Le théâtre de l'exil. Ecriture et construction identitaire dans l’oeuvre de Nancy Huston.

Marie-Claire (Klaartje)
Merrigan

 

Een poëtica van de ontworteling – Nancy Huston of het auteurschap zonder moedertaal.

Wat hebben de kersverse winnaar van de Duitse Goethe-prijs Adonis, de Ierse auteur Samuel Beckett en de Vlaamse NV-A voorzitter Bart de Wever met elkaar gemeen? Juist ja: ze spreken alle drie Frans. Het Bijbelse Babel mag dan een zaak van moderne exegeten en oude schilders geworden zijn, haar torens staan –voorlopig althans- nog stevig overeind.  Niet alleen in de politiek, maar ook in de literatuur laat de meertalige realiteit van onze hedendaagse samenleving haar sporen achter. Steeds vaker klinken in de Westerse literatuur stemmen op uit ballingschap: auteurs die door vrijwillige of gedwongen migratie een ‘tweede moedertaal’ verwerven en deze vervolgens als basismateriaal gebruiken bij het scheppen van een nieuwe, hybride realiteit waarbinnen de grenzen tussen moedertong en vaderland vervagen. Nancy Huston is één van hen.  Als tweetalige schrijfster met Canadese wortels en Frans burgerschap vertegenwoordigt zij een strijdbare persoonlijkheid binnen het hedendaagse literatuurlandschap. In haar essays brengt zij niet alleen het problematische bestaan tussen twee culturen tot uitdrukking, maar ook het vaste geloof dat de roman de plaats par excellence is waarbinnen de moderne apatride een thuishaven kan vinden.  Hoe beïnvloedt een leven op de grens de werkelijkheidservaring van deze ontwortelde auteur? Waarom zijn migranten volgens Huston per definitie goede acteurs?Welke rol speelt taal bij de constructie van ons ‘ik’ en bovenal, wat gebeurt er wanneer we een kat geen kat meer, maar un chat, a cat, eine Katze moeten noemen?

Meertalige auteurs zijn in de Westerse literatuurgeschiedenis nochtans geen uitzondering. Van de Middeleeuwen tot diep in de zeventiende eeuw verschijnen er wat we met een moderne term ‘heterolinguistische’ teksten kunnen noemen. Daarin komen niet één, maar twee of meerdere talen samen voor of worden verschillende registers, regionale of sociale varianten van eenzelfde taal met elkaar geconfronteerd. De opkomst van het romantisch nationalisme in Europa aan het einde van de achttiende eeuw berooft de literaire taal echter van haar relatieve onschuld. De keuze voor één taal ten koste van een ander, of het mengen van talen en registers krijgt meer dan ooit een politieke geladenheid en meertalige teksten verdwijnen geleidelijk aan van de radar. De massale immigraties van de twintigste eeuw kondigen vervolgens een nieuwe generatie van meertalige auteurs aan die hun thuisland tijdens de oorlog achterlieten en sindsdien veroordeeld zijn tot een zwervend bestaan tussen de grenzen van taal en cultuur.  De rol van taal bij de constructie van een culturele identiteit komt opnieuw centraal te staan in de literatuur, maar de mogelijkheid tot een homogene identiteit en de betrouwbaarheid van de taal als expressiemiddel worden voortaan radicaal in vraag gesteld.  

Het is in deze sfeer van scepticisme dat Nancy Huston als Canadese student aankomt in het Parijs van de jaren ‘70. Na een turbulente jeugd die getekend wordt door het plotse vertrek van haar moeder, verlangt Huston ernaar haar moedertaal Engels van zich af te werpen. In het kielzog van grote auteurs zoals Samuel Beckett en Vladimir Nabokov ontdekt Huston al snel de scheppende kracht van een tweede moedertaal die per definitie bevrijd is van ‘de last van de eigen geschiedenis’. De eerste veertien jaar van haar carrière publiceert ze dan ook uitsluitend in het Frans, maar de eerste controverses duiken op wanneer haar roman Cantique des Plaines bekroond wordt met een prestigieuze Canadese prijs voor Een van Hustons kernmotieven is dat van de mimese of de bewuste nabootsing. Deze dient als overlevingsmechanisme van de migrant die voortdurend op zoek is naar een evenwicht tussen zijn persoonlijke identiteit en de rol die hem door steeds wisselende culturele en sociale constellaties wordt opgelegd. Uit haar eigen kameleontisch bestaan concludeert Huston dat het begrip ‘identiteit’ niet alleen voor de migrant, maar voor elke mens wezenlijk een constructie is. Deze constructie komt tot stand door de verhalen die de mens zichzelf vertelt en waarin hij zichzelf en zijn tijdelijkheid een betekenis geeft door zich te plaatsen binnen een bepaalde groep en diens historisch bestendigde traditie. Verschillende van haar romans hebben dan ook een specifieke structuur waarin de genese- het scheppingsproces - van de roman zelf gethematiseerd wordt. Zo stellen deze werken hun eigen legitimiteit in vraag – en vormen tegelijk een subtiele aanklacht tegen de illusie van elke culturele identiteit die zogezegd homogeen, eenstemmig of ‘zuiver’ zou zijn.

 

 

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2011