Mijn man heeft een relatie met Aïsha Kandisha. Wensen en verwachtingen van tolken, therapeuten en interculturele bemiddelaars over cultuurduiding in de geestelijke gezondheidszorg

Carolien
van Nunen

 

Mijn man heeft een relatie met Aïsha Kandisha:
cultuurduiding in de geestelijke gezondheidszorg
 
“Allochtonenkliniek opent weldra de deuren.” Deze boodschap was eind september 2010 in de media te horen over een Nederlandse kliniek die zich hoofdzakelijk richt op Turkse patiënten. Reden voor de opening is dat allochtone patiënten zich vaker onbegrepen voelen: niet alleen de taal vormt een probleem, maar ook culturele verschillen raken niet overbrugt, aldus de oprichters van de Nederlandse polikliniek. In België loopt het nog niet zo’n vaart. Toch zien we dezelfde problematiek ook in ons land voorkomen.
 
Met ruim 12 % van de Belgische bevolking die niet in België is geboren is, met meer dan 17.000 asielaanvragen in 2009 en tal van andere groepen die het Nederlands niet (helemaal) machtig zijn, is aan deze mensen hulp bieden in België evenmin evident. Zeker als het gaat om psychische hulp. In psychotherapie spelen taal en de achtergrond van iemand namelijk een essentiële rol. Gelukkig zijn er tolken en interculturele bemiddelaars om de therapeut en cliënt bij te staan. Over de rol van tolken en interculturele bemiddelaars bestaat echter veel onenigheid. Dat zij bruggen bouwen tussen twee talen, daar is men het over eens. Maar wat met het culturele aspect? Dit is voer voor vele hevige discussies, waar tot voor deze masterproef geen academische basis voor bestond. Niet in Vlaanderen, maar ook niet in de rest van de wereld.
 
Taalbijstand
Als taalbijstand noodzakelijk is, kan de therapeut beroep doen op een tolk of intercultureel bemiddelaar. Deze twee beroepsgroepen hebben zo hun eigenheden.
De tolken die in de geestelijke gezondheidszorg werkzaam zijn, worden sociaal tolken genoemd. Hun taak is om zo getrouw en volledig mogelijk te tolken wat door de gespreksdeelnemers gezegd wordt. Zij voegen dus niets aan de boodschap toe, maar laten evenmin iets weg of veranderen iets. In sommige gevallen kan het nuttig zijn dat de tolk de boodschap aanpast aan de cultuur van de ontvanger. Daarmee begeeft de tolk zich evenwel op glad ijs: interpretatiefouten liggen op de loer en voor de tolk het goed en wel beseft doet hij aan interculturele bemiddeling, een rol die hij volgens zijn deontologie niet zou mogen aannemen
Interculturele bemiddelaars kunnen volgens hun deontologische code wel cultuurduiding geven. Daarnaast tolken de bemiddelaars wat door beide partijen gezegd wordt, net zoals de sociaal tolken dus. Voorts bestaat het takenpakket van de bemiddelaar onder meer uit emotionele ondersteuning bieden, signaleren van knelpunten en cliënten helpen met concrete zaken, bijvoorbeeld met het invullen van formulieren.
 
Voer voor discussie
Deze tweedeling lijkt heel mooi: wil de therapeut of cliënt dat er enkel getolkt wordt wat ze zeggen, dan kiezen ze voor de sociaal tolk. Willen ze ook duiding bij de culturele verschillen, dan opteren ze voor de interculturele bemiddelaar. Tot daar de theorie. In zowel de praktijk als recent onderzoek wordt stilaan afgestapt van het traditionele model waarbij de tolk als een machine de boodschap van de ene taal omzet naar de andere taal. Anderzijds zien we dan weer dat interculturele bemiddelaars slechts 5 % van hun tijd cultuurduiding geven. En de therapeuten? Zij zijn vooral bang voor te veel inmenging in het therapeutische proces: een tolk of intercultureel bemiddelaar is immers geen hulpverlener.
Breng een groep tolken, interculturele bemiddelaars en therapeuten samen en een geanimeerde discussie over de rol van de eerste twee beroepsgroepen is gegarandeerd. Gelukkig bestaan er deontologische codes, zodat therapeuten en tolken/interculturele bemiddelaars duidelijk weten wat zij van elkaar mogen verwachten. Toch zou het zeer problematisch zijn, als wat boven de hoofden van deze drie groepen beslist wordt, indruist tegen hun eigen wensen en verwachtingen. Daarom was het de hoogste tijd om deze wensen en verwachtingen van tolken, interculturele bemiddelaars en therapeuten in kaart te brengen.
 
