Elderspeak in Vlaanderen en Spanje: Een wederkerend probleem

Mabelle
Mrad

Elderspeak in Vlaanderen en Spanje: Een wederkerend probleem

 

Tijdens het academiejaar 2015-2016 verdiepte ik me in de communicatieve kant van de ouderenzorg.  Zo was het thema van mijn masterproef elderspeak  en voerde ik een crosscultureel onderzoek uit in Spanje. Ik vergeleek het gebruik van elderspeak door ouderenverzorgers in Spanje met dat van Vlaanderen. Maar wat is elderspeak eigenlijk? En waarom zou je er onderzoek naar doen?

 

Elderspeak: een verdoken probleem

Elderspeak is een verzamelterm voor een reeks communicatieve uitingen die vooral naar ouderen in de zorgsector toe gebruikt worden. Sommige verzorgers gebruiken, meestal zonder het zelf door te hebben, kinderachtige taalconstructies om met oudere bewoners te praten. Verzorgers gaan ervan uit dat de oudere bewoners traag van begrip zijn en niet alles meer zo goed begrijpen. Die uitingen worden door de ouderen zelf bestempeld als paternalistisch en denigrerend. Elderspeak wordt gekenmerkt door enkele vaak voorkomende grammaticale constructies, zoals “traag spreken, overdreven intonatie, hoger stemvolume, herhalingen en een simpelere woordenschat” (Williams et al., 2004).

 

Elderspeak heeft overtuigend meer negatieve dan positieve gevolgen. Zo bestaat er het risico dat de oudere bewoners zich daadwerkelijk incapabel gaan voelen en dat hun cognitieve capaciteiten achteruit gaan. Ze nemen dat de stereotiepe bejaarde rol aan die hen door de zorgverleners toegeëigend wordt.

 

Een internationaal onderzoek: elderspeak in Spanje

Naast een uitgebreide theoretische en culturele studie, is er ook plaats voor een uitgebreid bedachte methodologie. Het onderzoek van deze thesis vond plaats in Castellón de la Plana, Comunidad Valenciana (Spanje). De data die daar verzameld werden, werden onderworpen aan een crossculturele studie op basis van de vijf culturele dimensies van Hofstede (2010).

 

 

Het onderzoek zelf vond plaats in een rusthuis[1] voor dementerende ouderen in Castellón de la Plana. De methodologie bestond uit een reeks observaties verspreid over zeven dagen. De linguïstische aspecten van elderspeak die geuit werden, werden zorgvuldig genoteerd. In totaal werd gedurende 23 uur informatie over het gebruik van elderspeak in dit Spaanse rusthuis verzameld.

 

De verkennende studie wees uit dat er een verschil in elderspeak waar te nemen was, afhankelijk van de geobserveerde activiteiten. Zo konden de resultaten onderverdeeld worden in groepsgebonden activiteiten[2] en voedselgebonden activiteiten[3] voor latere analyses.

 

De centrale onderzoeksvragen behandelden enerzijds het gebruik van elderspeak in het rusthuis in Spanje. Anderzijds werd er ook gekeken naar de crossculturele verschillen met betrekking tot het gebruik van elderspeak tussen Vlaanderen en Spanje.

 

Resultaten: een interessant verschil

Afbeelding verwijderd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uit de resultaten blijkt dat er gedurende de 23 observatieuren 830 vormen van elderspeak gevonden werden in het Spaanse rusthuis. Dat kan worden omgezet naar 0.60 uitingen/minuut. De meest voorkomende grammaticale aspecten van elderspeak waren woord-voor-woordherhalingen, het gebruik van imperatieven, verkleinwoorden, het gebruik van collectieve pronomen en verschillen in emotionele ondertoon.

