Aller à la soupe

Scriptie
Aller à la soupe

© Stadsarchief Antwerpen

Intussen meer dan honderd jaar geleden eindigde de Eerste Wereldoorlog. Heel Europa werd tijdens die oorlog getroffen door een voedselcrisis. Ook België had last van voedseltekort en loste dit op door onder andere de volkssoep op te richten. Jong, oud, rijk, arm, iedereen ging aanschuiven om een gratis kom soep te krijgen. Aller à la soupe werd al snel een begrip en redde veel levens in België. Oud-studente journalistiek Babette Plessers (Erasmushogeschool Brussel) verdiepte zich in het onderwerp.


De oorlog breekt uit in 1914 en de Britten sluiten meteen de grenzen. Ze willen niet dat het graan dat ze invoeren naar België in Duitse handen valt. Vanaf dan lijden de Belgen honger, maar er is niemand die het voedselprobleem aanpakt. De regering is gevlucht naar Frankrijk en het koningshuis zit in Engeland.

Uiteindelijk komt de voedselhulp op gang, voornamelijk vanuit de Verenigde Staten. Die hulp wordt uitgedrukt in calorieën. Een burger moet zo’n 2000 à 3000 calorieën binnenkrijgen en een soldaat wel 4000 à 5000. Dat ideale aantal calorieën wordt verdeeld onder verschillende porties, waaronder een portie soep van 500 calorieën. Al blijkt die soep niet altijd effectief zo voedzaam te zijn. Meestal wordt er voor de soepen ingevroren vlees gebruikt als calorie-aanbrenger. Maar als gevolg van de schaarste wordt het soepvlees meerdere keren gebruikt waardoor het zijn voedzaamheid verliest.

Volkssoep

Naarmate de oorlog vordert, wordt de voedselnood groter. Hierdoor ontstaat er in België een fenomeen dat uniek is in Europa, de volkssoep of la soupe populaire, soepkeukens die voor iedereen toegankelijk zijn. Soepkeukens voor hulpbehoevenden bestaan al langer in België, maar daar moet je bewijzen dat je arm bent. Vanaf 1916 geraakt de zegswijze: aller à la soupe ingeburgerd. Het grootste deel van de bevolking ging immers elke dag naar de volkssoep.

Vooral in tijden van schaarste is soep bij uitstek dé meest efficiënte manier om grote groepen mensen te voeden

De behoefte aan soep brengt ook entrepreneurs met zich mee die wel brood zien in soepbedrijfjes. In Antwerpen ontstaat er het soepbedrijf Soep Van Boom. Moemoe Eulalia Van Boom kan door het gebrek aan voedsel haar kinderen niet meer voeden. Daarom trekt ze naar het welstandsbureel van de stad Antwerpen in de hoop daar met haar businessplan, bouillon verkopen aan de uitgehongerde wijk, liefdadigheid te verkrijgen. Uiteindelijk krijgt ze 250 Belgische frank. Daarmee koopt ze een grote soepketel en soepbeenderen. De Bouillon wordt verkocht aan 20 centiem per liter. Vanaf het begin is de bouillon een enorm succes. Na enkele maanden kan Moemoe Van Boom de 250 frank al terugbetalen aan de stad. Later zou Soep Van Boom contracten krijgen om soep te leveren aan de Antwerpse scholen.

Soldaten en kinderen

De Amerikaanse voedselhulp wordt vooral gegeven aan schoolkinderen, baby’s en soldaten aan het Belgische front. In 1916 wordt in België De Weeg (nu bekend als Kind en Gezin) opgericht. De moeders krijgen er melkpoeder mee als alternatief voor borstvoeding. Voor schoolkinderen wordt een speciaal koekje gebakken dat veel calorieën bevat en ze krijgen gratis soep en boterhammen op school.

De militairen krijgen in oorlogstijd voorrang op de bevolking, omdat zij gezond moeten blijven om het land te verdedigen. Het rantsoen van een soldaat hangt natuurlijk af van de voedingsmiddelen die voorhanden zijn, maar ook van de rang en de nationaliteit van de soldaat. Franse troepen krijgen wijn te drinken en Indiërs krijgen meer rijst in hun rantsoen. Er wordt ook een speciale koek ontworpen: de soldatenkoek.

Hommes-soupe

In de loopgraven wordt het eten geleverd vanuit de keukens in het kantonnement achter het front. Het voedsel wordt dan in grote bakken met stro geladen om het eten warm te houden. Deze worden dan naar het front gedragen door etenhalers, ook wel hommes-soupe genoemd. Sommige loopgraven zijn ingericht als kleine dorpjes en beschikken over primitieve keukentjes en open vuren waarop gekookt kan worden.

Duitse soldaten koken op een veldkeuken, een uitvinding die het mogelijk maakt om dichter bij het front te koken. Ook kent men een stootkar waarop een soort fornuis staat: een Russische uitvinding, die al snel de bijnaam goulashkanon of locomotif à soupe meekrijgt.

Of men de soep nu kookt op een stootkar of ze wordt gebracht door een homme-soupe, of men gaat ze halen bij de volkssoep, vaak is het de enige warme maaltijd die verkrijgbaar is. Vooral in tijden van schaarste is soep bij uitstek dé meest efficiënte manier om grote groepen mensen te voeden. Ook tijdens de Grote Depressie in Amerika en tijdens de Tweede Wereldoorlog is soep een populair middel om massa’s mensen te voeden. Soep redt mensenlevens in tijden van schaarste en we kunnen zonder overdrijven stellen dat de oprichting van de volkssoep België tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft gered van een humanitaire crisis.

Promotor: mevr. Ria Goris en dhr. Guy Delforge

Lees de scriptie
 


Babette Plessers nam deel aan de Vlaamse Scriptieprijs 2018. Studeer je dit jaar af en verdient jouw bachelor- of masterproef meer aandacht? Doe mee aan de Vlaamse Scriptieprijs en maak kans op prijzen tot 2.500 euro!

Dit artikel verscheen ook in de Vlaamse Scriptiekrant

Share this on: