Hedendaags anarchisme in Nederland en Vlaanderen (1933-2000).

Andreas
Faes

ANDREAS FAES, Hedendaags anarchisme in Nederland en Vlaanderen (1933-2000),

Gent, Vakgroep Nieuwste Geschiedenis, 2004-2005, 225 p.

 

Anarchisme, kwelgeest van het verleden?

 

‘Anarchisme is terrorisme en anarchisten zijn ongewassen en werkschuwe marginalen die hun zelfhaat uitwerken op de gemeenschap.’ Dergelijke uitlatingen zijn schering en inslag geworden wanneer het over het anarchisme gaat als beweging. Media-aandacht voor het anarchisme als linkse ideologie en actieve revolutionaire beweging hebben een vertekend beeld nagelaten door een overdreven focus op een destructieve minderheid. De huidige – maar kleinschaliger georganiseerde – anarchistische scène kampt tot zijn spijt nog altijd met deze vooroordelen.

 

Wat houdt dat anarchisme dan wel in? Op deze vraag is geen eenduidig antwoord te geven, aangezien het anarchisme evenveel stromingen rijk is als er anarchisten zijn. Deze stromingen hebben wel gemeen dat ze allen uitgaan van een diepgaand respect voor de persoonlijke vrijheid, evenwel altijd in relatie tot anderen. Tevens vertrekken ze van een logische afkeer van elke vorm van autoriteit, die de persoonlijke vrijheid en ontplooiing enkel kan belemmeren. De staat, die fungeert als symbool van deze autoriteit, wordt bestreden, veelal op pacifistische wijze, al hebben enkelingen zich tot terroristische acties bekend om de anarchistische eisen kracht bij te zetten. Alhoewel dus wordt uitgegaan van een destructief beginsel (de afbraak van de staat), laat het anarchisme zich vooral kennen door de constructieve voorstellen voor een vrije toekomstmaatschappij.

 

Het traditioneel anarchisme: bloei en verval

 

In de praktijk heeft het anarchisme een grillige geschiedenis gekend. Het libertaire gedachtegoed kreeg vrij snel grote aanhang bij de arme arbeidersbevolking. In Nederland uitte zich dat door een florerende beweging rond de charismatische ex-dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Ontgoocheld door zijn ervaring in de Tweede Kamer (als eerste Nederlandse socialist), bekeerde hij zich tot het anti-staatsdenken van het anarchisme. Als voorman heeft hij kunnen doen voor het Nederlandse anarchisme waar niemand in België (of Vlaanderen) in geslaagd is: een slagkrachtig front vormen gebaseerd op interne samenwerking. Met zijn dood in 1919 zakt het Nederlandse anarchisme als een kaartenhuis in elkaar.

 

Vlaanderen heeft, in tegenstelling tot Wallonië waar het anarchisme (met name in Luik) prominent aanwezig was, nooit veel betekend op het internationale anarchistische vlak. Afgezien van een belangrijke kern in Mechelen en de oprichting van een dissidente universiteit te Brussel, de Université Nouvelle, heeft het Vlaamse anarchisme geen krachtdadige acties kunnen ontplooien. César De Paepe, later mede-oprichter van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) nota bene, benaderde de functie van Vlaams libertair boegbeeld het best. Zijn Rede van Patignies uit 1863 is de beste synthese van het Vlaamse anarchisme. Hier neemt hij ondermeer zeer fors stellingname in tégen het algemeen stemrecht.

 

Na een periode van relatieve bloei in de negentiende eeuw, geraakte het internationale anarchisme vanaf de periode 1914-1918 in vrije val. De uitdagingen voor het anarchisme kwamen vanuit interne en externe hoek. Theoretici stonden tegenover pragmatici inzake het geweldvraagstuk dat zich tijdens beide wereldoorlogen en de Spaanse burgeroorlog stelde. Vooral het falen van het Spaanse libertaire experiment heeft een sterke desillusie gecreëerd onder anarchisten en linksgezinden. De onderdrukking van alle dissidente stemmen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de aantrekkingskracht van het werkbare communisme van Lenin en Stalin bleken daarbovenop te krachtige uitdagingen voor het anarchisme. De combinatie van al deze factoren leidde ertoe dat van de anarchistische beweging nog weinig overbleef na ’45.

