EU beleid ten aanzien van de Palestijnen

Tom
Moerenhout

 Tom Moerenhout

 

Wanneer de nood het hoogst is, is de redding niet altijd nabij

 

De EU, Energie en Palestijns Humanitair Herstel

 

Energie is waar het, meer dan ooit tevoren, in de 21ste eeuw om draait. Het is een kernvraagstuk wanneer we spreken over een globale demografische groei, klimaatverandering, handel en economie. Zo staat energie ook centraal in de internationale politiek. Iedereen herinnert zich de oorlog in Irak en het gasconflict tussen Oekraïne en Rusland, dat meteen repercussies had voor enkele EU lidstaten. Het feit dat energie ook centraal staat in de Palestijnse humanitaire toestand en ontwikkeling wordt ofwel systematisch genegeerd ofwel wordt het belang ervan amper beseft. Dit probleem is des te belangrijker vandaag wanneer de Obama administratie vrede en ontwikkeling van een Palestijnse staat als prioriteit stelt in het Amerikaanse buitenlandse beleid. Onze eigen EU is een sleutelspeler in dit Palestijns energievraagstuk. Als economische grootmacht neemt zij haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de Palestijnse bevolking op. Helaas gebeurt dit met een inefficiënt, niet duurzaam en kortzichtig beleid.

 

Tussen 2006 en 2008 heeft de Unie maar liefst 300.000 euro besteed aan financiële evaluaties van het tweede luik van het tijdelijk internationaal mechanisme (kortweg TIM). Geen euro ging verloren. Dit luik draaide rond elektriciteitsproductie en –distributie in de Palestijnse gebieden, voornamelijk in Gaza. Wat de unie niet onderzocht heeft, is het effect van haar beleid op de Palestijnse socio-economische en humanitaire crisis. Vreemd want dit was toch de reden waarvoor ze intervenieerde?

Een interdisciplinaire studie van het EU beleid tussen 2006 en 2008 onderzocht dit wel en gaf naast enkele harde conclusies, verdere noodzakelijke beleidsaanbevelingen inzake de ontwikkeling van de Palestijnse energiesector. Deze aanbevelingen zijn actueel nog steeds relevant. Sinds 2008 wordt de hulp van de EU gekanaliseerd via het nieuwe programma Pegase. In dit programma werd het beleid echter nauwelijks gewijzigd. Ook na de oorlog in Gaza ten tijde van de jaarwisseling, blijft de Unie ondersteuning geven op eenzelfde, inefficiënte manier.

 

De EU, redder in nood

 

Energie is cruciaal om ziekenhuizen te laten werken, scholen open te houden, water te zuiveren en ook de bevolking heeft logischer wijze elektriciteit nodig om te kunnen leven. Verder leeft de meerderheid van de bevolking in de overwegend platte Gazastrook in appartementsgebouwen waardoor energie ook nodig is om water naar boven te pompen.

In 2006 zaten huishoudens in Gaza tot 18 à 20 uur per dag zonder elektriciteit en water! Dit jaar was Hamas democratisch verkozen in Gaza waarna Israël besloot om de brandstoftoevoer af te sluiten en de Gaza elektriciteitscentrale te bombarderen. Deze zet was misschien enigszins verstaanbaar uit veiligheidsoverwegingen en vrees voor Al Qassam raketten van Hamas, maar liet de Palestijnse bevolking in een rampzalige humanitaire toestand achter. Op dat moment heeft de EU als economische grootmacht haar verantwoordelijkheid opgenomen door het TIM te initiëren op het internationale toneel.

