Het culinaire Babel in het Nederlands -Taalvariatie bij voedingswaren in het Nederlandse taalgebied-

Minne
Langedock

Het culinaire Babel in het Nederlands

Op een keer, toen ik onze Nederlandse kotgenote wou uitnodigen voor ‘chicons in hesp met kaassaus’, keek ze mij onbegrijpend aan. Ook ‘chicons met ham’ kende ze niet. Ik bleek als West-Vlaamse de enige te zijn die ooit wel eens ‘chicons’ at, de anderen aten ‘witlof’ of ‘witloof.’ Maar in Nederland eten ze zelfs geen ‘witlof in hamrolletjes met kaassaus’ (onze nationale trots!).

Nu ik in een andere provincie studeer, word ik steeds vaker met dergelijke verwarringen  geconfronteerd en het leek me de moeite dit te onderzoeken. Daarom koos ik ervoor om mijn masterproef aan dit onderwerp te wijden: taalvariatie bij voedingswaren in het Nederlandse taalgebied.

1) De enquête en de antwoorden 

Aan de hand van een enquête startte ik het onderzoek. De enquête werd verspreid via het internet en leverde in totaal 2209 ingevulde formulieren op. Na een grondige selectie heb ik berekend of er een verband bestaat tussen het land (en de provincies) en de antwoorden. Hier vielen drie grote tendensen op:

Tendens 1: algemene spraakverwarring

Los van de regio heerst een algemene spraakverwarring over bepaalde voedingswaren. Een mooi voorbeeld is het verschil tussen paté en pastei: voor  sommige ondervraagden is paté een vleesgerecht is (voor op de boterham) en  een patéke een gebakje. Volgens nog anderen zijn zowel paté als pastei een vleesgerecht, maar pastei wordt bereid in bladerdeeg of korstdeeg. Nog anderen zijn van mening dat pastei een mousse is van vlees, maar het kan ook gemaakt worden met groenten... Veel ondervraagden schrijven ook dat ze slechts één van de twee termen gebruiken.

Tendens 2: uniformiteit in Nederland, diversiteit in Vlaanderen

Voor bepaalde begrippen kunnen we stellen dat er een grote uniformiteit bestaat in Nederland en dat de meeste Nederlandse ondervraagden vaak een zeer duidelijk gespecificeerde omschrijving kunnen geven van wat de term precies inhoudt. In Vlaanderen is er een veel grotere onduidelijkheid en vooral een veel grotere regionale diversiteit. Dit kunnen we mooi illustreren met het woord bloedworst: in Nederland wordt alleen maar deze benaming gebruikt. In Vlaanderen worden afhankelijk van de streek ook beuling, bloeling, boudin noir, zwarte pens en tripe gegeten.

Tendens 3: Verschillende terminologie in Vlaanderen en Nederland

Voor bepaalde voedingswaren houden Nederlanders en Vlamingen er een andere terminologie op na. Een klassiek voorbeeld is de Nederlandse ham en de Vlaamse hesp, maar in Nederland maken ze ook poelet klaar terwijl Belgen stoofvlees eten.  

Ik heb ook onderzocht of er een band bestaat tussen de antwoorden en de leeftijd. We kunnen besluiten dat jongeren (tot 30 jaar) vaker minder goed op de hoogte zijn van voedingswaren dan volwassenen: jongeren weten bijvoorbeeld niet dat er een verschil bestaat tussen mandarijnen en clementines. Jongeren gebruiken ook vaak andere woorden dan volwassenen: zo spreken ze over varkensvet en niet meer over smout  of reuzel. Dit fenomeen komt opvallend meer voor in Vlaanderen, waar dialect nog alomtegenwoordig is.

