Een nieuw begin? Een studie van de remissieverlening tijdens de Blijde Intrede van aartshertogen Albrecht en Isabella (1599)

Inge
Van Bamis

 

Levende in groote miserie ende verdriet tsamen met zyne huyswyf ende kinderkens: hoe gratiebrieven ons iets meer kunnen vertellen over het dagelijkse leven in de Nieuwe Tijd


 

 


 

Bij de woorden ‘misdaadvervolging in de zestiende en zeventiende eeuw’ denken de meesten meteen aan wrede folterpraktijken, heksenverbrandingen of bloederige executies. Dit beeld bevat zeker een grond van waarheid, maar moet toch enigszins bijgesteld worden. Hoewel het rechtssysteem in de Nieuwe Tijd criminelen streng vervolgde, werden sommigen onder hen ook op een zachtere manier tot een beter leven aangemoedigd. Wanneer een misdadiger kon aantonen dat hij zijn misdrijf onder verzachtende omstandigheden had gepleegd, kwam hij in aanmerking voor een zogenaamde remissie- of gratiebrief. Dat document kon uitsluitend in naam van de heersende vorst worden toegekend en stelde de misdadiger in kwestie vrij van elke vervolging. Rekening houdend met de wrede straffen die ik hierboven heb aangehaald, is het niet verwonderlijk dat heel wat criminelen geprobeerd hebben om zo’n waardevolle remissiebrief in handen te krijgen. De eerste stap naar gratie was het indienen van een remissieverzoek bij de Geheime Raad, het orgaan dat in onze contreien tijdens de Nieuwe Tijd bevoegd was voor het verlenen van gratie. Hierin moest de boef zo gedetailleerd mogelijk beschrijven waarom en op welke manier hij een bepaald misdrijf had gepleegd. De Geheime Raad onderzocht vervolgens dit verzoek minutieus en als er ook maar de geringste aanwijzing bestond dat de misdadiger zijn verhaal had verzonnen, kon deze zijn remissiebrief wel vergeten. Wanneer de raadsleden er toch voor kozen om een remissiebrief te verlenen, bewaarden ze hiervan een kopie in hun archieven. Het zijn deze kopieën die het onderwerp vormden van mijn masterproef.


 

 


 

Heel wat bronnen uit de gerechtelijke wereld, zoals wetteksten of vonnissen, kunnen al snel saai overkomen. Gelukkig voor u en mij is dit voor de remissiebrief niet het geval. Omdat het verzoek tot gratie, met inbegrip van een gedetailleerd verslag van het verloop van de misdaad, volledig werd overgenomen in de eigenlijke remissiebrief, lijkt de tekst ervan eerder op een roman met een sappig en spannend verhaal. Als lezer voel je je haast als een vlieg op de muur die getuige is van een uit de hand gelopen ruzie tussen dronkenmannen in een herberg of van de plundertochten van rondtrekkende soldaten. Voor historici zijn deze remissiebrieven extra interessant omdat ze bol staan van de informatie over gewone mensen en hun dagelijkse beslommeringen in de Nieuwe Tijd. Over koningen en edellieden weten we inmiddels al genoeg, maar het leven van de gemiddelde timmerman of huisvrouw blijft toch vooral onbekend terrein. Remissiebrieven kunnen daarin, net omdat ze ons zoveel vertellen over Jan Modaal en zijn omgeving, verandering brengen.        


 

 


 