 

Klasse crisis management

 

Er kan niet aan getwijfeld worden dat de EU heeft ingespeeld op een acute noodsituatie. In de maanden (en jaren) die volgden op de start van het programma herstelde ze de Gaza centrale en financierde ze 100% van de brandstofleveringen. Zonder haar hulp had deze dus geen elektriciteit kunnen produceren. Ook steunde ze de elektriciteitsdistributiebedrijven die ervoor moesten zorgen dat de geproduceerde elektriciteit bij de ziekenhuizen, scholen en lokale bevolking terechtkwam. Dit deed ze niet alleen in Gaza, maar ook in de Westelijke Jordaanoever. De impact was overduidelijk. Ziekenhuizen en waterzuiveringsinstallaties konden terug werken en de bevolking had weer meer toegang tot elektriciteit en water zodat een ‘normaal’ leven weer mogelijk was. De organisatie van zulke noodinterventie getuigde van sterk en ongezien crisis management in de internationale politiek.

 

Maar als de nood het hoogst is…

 

Echter binnen haar werking kon de EU alleen elektriciteitsproductie en –distributie garanderen als zij hiertoe de mogelijkheid kreeg. Ze werkte inderdaad binnen de mogelijkheden die de omgeving haar oplegde. Tijdens drie crisissen tussen Israël en Hamas, kon de EU haar noodprogramma niet implementeren. Het resultaat was een verminderde toegang tot elektriciteit en water voor de bevolking, maar ook ziekenhuizen en watersystemen moesten beroep doen op hun noodgeneratoren of konden niet anders dan hun diensten verminderen of sluiten. De oorzaak waren Israëlische blokkades, die mogelijk waren omdat alle brandstofleveringen geschiedden via het Israëlische bedrijf Dor Alon en het Israëlische leger de grenzen met Gaza nauwkeurig bewaakte. Tijdens deze crisissen sloot ze die grenzen volledig, met een humanitaire ramp als gevolg. Het sluitstuk van dit verhaal, was de oorlog in Gaza eind 2008/begin 2009. Ook dan kon de EU geen energievoorziening garanderen.

 

…is de EU niet altijd nabij

 

Crisis management is dus niet voldoende. Na de noodinterventie was een tweede stap in het beleid noodzakelijk om ervoor te zorgen dat een duurzaam en zelfvoorzienend energiebeleid ter ontwikkeling kwam. Dit ging dus niet meer om het financieren van brandstof of elektriciteitsproductie –en distributie. Enkel de ontwikkeling van een duurzaam beleid zou en zal een aanvaardbare Palestijnse humanitaire toestand en een werkende Palestijnse economie mogelijk maken. Eenvoudig gesteld moeten de Palestijnen in Gaza energiezekerheid hebben. Dit hebben ze voorlopig niet zolang Israël een dominante rol speelt in de voorziening. Israël levert zelf 120 van de 187 Megawatt en levert de brandstof aan de Gaza elektriciteitscentrale die zelf 50 Megawatt produceert. Deze getallen zijn niet onbelangrijk. Zekerheid van 187 Megawatt zou nodig zijn opdat Gaza werkelijk kan ontwikkelen. Maar is die energiezekerheid een mogelijkheid of een fabeltje?

 

Hoe de EU een verschil kan maken op lange termijn

 

Zonder meer zal de EU haar economische macht moeten complementeren met politieke daadkracht. Energiezekerheid is mogelijk maar politiek gevoelig en verschillende actoren zullen moeten betrokken worden in het proces. De belangrijkste aanbeveling is om de Gaza elektriciteitscentrale over te schakelen van werkende op olie naar gas. Op deze manier zou ze maar liefst 140 Megawatt kunnen produceren. Daarnaast moet de EU samenwerken met de Palestijnse autoriteiten om de distributienetwerken te optimaliseren zodat er minder energieverlies plaatsvindt. Ook moeten de Palestijnse gebieden hun energiebanden met Egypte en Jordanië verstevigen zodat deze kunnen inspringen in geval van nood en moet het project om de energienetwerken van Gaza en de Westelijke Jordaanoever te verbinden verder uitgewerkt worden. Tenslotte moet de Unie zich actief en politiek inspannen om een werkbare en duurzame verbintenis tussen Israël en de Palestijnen tot stand te brengen. 

Download scriptie (3.29 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2009