 

2) Enige verduidelijking

Tijdens de analyse van de vragen stelde ik vast dat de gastronomische taalverwarring het grootst is bij vleeswaren, bij brood en banket en in de afdeling zuivelproducten. Daarom worden deze sectoren in een apart hoofdstukje uitgewerkt. Zo zien we bijvoorbeeld dat voor vlees de Nederlanders meer aansluiten bij Duitsland en de Vlamingen bij Frankrijk. Nederland is ook een echt zuivelland waardoor Nederlanders (schijnbaar) beter op de hoogte zijn van melkproducten. Ook ontdekken we dat in Vlaanderen de benamingen voor koffiekoeken en brood streekgebonden zijn: een boterlunette kan ook een bezekoek, een bril, een kabouterkoek of een vlinder zijn. In Nederland zijn de producten zelf streekgebonden: in Zeeland eten ze bolussen terwijl nonnenvotten een Limburgse specialiteit zijn.  

3) Oorzaken van taalvariatie

Heterogeniteit is de essentie zelf van taal. In elke samenleving bestaat er dus taalvariatie. Een gebrek aan warenkennis, invloed van andere talen, veranderende levens- en voedingsstijl zijn slechts enkele oorzaken. Hieronder resumeer ik nog enkele andere factoren die er voor zorgen dat er in een relatief klein taalgebied als de Nederlanden zoveel verschillen kunnen ontstaan in het culinaire taalgebruik:

Verschil in eetcultuur

Geografische factoren spelen een grote rol: Nederland is een land van water en polderweiden. België heeft een heel andere bodem en de landbouw is er minder op zuivelproductie gericht. België ligt ook dichter bij Frankrijk en heeft er belangrijke historische banden mee. Nederland leunt dan weer dichter aan bij Duitsland. Ook religieuze elementen spelen een rol: het Calvinistische noorden houdt er een soberdere levensstijl op na dan de het Bourgondische katholieke Vlaanderen. 

Standaardisering

In de resultaten van de enquête is duidelijk merkbaar dat de standaardisatie van het Nederlands in Vlaanderen 200 jaar later is begonnen dan in Nederland. In het noorden is de benaming van voedingswaren over het algemeen uniform, terwijl ze in Vlaanderen streekgebonden is. Dit loopt paralel met de houding tegenover het dialect: in Nederland wordt dialect negatief bestempeld en zien we duidelijk dat het dialectverlies groot is. In Vlaanderen is de houding tegenover streektaal veel positiever.

Taalarmoede

De evolutie van de eetgewoontes gaat te snel, de taal kan niet volgen. Dit gebrek aan woorden wordt soms op een creatieve, maar zeer verwarrende manier opgelost. Synoniemen of woorden met dezelfde betekenis uit andere regio’s worden ingezet om kleine verschillen te benoemen. Een mooi voorbeeld vormen frikadel en frikandel: volgens sommige ondervraagden is het ene een gehaktbal en het andere een worst.

Verwarring door verpakkingen

Vaak kun je uit de verpakking niet opmaken over welk product het precies gaat. Het kan gaan over een foutieve interpretatie van de voedingsmiddelenstandaard of over een verwarrende vertaling uit een andere taal. Maar vaak is het een bewuste marketingtechniek om het product te onderscheiden van de concurrentie: koekjesfabricant Lotus  kiest ervoor om haar speculaakoekjes speculoos te noemen. 

4) Conclusie

Het is opvallend hoe groot de variatie en verwarring is in het culinaire taalgebruik. Taal is een dynamisch gegeven en moet zich snel aanpassen aan veranderende situaties. De laatste decennia zijn de voedingsgewoontes in het Westen drastisch veranderd en onze taal moet zich reppen om bij te blijven. De mens is mobieler geworden, heeft toegang tot verschillende nieuwe media. Het lokale taalgebruik evolueert sneller dan ooit. Deze nieuwe tijd heeft ons geconfronteerd met een culinair Babel, en het Nederlands zal zich langzaam aanpassen.

De scriptie van Minne Langedock kan je raadplegen via: http://bit.ly/15HUcBI

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2009