Moderne gezelschapsspellen in het secundair onderwijs: didactisch kader en nascholing voor leerkrachten

Gunther
Verbelen

Weet je wat we doen?! We spelen een spel dit lesuur!
Moderne gezelschapsspellen als onderwijsmiddel in het secundair onderwijs.

Gezelschapsspellen zijn in opmars, overal zien spellenclubs het levenslicht en komen mensen bij elkaar om samen gezellig een spel te spelen. Ook in het kleuter- en lager onderwijs zijn spellen een veelgebruikte werkvorm; het secundair onderwijs blijft echter achterop. Gunther Verbelen (29) zet via zijn bachelorproef ter afsluiting van de opleiding Leerkracht Secundair Onderwijs andere leerkrachten aan om moderne gezelschapsspellen in te zetten in de klas.

Gunther speelt al spellen zolang hij het zich kan herinneren, heeft een eigen collectie van ongeveer 400 spellen en zelfs een eigen spellenclub. Hij merkte dat medestudenten en docenten veel interesse toonden in de meestal onbekende spelletjes die hij in proeflessen en stages gebruikte. Het onderwerp voor zijn eindwerk was dan ook snel gekozen: een nascholing waarin hij zijn kennis en enthousiasme kon delen met andere studenten en leerkrachten. Dat bleek echter niet zo eenvoudig.  Er is heel wat informatie beschikbaar over gezelschapsspellen in het kleuter- en lager onderwijs, maar voor het secundair onderwijs is er weinig tot niets voorhanden. Daarom besloot hij eerst een handleiding te schrijven met informatie, tips en voorbeelden . Daaruit groeide een nascholing: het praktische gedeelte.

Veelzijdige werkvorm

“Spellen spelen is een vorm van sociaal contact, waar we in deze tijd van ‘sociale’ netwerken, meer dan ooit behoefte aan hebben”. De bedoeling is dus niet zuiver academisch. Via de leerkrachten en leerlingen kunnen gezelschapsspellen terug een belangrijkere plaats krijgen in de huiskamer. “Samen een spel spelen is veel leuker dan ‘gezellig’ met je smartphone voor de televisie zitten.”

Het gezelschapsspel blijkt naast zijn overduidelijke sociale waarde ook een heel grote onderwijswaarde te hebben. Een spel kan ingezet worden in veel verschillende situaties, is leuk en kan, door eenvoudige simulaties, bepaalde moeilijke onderwerpen heel goed illustreren. Bovendien komen er jaarlijks vele honderden spellen op de markt, waardoor er voor elk thema of onderwerp wel iets te vinden is.

Daarbij moet wel gezegd worden dat het niet Gunther’s bedoeling is om alle lessen door spelletjes te vervangen. Hij ziet het gezelschapsspel als extra ‘tool’ in de gereedschapskist van de moderne leerkracht.  “Al die grote hervormingen zijn niet nodig. Uit de grote interesse voor dit onderwerp blijkt dat leerkrachten nog steeds gemotiveerd zijn en willen vernieuwen. Zolang we blijven proberen de leerlingen te motiveren, blijft het onderwijs vooruit gaan. Vernieuwen om te vernieuwen heeft geen enkel effect.”

Er worden toch al wel spelletjes gebruikt? “Dat is zo, maar Memory en Ganzenbord kunnen leerlingen al lang niet meer boeien. Erger nog, veel spellen die ontworpen worden voor educatieve doeleinden vergeten vaak het belangrijkste: het spel moet ook nog leuk zijn. Een spel dat niet leuk is, zal geen leren tot gevolg hebben. Leerlingen zouden bij een ideaal spel moeten leren, zonder het te beseffen.”

Expertise en enthousiasme

Jammer genoeg weten veel leerkrachten niet wat de mogelijkheden zijn of hoe ze gezelschapsspellen op een goede manier moeten gebruiken. Er wordt in de lerarenopleiding weinig aandacht aan besteed. Het is ook niet evident om als leek uit het immense aanbod een goed spel te kiezen dat aansluit bij de mogelijkheden van de leerlingen en de lesinhouden. “Ik hoop met mijn ervaring en ‘expertise’ de mensen die het werk lezen, of een nascholing volgen, op weg te helpen. Mijn enthousiasme zal hen hopelijk aanzetten om zelf ook op onderzoek te gaan en ervaring op te doen.”

Eerst worden in het werk de voor- en nadelen van spellen geduid en worden ze ingepast in de gangbare onderwijstheorieën. Maar het belangrijkste gedeelte is het ‘hoe’; welke kennis en vaardigheden hebben leerkrachten nodig om gezelschapsspellen in te zetten in de klas. Er volgen algemene tips over de keuze van het spel, de speluitleg en de organisatie van een spelsessie. Met als afsluiter tal van voorbeelden. De focus ligt daarbij vooral op een aantal basisvormen die gemakkelijk aangepast kunnen worden aan elk vak.

Er is ook specifieke aandacht voor elk vakgebied. Met Gunther’s vakkencombinatie wiskunde – Engels ligt daarbij de nadruk vooral op wiskunde en talen. “Uiteindelijk is elk spelmechanisme gebaseerd op wiskunde en heb je altijd communicatie nodig om het spel te kunnen spelen; nog een belangrijk voordeel van het gezelschapsspel als leermiddel. Je werkt met een spel dus automatisch vakoverschrijdend.”

Een basiswerk in wording

In de toekomst wil Gunther het aanbod van nascholingen uitbreiden naar vakspecifieke sessies. Uit de feedback op de nascholing blijkt duidelijk dat er heel wat interesse is, maar dat leerkrachten meer zouden hebben aan informatie die meer betrekking heeft op hun eigen vakgebied. Toch denkt Gunther dat er nood is aan de algemene informatie in het eindwerk, vooral omdat er alsnog geen naslagwerken voorhanden zijn. “Ik zou graag de aanzetten die ik in dit werk geef, bijvoorbeeld gezelschapsspellen als middagactiviteit of hulpmiddel voor anderstalige leerlingen, wat dieper uitwerken. Samen met nog meer vakgerichte informatie zou ik het hele eerste deel van het werk willen omvormen tot een echt basiswerk voor elke leerkracht die in het secundair onderwijs met spel wil bezig zijn.”

Daarnaast werkt Gunther verder aan extra nascholingen en een manier om nascholingen te ontwikkelen die perfect op de unieke vraag van een school of scholengroep afgestemd zijn. Hij is helemaal klaar om zijn passie voor gezelschapsspellen te delen. “Ik geloof in de kracht van gezelschapsspellen, als sociaal instrument en als leermiddel. Ik wil het dan ook promoten in alles wat ik doe. En wat is er mooier dan van je passie je beroep kunnen maken?”

 

Gunther Verbelen schreef zijn eindwerk, getiteld ‘Moderne gezelschapsspellen in het secundair onderwijs: didactisch kader en nascholing voor leerkrachten’, als afsluiter van de opleiding Leerkracht Secundair Onderwijs (Wiskunde – Engels) aan de Thomas More Hogeschool te Mechelen. Hij besloot, na omzwervingen in de privé en sociale sector en een specifieke lerarenopleiding (techniek – informatica), op zijn 27ste terug voltijds te gaan studeren en rondde de opleiding af met grote onderscheiding (en een intussen 2-jarig zoontje). Het eindwerk kreeg een grootste onderscheiding van de jury.

Download scriptie (16.82 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2013