In mijn masterproef ging ik na hoe deze microgeschiedenis, daarmee bedoel ik het leven van de gewone mensen, in de remissiebrieven verbonden werd met de ‘grote gebeurtenissen’ van het einde van de zestiende eeuw. Wat kunnen de remissiebrieven ons vertellen over de oorlogen die in deze jaren werden uitgevochten met de Fransen en de Noordelijke Nederlanders? Het jaar 1599 markeerde verder de Blijde Intrede van aartshertogen Albrecht en Isabella als de nieuwe nationale vorsten van de Zuidelijke Nederlanden, een gebied dat ruwweg overeenkomt met het huidige België. Zijn er in de remissiebrieven sporen te vinden van het enthousiasme dat leefde bij de komst van deze vorsten of van de hoop dat zij weer vrede en welvaart zouden kunnen brengen? Komen de godsdienstspanningen tussen protestanten en katholieken aan bod in de brieven en, indien ja , welk effect hadden ze op de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden? Om deze vragen te beantwoorden focuste ik me niet zozeer op het misdrijf in de remissiebrief maar wel op wat er tussen de regels werd verteld over de hachelijke periode waarin men toen leefde. Mijn doel was daarbij om een beter beeld te krijgen van de manier waarop de ‘gewone mensen’ deze spanningen, die eigen waren aan hun tijd, beleefden.


 

                       


 

Van de 160 remissiebrieven die ik voor mijn masterproef onder de loep heb genomen, werd er in een groot aantal daarvan verwezen naar de economische wantoestanden, de spanningen tussen katholieken en protestanten én de constante dreiging van rondtrekkende soldaten. Dat de bevolking zich van dit laatste zeer goed bewust was, wordt onder meer duidelijk in de remissiebrief van Anthoine Dubois. Als soldaat was hij lange tijd in dienst geweest van het Spaanse leger, het leger dat onze gebieden moest verdedigen. Na het afsluiten van de Vrede van Vervins, die in 1598 definitief een eind maakte aan de aanslepende oorlog met Frankrijk, was hij één van de vele soldaten die huiswaarts keerde. Omdat Anthoine en zijn legerkameraden al dagen niet gegeten of gedronken hadden, besloten ze om een nabijgelegen dorp te plunderen. De dorpelingen waren de soldaten echter te slim af, althans zo vertelt Anthoine het toch in zijn remissiebrief: ‘les paysans couroient par jardins, hayes et buisson avec lesdits commodités et vinres.’ De boeren liepen dus weg met al het eten zodat de soldaten het niet konden inpikken! Anthoine slaagde er echter in om een meisje, Marguerite genaamd, een melkkan te ontfutselen waarna hij het aan de stok kreeg met Marguerite’s vader. Er volgde een schermutseling en Anthoine bracht de man een steekwonde toe waaraan deze een aantal dagen later overleed. Anthoine diende vervolgens een remissieverzoek in dat door de Geheime Raad positief werd beoordeeld. Hoewel hij schuldig was aan doodslag speelde zijn lange staat van dienst als soldaat waarschijnlijk een belangrijke rol in zijn vrijspraak.


 

 


 

Omdat we moeilijk kunnen nagaan of misdadigers zoals Anthoine in hun remissiebrief de waarheid spraken of eerder zichzelf trachtten vrij te pleiten door leugens op te dissen, vinden heel wat historici dat deze brieven geen betrouwbare basis kunnen vormen voor historisch onderzoek. De job van een geschiedkundige is net om het echte verleden te reconstrueren en daar wringt het schoentje bij de remissiebrief aangezien we gewoonweg niet kunnen achterhalen of de inhoud ervan wel berust op waargebeurde feiten.


 

 


 

Toch zou het zonde zijn om de remissiebrief af te doen als een onbruikbare bron voor historici. Ik heb in mijn masterproef willen aantonen dat deze documenten zeker een plaatsje verdienen binnen het veld van de cultuurgeschiedenis. Meer dan andere bronnen leiden verhalen zoals die van Anthoine Dubois ons binnen in de wereld van de gemiddelde man en vrouw uit de Nieuwe Tijd.  Door vooral te focussen op de link tussen het leven van gewone mensen en de belangrijkste gebeurtenissen van hun tijd, ontliep ik het probleem van ‘ware of leugenachtige inhoud’ en kreeg ik een zeer goed beeld van de manier waarop de geschiedenis, zoals wij ze op de schoolbanken geleerd hebben, ook echt een invloed had op het leven van mensen zoals u en ik.


 

                                                                                                             

Download scriptie (1.02 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2011