De incorporatie van Zuid-Afrika
HOE ZUID-AFRIKA DEEL WERD VAN HET KAPITALISTISCHE WERELD-SYSTEEM
Het kapitalisme is, in tegenstelling tot wat velen u willen doen geloven, geen ahistorisch
fenomeen, geen eeuwig, onveranderlijk en vanzelfsprekend systeem. Het kapitalisme is ooit
ergens ontstaan, namelijk in de Noord-Italiaanse stadstaten toen de Middeleeuwen naar hun einde liepen. Daaruit heeft het zich geëxpandeerd totdat het vandaag, op enkele blinde vlekken na, de
gehele wereld omvat. Één van de gevolgen van het feit dat het kapitalisme een historisch systeem
is, is dat het tijdens haar expansie gebieden die eerst extern waren aan het systeem er deel van
geworden zijn. Dit deel worden van het systeem heet incorporatie.
Één van die gebieden is het zuidpunt van Afrika. De incorporatie van dit gebied in het historisch
kapitalisme vormt het onderwerp van deze scriptie. Het gebruikte interpretatiekader is dat van de
wereld-systeem analyse, een onderzoekstraditie die vooral dankzij het werk van Wallerstein groot
geworden is. Bij deze aanpak proberen we het kapitalistische wereld-systeem historiserend en
holistisch te benaderen, dus niet als geheel van nationale economieën en nog veel minder als een
a-priori of een essentie.
Dat het systeem reeds een half millennium lang zich uitgebreid heeft is het gevolg van enkele van
de basiskenmerken van het kapitalisme. De drijvende kracht achter dit systeem is de eindeloze
accumulatie van kapitaal, dit wordt dan weer mogelijk gemaakt door het proces van ongelijke ruil.
Deze ongelijke ruil is het gevolg van een territoriale arbeidsverdeling binnen het wereld-systeem:
de arme landen exporteren producten waarvan de arbeid goedkoop is en importeren producten die
met dure arbeid geproduceerd werden. In de praktijk betekent dit dat in de arme landen, de
periferie, weinig gediversifieerde en laagtechnologische productie plaatsvindt en in de rijke
landen, de kern, gediversifieerde en hoogtechnologische productie.
Door de wil om steeds meer kapitaal te verzamelen en door het feit dat een kapitalist zijn eigen
belangen nastreeft komt het systeem echter regelmatig in een overproductiecrisis terecht, dit
volgens de gekende Kondratieff-cycli. Één van de processen die het kapitalisme deze crises doet
overwinnen en dus de verdere accumulatie van kapitaal mogelijk maakt, is de expansie van het
systeem, de incorporatie van nieuwe gebieden. Het bestuderen van dit proces van incorporatie
heeft groot belang, aangezien het verloop ervan grotendeels bepalend is voor de verdere rol van
dit gebied in het systeem.
Deze incorporatie is natuurlijk een structureel proces, dat niet als een opsomming van feiten kan
worden verhaald. Wel moet getracht worden aan te tonen hoe de verschillende instituties
aangepast worden aan het functioneren binnen het kapitalisme. Dit kan beschreven worden door
drie transformaties te schetsen: deze van de productieprocessen, de huishoudstructuren en de
politieke structuren. Belangrijk is te weten dat huishoudens niet zomaar kerngezinnen zijn zoals
wij ze kennen: een huishouden is een inkomenpool van een aantal meestal verwante personen,
een belangrijke eenheid binnen het economische proces dus, maar niet onveranderlijk doorheen
de geschiedenis. Ook het huishouden is een historische constructie.
In het gebied dat we vandaag als het land Zuid-Afrika kennen vonden deze veranderingen
grotendeels tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw plaats, tijdens de periode van Britse
empire building. Een belangrijk beginpunt van dit proces was de ontdekking van diamant rond
1870 en een symbolisch eindpunt was de vorming van de Unie van Zuid-Afrika in 1910, toen
werden de vier verschillende blanke staten één.
De transformatie van de productieprocessen in Zuid-Afrika kan eveneens beschreven worden via
drie veranderingen. Rond het midden van de negentiende eeuw was de handel tussen het
bestudeerde gebied en de wereldmarkt verwaarloosbaar, tegen 1910 vertoonde het land een
import- en exportpatroon dat typerend is voor een perifeer land: het exporteerde mijn- en
landbouwproducten en importeerde hoofdzakelijk machines voor deze industrieën. Ten tweede is
de organisatie van de economie veranderd, de beslissingscentra zijn groter geworden:
keuterboeren zijn vervangen door grootschalige, moderne landbouwbedrijven en ook in de
mijnbouw vond er een grote concentratiebeweging plaats, met Rhodes als bekendste protagonist.
Misschien wel de belangrijkste, of in ieder geval de meest in het oog springende, verandering is
de garantie van arbeidskrachten: met een hele reeks maatregelen werd de onafhankelijkheid van
de zwarte bevolking teniet gedaan en werd deze tot loonarbeid gedwongen.
Één van de manieren waarop men de zwarte bevolking afhankelijk kon maken van de
wereldmarkt was door het beïnvloeden van de structuur van de huishoudens. Door het creëren
van cashnoden en het afbreken van de tribale structuren, die een eventueel deficit in het
huishoudbudget konden opvangen, kon men hen dwingen loonarbeid te leveren.
Ten slotte werden ook de politieke structuren aangepast, deze waren aan het eind van de reis
omgevormd tot moderne staten naar westers model. Het succes van deze staat kan afgemeten
worden aan de efficiëntie waarmee deze de belangen van de kapitalisten verdedigt. Dit was niet
steeds vanzelfsprekend. Zo waren de eigenaars van de belangrijke dieptemijnen in Transvaal, de
republiek in het Zuid-Afrikaanse binnenland waar de meeste goudmijnen gelegen zijn,
hoegenaamd niet te spreken over het beleid van deze staat aan het einde van de negentiende eeuw
en zeker niet over de te beperkte toevoer van goedkope, zwarte arbeid. Dit was ongetwijfeld één
van de redenen voor de Boerenoorlog, de duurste van alle Britse koloniale oorlogen. Over het
beleid van de regeringen na deze oorlog waren de meeste kapitalisten wel zeer tevreden: toen was
de staat dus wel voldoende aangepast. Dit politieke transformatieproces eindigde acht jaar na de
Boerenoorlog in het vormen van één blanke staat.
Het grote voordeel van het wereld-systeem perspectief is dat het ons toelaat het descriptieve
niveau te overstijgen, wat het mogelijk maakt om de structurele elementen van het kapitalisme
bloot te leggen, de oorzaken van de ongelijke ruil onder de loep te nemen en de rol van de staat in
de economie te problematiseren. Dit alles leidt onvermijdelijk tot het in vraag stellen van de
onwrikbaarheid en neutraliteit van de kapitalistische, liberale logica. Dit kan moeilijk of niet met
een minder structurele of ahistorische aanpak, aangezien de interdependenties dan onzichtbaar
blijven, wat kritiek ten gronde onmogelijk maakt. Zo hebben vele auteurs zeer terecht kritiek
gegeven op het apartheidsregime, maar bleef het kapitalisme, het systeem dat ongelijkheid maar
dan niet noodzakelijk de onderdrukking van de zwarte bevolking noodzakelijk maakt, veelal
buiten schot. De kritiek was dus niet ten gronde, maar slechts gericht op een al te extreme
uitingsvorm van het systeem.