Doof voor doofheid dooft Deafhood

Mathieu
van der Sluis

To be deaf or to be Deaf, that’s the question

Doof zijn is bij de meeste mensen gekend als het medisch fenomeen waarbij iemand niet kan horen. Over doof zijn bestaan echter verschillende visies. Waar de ene persoon dit ziet als een handicap, ziet de ander dit juist als een grote rijkdom en een eigen cultuur. Grosso modo kan men drie visies onderscheiden.

De eerste visie is de doofheidsvisie. Bij deze medische visie is doof zijn een handicap en tracht men deze handicap weg te werken. De sociale visie is de tweede beschreven visie. Deze gaat uit van het idee dat de samenleving allerhande barrières opwerpt voor doven waardoor doven geen volwaardige plaats in de samenleving hebben en op vele drempels en uitsluitingprocessen in die samenleving botsen.

Als derde visie wordt de Deafhoodvisie beschreven. Hierbij worden doven beschreven als een culturele en taalkundige minderheidsgroep. Ze hebben geen handicap, enkel een eigen cultuur en taal. In deze visie wordt Doof met hoofdletter geschreven als culturele uiting.

Deze drie visies vinden hun oorsprong in de geschiedenis door enkele gebeurtenissen en kantelmomenten met ingrijpende invloed op de dovengemeenschap.

 

De verschillende visies hebben elk hun eigen kernmerken en leiden daarom tot verschillende antwoorden op de noden van doven. Dit maakt het moeilijk voor het beleid, de beleidsmakers en sociaal werkers om een gepaste positie in te nemen want de probleemformulering en wat als de noden van doven wordt gezien lopen in dergelijke mate uiteen dat één gelijkvormig beleid voor doven niet kan gerealiseerd worden.

Om als sociaal werker met doven te werken is kennis van dovencultuur, van de verschillende visies en de geschiedenis een noodzaak om op gepaste wijze doven te begeleiden.

 

 

Inhoud

 

In onze samenleving vandaag is meer en meer sprake van superdiversiteit. Die diversiteit kan opgedeeld worden in het globale niveau en het subgroepniveau.

Op het globale niveau zien we diversiteit in een breder kader. Dit betreft het onderscheid in geslacht, in afkomst, leeftijd, etc. Een algemeen geaccepteerde zienswijze op diversiteit is het ‘kruispuntdenken’. Dit betekent dat alle verschillen (huidskleur, geslacht, leeftijd, etc.) een optelsom vormen waardoor een nieuwe en ‘hogere’ sociale positie ontstaat. Het voordeel is dat personen op een gelijkwaardige wijze een sociale positie verkrijgen die evenwichtiger is en hen niet in een hokje steekt. Het risico hierbij is dat deze nieuwe sociale positie opnieuw als norm wordt gehanteerd. Hierdoor ontstaan nieuwe hokjes en verliest het kruispuntdenken zijn nut.

Om hieraan te ontsnappen kan diversiteit bekeken worden vanuit ‘rondpuntdenken’. Net zoals op een rondpunt dient iedereen naar iedereen te kijken. Dit is een metafoor voor het interculturele denken waarbij alle culturen op gelijkwaardige basis samenleven.

 

Op het subgroepniveau wordt diversiteit bekeken binnen een groep. Zo is er binnen de groep van doven nog veel diversiteit tussen de doven. Hier wordt het risico van het kruispuntdenken werkelijkheid. Door de groep van doven op te delen in drie visiegroepen worden nieuwe hokjes gecreëerd en wordt vanuit deze drie verschillende hokjes gelobbyd voor meer rechten voor doven die onderling incompatibel zijn.

 


 

De drie visies die onderscheiden worden zijn de doofheidsvisie, de sociale visie en de Deafhoodvisie. Deze verschillende visies zijn ontstaan vanuit een geschiedkundige context. Waar doven oorspronkelijk geen rechten hadden en in de Middeleeuwen behandel werden als beesten, zijn doven ondertussen volwaardige burgers die actief mee participeren in de samenleving. Niet enkel de educatie voor doven kende een groei, maar ook het verenigingsleven en de beleidsvoering. Een eeuwig monument in de geschiedenis van het dovenbeleid is ‘Milaan 1880’ waar doven, na een langdurige methodestrijd over al dan niet gebruiken van gebarentalen, geen gebarentalen meer mochten hanteren. Enkel de orale methode (spreken en liplezen) werd toegelaten. Ondertussen is dit (gelukkig) weer sterk achterhaald en wordt zelfs geijverd voor de gebarenmethode. Binnen de huidige onderwijsinstellingen voor doven zijn nog steeds de naweeën van Milaan 1880 zichtbaar.

 

De doofheidsvisie is de medische benadering en ziet doven als personen met een beperking. Doofheid kan optreden bij geboorte of op latere leeftijd door een trauma. Bij geboorte kan de oorzaak liggen in een gebrekkige werking van de onderdelen in het midden- of binnenoor. Ook een storing in de gehoorzenuw kan doofheid veroorzaken. Personen die deze visie uitdragen vragen aan het beleid ondersteuning bij het aanbieden van mogelijke oplossingen. Bijvoorbeeld het uitbreiden van de terugbetaling van een Cochleair Implantaat (CI), een hoorapparaat dat ingeplant wordt.

 

De sociale visie gaat eveneens uit van een beperking. Deze beperking ligt echter bij de samenleving die niet is aangepast aan doven.

Binnen deze visie wordt gevraagd aan het beleid om de samenleving aan te passen. Dit kan door het algemeen aanleren van Vlaamse Gebarentaal, het visualiseren van informatie, aanbrengen van ringgeleiding (soort draad die geluid via magnetische velden rechtsreeks in CI brengt), etc.

Deze visie is binnen Vlaanderen echter minder actief aanwezig dan de andere beschreven visies.

 

De derde visie is de Deafhoodvisie waarin doven als taalminderheidsgroep worden bezien. Ze bezitten een eigen taal en daaruit voortvloeiend ook een eigen cultuur met eigen waarden en normen. Van enige beperking is hier geen sprake. “Een dove kan alles wat een horende kan, behalve horen.” Doof wordt met een hoofdletter geschreven zodat niet het doof zijn wordt benadrukt maar wel de culturele aspecten van Doof zijn.

Personen die deze visie uitdragen vragen van het beleid erkenning als culturele taalminderheidsgroep en wensen, aangezien VGT erkend is als Vlaamse taal, optimale meertaligheid te creëren.

 

 

Conclusie

 

Dat de dovenwereld grote diversiteit kent en gevormd werd door diverse historische gebeurtenissen is duidelijk. Deze diversiteit maakt het voor het beleid niet eenvoudig om de ‘juiste’ maatregelen te treffen en correct in te spelen op de noden van de dove leden van de samenleving. Hoewel hier geen pasklaar antwoord kan gegeven worden is kennis van de dovencultuur en verruiming van dovenbewustzijn bij horenden een gewenste ontwikkeling, zodat met kennis wordt gehandeld.

Enkel verder onderzoek, een participatieve beleidsvoering met de doven en het leggen van professionele linken tussen de samenleving en het beleid, zoals sociaal werkers, zal kunnen leiden tot een aangepast beleid waar iedere partij zich in kan vinden.

 

 

Download scriptie (2.21 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2013