Nieuwe tonen op de ladder? Een studie naar een meer prominente plaats voor muziek in het Vlaamse basisonderwijs

Ruuth
Oosterlijnck
  • Eveline
    Simpelaere

 

Eveline Simpelaere & Ruuth Oosterlijnck

 

Nieuwe tonen op de ladder?

Een studie naar een meer prominente plaats voor muziek in het Vlaamse basisonderwijs

 

Sinds enkele jaren kunnen we in Vlaanderen niet langer omheen de groeiende belangstelling voor kunst en cultuur in het onderwijs. Niet alleen op beleidsniveau werden reeds tal van charmeoffensieven gelanceerd om de kunsten meer prominent aan bod te laten komen, ook binnen de academische wereld werd dit actuele onderwerp vanuit diverse invalshoeken belicht. Onder andere de befaamde studies van professor Bamford[1] deden in het Vlaamse onderwijsveld veel stof opwaaien. De resultaten van haar onderzoek lieten namelijk een weinig rooskleurig beeld zien van het cultuuraanbod in het Vlaamse onderwijs. De hoge drop-outcijfers in het deeltijds kunstonderwijs, het heersende gevoel van onvermogen bij Vlaamse leerkrachten om een kwaliteitsvolle invulling te geven aan kunstvakken, en het gebrek aan samenwerkingsverbanden tussen scholen en culturele actoren zijn slechts een greep uit de kwalijke punten die de onderzoekster aanhaalde ten aanzien van de Vlaamse kunst- en cultuureducatie. Toenmalig minster van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke en minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, Bert Anciaux reageerden alert en richtten prompt een Commissie onderwijs cultuur en een Werkgroep inhoudelijke vernieuwing DKO op. De adviezen en mogelijke oplossingen die uit deze denktanks voortvloeiden, aangevuld met kritische kanttekeningen van de Vlaamse Onderwijsraad, mondden onder andere uit in een concreet initiatief dat in het voorjaar van 2009 onder grote persbelangstelling tot het Dynamo3project[2] werd gedoopt.

 

De aandacht vanuit beleid en onderzoek voor kunst- en cultuureducatie, heeft zich echter (nog) niet voldoende vertaald naar de dagelijkse klaspraktijk waar de kunstvakken aan belang moeten inboeten tegenover de meer cognitieve vakken zoals taal en wiskunde. Deze vaststelling heeft ons ertoe aangezet om na te gaan hoe leerkrachten uit het Vlaamse basisonderwijs muzische vorming en meer bepaald muzikale opvoeding beleven. Tevens hebben we getracht om aanbevelingen te doen om, rekening houdend met de beleidsadviezen en met de percepties van leerkrachten, een meer prominente plaats voor muziek te vrijwaren. Een basisschool te Finland waar muziek een aanzienlijke plek in het curriculum krijgt toebedeeld, deed hiertoe dienst als inspiratiebron. Het onderzoeksopzet van onze studie bestond bijgevolg uit twee luiken: enerzijds een etnografische studie van de Finse basisschool, aangevuld met tien focusgesprekken met Finse leerkrachten, ouders, leerlingen en oud-leerlingen, en anderzijds zes focusgesprekken met Vlaamse directieleden en leerkrachten.

 

De vraag naar een meer prominente plaats voor muziek in het Vlaamse basisonderwijs kan echter niet beantwoord worden zonder het referentiekader waarin deze vraag gesteld wordt, te bevragen. De oproep die zowel vanuit het beleid als vanuit het onderzoeksveld uitgaat om muziek en ruimer kunst- en cultuureducatie te stimuleren, past namelijk in onze hoogtechnologische samenleving waarin attitudes zoals creativiteit, doorzettingsvermogen, teamgerichtheid… van groot belang zijn. In deze optiek is de recente aandacht voor kunst- en cultuureducatie niet toevallig. Men kan zich zodoende de vraag stellen of dit inzetten van kunst als middel om tegemoet te komen aan maatschappelijke normen niet fundamenteel in tegenspraak is met waar kunst in essentie voor staat. Het is juist eigen aan kunst dat ze op zichzelf staat en zich manifesteert als iets bevreemdend, rebels en onvoorspelbaar. Is het dan niet merkwaardig dat de oproep naar meer kunst- en cultuureducatie voornamelijk gerechtvaardigd wordt door de maatschappijbevestigende attitudes (zoals creativiteit) die kunstvakken genereren?

