‘Hoog tijd om de straffeloosheid van VN-blauwhelmen aan te pakken’

Scriptie

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties stemde eerder dit jaar een resolutie om het crimineel gedrag van blauwhelmen een halt toe te roepen. Benjamin Magnus: ‘De resolutie is onvoldoende. Om het probleem aan te pakken moet het juridisch kader van vredesoperaties worden hervormd.’

Artikel door Benjamin Magnus

UNAMID (CC BY-NC-ND 2.0)


De VN ondernam reeds verschillende pogingen om het probleem van seksuele uitbuiting en misbruik door VN-vredestroepen aan te pakken, maar is daar tot op heden nog niet in geslaagd. Eerder dit jaar werden vredestroepen in de Centraal Afrikaanse Republiek nog beschuldigd van het seksueel misbruiken van lokale vrouwen en meisjes.

Recent mengde de Veiligheidsraad zich voor het eerst met de kwestie en stemde het een resolutie omtrent seksueel misbruik door blauwhelmen. Ook al is dit een belangrijk signaal, is het onwaarschijnlijk dat de resolutie het wangedrag van vredestroepen zal stoppen.

‘Zendstaten zijn exclusief bevoegd om criminele feiten gepleegd door militair vredespersoneel te vervolgen.’

Uit een analyse van het feitelijk en regulerend kader blijkt dat een aantal zaken de strafrechtelijke aansprakelijkheid van militaire blauwhelmen verhindert of op z’n minst bemoeilijkt. Zo worden beschuldigingen weinig transparant afgehandeld, neemt het onderzoek te veel tijd in beslag en is er een gebrek aan vertrouwen van de lokale bevolking. Het grootste probleem is echter de afhankelijkheid van zendstaten, de landen die vredestroepen leveren.

Zendstaten zijn exclusief bevoegd om criminele feiten gepleegd door militair vredespersoneel te vervolgen. Dit betekent dat enkel zendstaten hun blauwhelmen kunnen straffen voor misdrijven gepleegd tijdens een vredesoperatie. Wanneer bijvoorbeeld een Belgische blauwhelm een Congolees meisje verkracht in Kinshasa, kan noch de VN noch Congo iets ondernemen. Enkel België kan die persoon strafrechtelijk vervolgen en terechtstellen.

Als tegenprestatie moeten zendstaten garanderen dat ze hun bevoegdheid daadwerkelijk kunnen en zullen uitoefenen, maar zulke garanties waren tot voor kort niet veel waard aangezien ze niet werden ondersteund door sancties. Bijgevolg opteerden zendstaten er in de praktijk vaak voor om het wangedrag van hun blauwhelmen niet of amper aan te pakken. Het resultaat is de huidige cultuur van de facto straffeloosheid.

Resolutie

De resolutie van 11 maart 2016 van de Veiligheidsraad zou er moeten voor zorgen dat blauwhelmen in de toekomst wél worden gestraft voor het plegen van criminele feiten. De resolutie bevat enkele vereisten inzake de vervolging van blauwhelmen en zet zendstaten zo onder druk om hun troepen effectief verantwoordelijk te stellen in geval van crimineel gedrag.

‘Het is maar de vraag of de VN openlijke en directe acties zal ondernemen tegen zendstaten die in gebreke blijven.’

De resolutie wijzigt echter niets aan het takenpakket van de betrokken partijen. De uiteindelijke berechting van een beschuldigde blauwhelm hangt in se nog steeds af van de zendstaat, met als enige verschil dat deze vanaf nu in principe zal worden gestraft indien ze haar verantwoordelijkheid niet opneemt. Zo zal de militaire of politionele eenheid van een contingent worden gerepatrieerd wanneer er bewijs is van wijdverspreide seksuele uitbuiting en misbruik door de eenheid in kwestie. Daarnaast dient de Secretaris-Generaal de troepen van een zendstaat te vervangen wanneer het land geen onderzoek start naar de beschuldiging(en), blauwhelmen niet verantwoordelijk stelt of de Secretaris-Generaal niet informeert over een lopend onderzoek.

Het valt echter te betwijfelen of zendstaten hierdoor in de toekomst wel actie zullen ondernemen tegen hun blauwhelmen. Ten eerste bevat de resolutie vage begrippen zoals ‘wijdverspreide en systemische seksuele uitbuiting en misbruik’ die haar toepassing niet vergemakkelijken. Bovendien is het maar de vraag of de VN daadwerkelijk openlijke en directe acties zal ondernemen tegen zendstaten die in gebreke blijven. Zonder hun medewerking is het organiseren van vredesoperaties namelijk simpelweg onmogelijk.

Grondige hervorming vereist

Op de middellange termijn kan enkel een grondige hervorming van het juridisch kader ervoor zorgen dat militaire blauwhelmen op consistente, efficiënte en eerlijke wijze worden berecht. Een nieuwe procedure voor de behandeling van beschuldigingen is daarbij uitermate belangrijk.

Eerst en vooral zou elk onderzoek moeten worden gevoerd door een onafhankelijk team van experten. Daarnaast zou een internationaal tribunaal dat subsidiair bevoegd is om blauwhelmen strafrechtelijk te vervolgen wanneer een zendstaat geen actie onderneemt, ervoor kunnen zorgen dat gerechtigheid niet langer enkel en alleen afhangt van de zendstaat.

Zulke hervormingen zijn ambitieus. Maar als men de straffeloosheid van vredestroepen werkelijk wil aanpakken, zijn ze ook noodzakelijk. Het is de plicht van de Verenigde Naties er alles aan te doen het crimineel gedrag van haar blauwhelmen uit te roeien.

Dit artikel verscheen eerde op de site van MO*

Lees de integrale scriptie van Benjamin Magnus op scriptiebank.be/scriptie/2015/misconduct-united-nations-peacekeeping-personnel-legal-analysis