Aïsha Wie?
Cultuurduiding kent verschillende maten en vormen. Volgens de 24 geïnterviewde tolken, therapeuten en interculturele bemiddelaars kan het zowel voor, tijdens als na de therapie gebeuren. In ieder geval hechten ze er bijna allemaal belang aan dat zulke informatie op een transparante manier gegeven wordt: wat de bemiddelaar of tolk dus aan de ene gesprekspartner vertelt, vertaalt hij dus ook voor de andere gesprekspartner. Cultuur is namelijk een dynamisch fenomeen en daarnaast heeft iedereen zijn ‘eigen’ cultuur. Vandaar dat de meerderheid van de geïnterviewden erop wees dat het belangrijk is om zulke controles in te bouwen.
Een andere vraag is wat een interculturele bemiddelaar of tolk zoal zou mogen duiden. Beperkt het zich tot culturele verschillen tussen de talen zelf, bijvoorbeeld wanneer voor een woord in taal X geen vertaling in het Nederlands bestaat? Of kan hij ook omgangsvormen cultureel duiden? Wat te doen als de therapeut iets ter sprake wil brengen dat taboe is in de cultuur van de cliënt? En dan hebben we het nog niet gehad over figuren als Aïsha Kandisha, die past in cultureel bepaalde denkbeelden over ziekte en gezondheid. Vragen te over dus en we merken dat hierover de meningen verschillen.
Alle tolken vinden cultuurduiding op taalkundig vlak aanvaardbaar, in de andere gevallen is er onenigheid te merken. Interculturele bemiddelaars daarentegen willen ook duiding geven wanneer er taboes in het spel zijn of wanneer een cliënt een andere verklaring heeft voor zijn ziekte. De wensen van bemiddelaars zijn niet zo verrassend: cultuurduiding geven behoort immers tot hun takenpakket. Het omgekeerde is waar voor de tolken: hoewel het beperkter is dan bij de bemiddelaars, hechten ze toch belang aan cultuurduiding, terwijl het deontologisch niet of in veel mindere mate aanvaard is. De bevraagde therapeuten blijken net zoals de tolken ook geen tegenstander van cultuurduiding, maar willen dat dit in een zeer strikt kader gebeurt. Ondanks de discussies op studiedagen voor tolken en therapeuten, blijkt uit dit onderzoek dat hun meningen veel dichter bij elkaar liggen, dan ze zelf misschien wel denken.
 
Voer voor discussie (bis)
Deze masterproef zorgt eveneens voor discussie. Het is nog steeds gewaagd om te stellen dat cultuurduiding door tolken in beperkte mate gewenst is. Net zoals het gedurfd is om te poneren dat interculturele bemiddeling misschien minder geschikt zou zijn in de geestelijke gezondheidszorg dan in andere settings. Deze masterproef biedt naast zijn verrassende bevindingen dan ook een pleidooi voor meer onderzoek naar cultuurduiding in de (geestelijke) gezondheidszorg, zodat nagegaan kan worden hoe anderstaligen het best geholpen kunnen worden. Maar de fundamenten zijn – eindelijk – gelegd. Tot nader order hoeft dus nog niet gedacht worden aan een eerste steenlegging voor een Belgische allochtonenkliniek.

Download scriptie (1.59 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2010