 

Vernieuwde aantrekking en bloei

 

Tot de jaren ’60 kabbelt het anarchisme ongeïnspireerd en bij monde na dood verder. Pas wanneer de groep Provo uit Amsterdam door middel van ludieke acties – de befaamde witte plannen en de rookbommen tijdens het huwelijk van prinses Beatrix – aan de alarmbel trok, valt een golf van vernieuwing waar te nemen. Het ideaalbeeld dat de wereld voorgehouden werd, was de homo ludens (de lachende mens) in een nieuwe toekomstmaatschappij. Machines zouden alle vormen van arbeid overnemen en de mens zou enkel nog tijd hebben voor ontspanning en spel en zo tot zijn volwaardige zelf komen. Hoewel Provo maar een tweetal jaar bestaan heeft, was ze van levensgroot belang voor het anarchisme: deze groep mag zich zondermeer stichter van een nieuw Nederlands anarchisme noemen. Ook in het buitenland kregen de nieuwe ideeën gehoor en Provo-groepen werden in andere steden in Vlaanderen en Nederland gesticht.

 

Alhoewel vaak in grote bewoordingen over het fenomeen ‘mei ‘68’ wordt gesproken, was het dus reeds eerder dat een ommekeer binnen het anarchisme kon aangewezen worden. Na Provo valt duidelijk een vernieuwde interesse voor de ideologie vanuit een jonge en intellectueel gevormde hoek waar te nemen. De intensiviteit van deze nieuwe beweging zou niet hetzelfde niveau bereiken van eind negentiende eeuw. Evenwel heeft deze nieuwe beweging – een allegaartje van studenten, oudgedienden van de beweging, professoren, jongeren uit de middenklassen van de maatschappij en anderen – een ideologische vernieuwing van de anarchistische ideologie op zijn actief staan.

 

Theorie van het hedendaags anarchisme

 

De basisconcepten voor dit hedendaagse anarchisme bleven hetzelfde – anti-autoritarisme, vrijheid en gelijkheid – maar werden anders ingevuld, omdat de nieuwe theoretici geconfronteerd werden met een geëvolueerde maatschappij. Vooral de theoretisering rond het eco-anarchisme en het anarcha-feminisme hebben bewezen dat het anarchisme geen dode letter gebleven is. Een nieuwe ‘vorm’ van anarchisme werd geconcipieerd. Inhoudelijk draagt ze nog alle basiskenmerken van het traditionele anarchisme, maar toch vallen duidelijke verschillen te onderkennen in zowel de opbouw van de beweging, de retoriek en de actiegebieden.

 

In de negentiende en begin twintigste eeuw waren grote accentverschillen te onderkennen tussen het Vlaamse en Nederlandse (en Spaanse, Franse, enz.) anarchisme, maar deze verschillen vervagen gedurende de jaren ’70, ’80 en ’90. Globalisering als laat-twintigste eeuws fenomeen laat ook het anarchisme niet onberoerd. Immers, door middel van vernieuwingen binnen de communicatiesector, is het gemakkelijker geworden om internationale contacten te leggen en de organisatie te stroomlijnen. Wél zijn er nog altijd regionale verschillen aan te duiden binnen het anarchisme, maar die zijn eerder terug te brengen op cultuur en infrastructuur (vb. het bestaan van een discussiecultuur) dan op inherente nationale verschillen. Of deze samenwerking een vervlakking of een verrijking van de ideologie inhoudt, is vooralsnog niet duidelijk en eerder onderhevig aan persoonlijke voorkeuren dan aan objectieve feiten.

Download scriptie (2.11 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005