 

Zonder deze markante vaststelling van de hand te doen, stellen we vanuit pragmatische invalshoek praktische en structurele maatregelen voor om de aanwezigheid van muziek op de basisschool te versterken.

 

Een eerste punt behelst de professionalisering van leerkrachten. Vooreerst dient de lerarenopleiding meer authentieke praktijkervaringen voor muziek en breder muzische vorming aan te bieden aan leraren in wording. Voorts kan de ervaren kloof tussen de lerarenopleiding en de eigenlijke praktijk gedicht worden door de lerarenopleiding te betrekken bij het ontwikkelen van een visie ten aanzien van kunst- en cultuureducatie in scholen. Een derde aspect betreft de focus op het aanbrengen van een degelijke basis muziektheorie zodat het leren van nieuwe (eigentijdse) composities een haalbaar gegeven wordt. Tenslotte dienen lerarenopleidingen, naast het aanreiken van praktische handvaten, bij hun studenten ook een bewustzijn te realiseren betreffende de vooronderstellingen aangaande kunst- en cultuureducatie.

 

In tweede instantie kan de inspectie een belangrijke rol spelen in het versterken van een positieve attitude betreffende kunst- en cultuureducatie bij leerkrachten. De initiatieven die scholen en leerkrachten ondernemen ten aanzien van muzische vorming dienen door hen meer gewaardeerd en in rekening gebracht te worden.

 

Verder kunnen nascholingen, ingericht door het DKO of andere culturele instellingen, worden aangewend om de muzische capaciteiten van leerkrachten te bevorderen, alsook hun zelfvertrouwen op te krikken. Het voorstel om professionele kunstenaars uit het DKO of andere culturele instellingen binnen de klaspraktijk van het reguliere basisonderwijs te brengen, kon rekenen op grote bijval bij de Vlaamse leerkrachten. Dergelijke uitwisseling met experts heeft een ondersteunende en inspirerende functie zodat leerkrachten na verloop van tijd deze opdracht beter op zich kunnen nemen en dus creatiever en expressiever kunnen omgaan met muziek. Een bijkomend positief gevolg van de aanwezigheid van professionele kunstenaars in de klas is dat de kans groot is dat kinderen hierdoor geprikkeld worden om deel te nemen aan de activiteiten van muziekacademies of andere culturele instellingen.

 

Om de gebrekkige continuïteit tussen de verschillende leerjaren en onderwijsniveaus aangaande muzische vorming op te vangen, is het uitschrijven van een schoolvisie ten aanzien van kunst- en cultuureducatie, aangepast aan de context en de eigenheid van elke school, een wenselijke denkpiste. Daar een uitgeschreven visie ook uitgevoerd dient te worden, is een voldoende groot draagvlak onder het leerkrachtenkorps noodzakelijk.

 

Het uittekenen van een transparant evaluatiesysteem kan, afgezien van de moeilijkheid en zelfs onmogelijkheid om kunst in richtlijnen te gieten, mogelijk zijn mits nauwgezet overleg tussen de verschillende leerkrachten van een school.

 

Ondanks de afkerigheid van de Vlaamse leerkrachten ten aanzien van de eindtermen inzake muzische vorming, blijft de opinie van de Onderwijsraad overeind. Dergelijke ruime omschrijving brengt namelijk de vrijheid met zich mee waarbinnen muzische momenten zich kunnen manifesteren.


[1] Naar aanleiding van haar internationale onderzoek m.b.t. een veertigtal landen naar de relatie tussen onderwijs en cultuur, kreeg Bamford de opdracht van toenmalig minister Vandenbroucke om de Vlaamse situatie zeer gedetailleerd door te lichten.

[2] http://dynamo3.canoncultuurcel.be/

Download scriptie (683.72 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2009