 

Wanneer de opdeling groepsgebonden en voedselgebonden activiteiten gemaakt werd, kon worden geobserveerd dat er 0.82 instanties van elderspeak/minuut werd geuit tijdens veertien uur voedselgebonden activiteiten. Daarnaast werden 0.18 instanties/minuut opgemerkt tijdens negen uur groepsactiviteiten.

 

De lijn wordt nu doorgetrokken naar de Vlaams-Spaanse vergelijking. De Vlaamse studies naar elderspeak werden in 2014 en 2015 uitgevoerd door respectievelijk E. Verstraeten en L. Pans. Pans’ onderzoek toont aan dat in het Vlaamse rusthuis een totaal van 0.88 instanties/minuut werden gevonden. Haar meest voorkomende linguïstische aspecten waren het gebruik van imperatieven, verkleinwoorden, luider praten en woord-voor-woordherhalingen.

 

Naast numerieke gegevens, konden er ook enkele kwalitatieve observaties gedaan worden. Zo werd er in het rusthuis in Spanje vastgesteld dat de verzorgers uitermate veel contact met de bewoners maakten. Ze zongen ook samen liedjes en spraken de bewoners allemaal op een uniek gepersonaliseerde manier aan.

 

 

Conclusies: enkele voorzichtige verklaringen

De resultaten van de studies tonen aan dat in Vlaanderen beduidend meer elderspeak wordt gebruikt dan in het rusthuis in Castellón. De bevindingen bevestigen dat elderspeak zowel in Spanje als in Vlaanderen gebruikt wordt, zij het in variërende frequenties.

 

Nog in Spanje werd er bevestigd dat er meer elderspeak wordt gebruikt tijdens de voedselgebonden activiteiten. Het gebruik is nagenoeg onbestaande tijdens de groepsgebonden activiteiten. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat een voedselgebonden activiteit belangrijker is voor het fysieke welzijn van de bewoners. Er is nagenoeg meer elderspeak nodig om de dementerende bewoners aan te zetten om te eten en hun fysieke sterkte te behouden. Bij de groepsgebonden activiteiten is dat niet nodig; er hangt fysiek geen nadeel aan vast indien de bewoners niet participeren.

 

De laatste conclusie betreft de culturele verschillen in het gebruik van infantiliserend taalgebruik tussen Vlaanderen en Spanje. Zo kan verondersteld worden dat de verschillen in de geobserveerde linguïstische aspecten cultuurgebonden zijn. Het hoge aantal collectieve wij-vormen in Spanje getuigt van het hoger liggende groepsgevoel of collectivisme dat er heerst. Daarnaast is het overvloedige gebruik van lieflijke koosnaampjes eigen aan de Spaanse cultuur in het algemeen; zelfs vreemden spreken elkaar aan met ‘schat’ of ‘knapperd’. Het niet gebruiken van die termen wordt in de Spaanse cultuur, in tegenstelling tot de Vlaamse cultuur, eerder als raar beschouwd. Ook de fysieke afstand tussen Spaanse verzorgers en bewoners is kleiner dan die in de Vlaamse studie. Wederom zit de Spaanse cultuur daar voor iets tussen; Spanjaarden staan over het algemeen inherent dichter bij hun conversatiepartners dan Vlamingen.

 

Nabeschouwing

Deze masterproef was organisatorisch gezien zeker niet het gemakkelijkste werkje dat ik tijdens mijn universitaire carrière heb uitgevoerd. Desalniettemin was het wel het interessantste project dat ik heb mogen ondernemen. Ik kan met zekerheid zeggen dat ik blij ben dat ik deze nieuwe ‘zorgende’ wereld heb mogen leren kennen.

 

[1] Wegens privacyredenen werden er geen namen van verzorgers, rusthuizen of bewoners in de scriptie opgenomen.

[2] Zoals naaien, de was opvouwen, etc.

[3] Zoals lunch, vieruurtje, etc.

[4] De schuingedrukte linguïstische aspecten verschillen in de twee studies.

Download scriptie (6.41 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. Dr. Nadine Van den Eynden