we echt zeggen van ‘dit is voor ons en dat is voor jullie’.” Het gaat om een machtsbalans waarover strijd gevoerd wordt om deze in het eigen voordeel te laten overhellen. Scholen mogen dit ‘getouwtrek’ niet per definitie als negatief bestempelen. Hoewel er nood is aan duidelijke afspraken en een school niet zomaar alles van ouders mag aanvaarden, moet ze er wel rekening mee houden dat bepaalde ouders grenzen kunnen overschrijden omdat deze misschien te streng zijn.
 
7. MAAK AFWEGINGEN EN HOU HET DOEL VOOR OGEN
Rekening houdend met het eigen ‘ouderpubliek’, moet een school afwegen in welke mate ze beroep doet op het engagement van ouders. Teveel OB kan immers frustraties opwekken bij sommige ouders wanneer het hen telkens niet lukt om aanwezig te zijn. Let daarom op voor een overbevraging van ouderparticipatie en focus in de eerste plaats op datgene wat het kind direct aanbelangt. Tevens is niet elke vorm van OB geschikt voor iedere ouder. Anderzijds moet een school ook opmerkzaam zijn voor de afwezigheid van bepaalde ‘groepen’ ouders, zodat OB bestaande ongelijkheid tussen kinderen niet versterkt of reproduceert. ‘Hoe meer, hoe beter’ gaat zeker niet op. Wat ideaal is, is voor iedere school verschillend.
 Ouderbetrokkenheid met mate houdt een meerwaarde in voor iedereen.
 
8. ONDERSCHAT DE BETROKKENHEID VAN OUDERS NIET
Enkele bevraagde directeurs linken het niet tot stand komen van samenwerking met bepaalde ouders aan het feit dat deze het nut van OB niet inzien noch de behoefte voelen om zich te engageren. Deze conclusie is echter foutief. OB kent vele facetten. Ouders kunnen ook op andere manieren betrokken zijn, bijvoorbeeld thuis.
 
9. BELANGRIJKE TAAK VOOR DE LERARENOPLEIDING EN NASCHOLING
“Op vlak van OB zouden ook de lerarenopleiding en nascholing een grotere rol moeten spelen. Wij kunnen wel lezen en ervaringen delen met elkaar, maar eigenlijk in de opleiding zelf ontbreekt dat toch.” Optimalisatie  van   de lerarenopleiding dient samen   te   gaan   met effectieve nascholing op het vlak van het voorbereiden en bijsturen van leerkrachten in hun relatie en communicatie  met ouders en diens verschillende culturen en mentaliteiten. Deze conclusie geldt eveneens voor schoolhoofden. Daarnaast vragen scholen van de overheid een uitgebreidere omkadering opdat ze meer tijd voor OB zouden kunnen uittrekken.
10. HET OUDERBELEID MAG GEEN LOSSTAAND GEGEVEN ZIJN
De relatie met ouders is het sterkst wanneer programma’s betreffende OB deel uitmaken van het beleid dat de school voert. Een dergelijk beleid informeert ouders en geeft richting aan leerkrachten: het beïnvloedt hun opvattingen en activiteiten hieromtrent. Toch vinden niet alle bevraagde schoolhoofden het noodzakelijk om een dergelijke samenwerking te formaliseren wanneer deze in praktijk vlot  verloopt.
 
 

 
 

Download scriptie (923.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2010