The Jungle Book, Psycho of James Bond kijken? Alleen als het mag van Meneer Pastoor!

Kenneth
Servaes

The Jungle Book, Psycho of James Bond kijken? Alleen als het mag van Meneer Pastoor!

Stel: je leest in een filmtijdschrift dat de nieuwste cinemarelease ronduit slecht is. Wat denk je dan? Waarschijnlijk iets in de aard van: dat tijdschrift zal het wel bij het rechte eind hebben. Het is immers geschreven door objectieve filmjournalisten. Beter geen geld aan spenderen dus. Toch? Wel, dat is zeker niet altijd zo geweest. In de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw waren de beweegredenen van het Vlaamse filmtijdschrift bij uitstek, Film en Televisie, een pak minder gebaseerd op objectieve criteria dan je zou verwachten.

De aanhoudende populariteit van cinema

Ook in 2016, wanneer we kunnen kiezen tussen tientallen soorten media, blijft cinema een populaire bezigheid voor jong en oud. Voor de komst van online streaming, Youtube, Netflix en blu-ray waren bioscoopbezoekjes zelfs nog een pak populairder dan nu. Ook in de jaren ’50 en ’60 was dat het geval. Dat klinkt niet helemaal onlogisch: het internet moest nog uitgevonden worden en televisie was nog niet ingeburgerd. Bioscopen boden dus entertainment dat mensen nergens anders konden vinden.

Niemand ontsnapt aan de jaren ’50 en ’60!

De jaren ’50 en ’60: dat is lang verleden tijd en het terugblikken niet waard. Fout! Heel wat zaken uit die decennia hebben de afgelopen halve eeuw vlot overleeft. Zo zijn een pak tijdloze films afkomstig uit deze periode. Denk maar aan The Sound of Music en Mary Poppins, beide Julie Andrews films die elke kerstperiode opnieuw ons televisiescherm sieren. Ook Disneyklassiekers als Doornroosje en 101 Dalmatiërs liggen nu nog steeds in de winkelrekken en kregen de afgelopen jaren succesvolle sequels. Kaskrakers als Le Gendarme de Saint-Tropez en Butch Cassidy and the Sundance Kid slagen er eveneens al decennia lang in om nieuwe generaties filmliefhebbers aan te trekken.

Filmjournalistiek: tussen journalistiek en opinie

Binnen de journalistiek is filmjournalistiek een vak apart. Heel wat kranten, tijdschriften en televisieprogramma’s hebben specifieke medewerkers die het thema film behandelen. Nochtans is filmjournalistiek een vreemde eend in de journalistieke bijt. In de meeste journalistiek is het immers de bedoeling om zo objectief, neutraal en volledig mogelijk feiten te brengen, waaruit het publiek dan zijn eigen mening kan vormen. Bij filmjournalistiek loopt het proces anders. Filmjournalisten geven in feite al hun eigen mening over een bepaalde film. Tenzij lezers de film zelf gaan bekijken, kan het publiek niet anders dan de mening van de filmjournalist overnemen. Om toch voldoende objectiviteit en neutraliteit te behouden, beoordelen filmjournalisten films op basis van algemeen aanvaarde criteria. Enkele van de belangrijkste hiervan zijn verhaallijn, acteerprestaties en regie.

De machtige en invloedrijke Kerk

In onze huidige, sterk geseculariseerde samenleving kan het eigenaardig klinken, maar in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw had de Kerk nog enorm veel macht in het katholieke Vlaanderen. Kerken werden nog druk bezocht, er werd nog consequent gebeden voor de maaltijd en de raad van Meneer Pastoor werd nog zeer trouw opgevolgd. De kerkelijke macht reikte zelfs tot in de bioscoopzalen. De Kerk had in die tijd immers een grote invloed op alle aspecten van het dagelijkse leven van haar gelovigen, inclusief het cinemabezoek.

Film, wat is dat?

De eerste betalende filmvoorstelling vond plaats in 1895. De organisatie van deze eerste cinemavoorstelling was in handen van de Franse gebroeders Lumière. Als het van de Vaticaanse kerkleiding had afgehangen, zou het concept film daarna nooit het grote publiek bereikt hebben. Filmiconen als Chaplin, Hitchcock en Spielberg zouden nu nobele onbekenden zijn. Weinig kerkelijke figuren zagen ook maar iets positiefs in het filmmedium. Integendeel, film was in de ogen van de Kerk iets des duivels. De Kerk probeerde het nieuwe medium daarom zoveel mogelijk dood te zwijgen. De populariteit van films en van cinema’s was echter niet te stoppen. Ook de Kerk moest uiteindelijke inbinden en meegaan met deze nieuwe uitvinding, al kwam dit besef pas enkele decennia later. Om haar gelovigen te beschermen tegen slechte films, richtte de Vlaamse kerkleiding in 1956 het tijdschrift Film en Televisie op. Dit tijdschrift verzamelde alle nieuwe cinemareleases en voorzag per film een filmrecensie. Het was een Meneer Pastoor in filmtijdschriftvorm met andere woorden.

“Het strafste verhaal, de meest overtuigende acteurs en de creatiefste regisseur wogen niet op tegen een te kort rokje.”

Zolang er maar moraliteit is...

Objectief en neutraal kon men de filmrecensies van Film en Televisie in de jaren ’50 en ’60 niet noemen. De ondertoon van het tijdschrift was sterk kerkelijk geïnspireerd. Kenneth Servaes, master communicatiewetenschappen (KU Leuven), onderzocht in zijn thesisstudie de beoordelingscriteria die Film en Televisie gebruikte. Zijn onderzoeksresultaten toonden aan dat elke(!) filmrecensie tussen 1956 en 1969 het beoordelingscriterium moraliteit omvatte. Geen enkel ander criterium kwam in die periode zo vaak aan bod, ook verhaallijn, acteerprestaties en regie niet. Nochtans zijn dat drie criteria die we nu verwachten in elke geloofwaardige filmrecensie. Het was perfect mogelijk dat een filmrecensent in zijn beoordeling een te kort rokje, een buitenechtelijke relatie of een mogelijke homoseksueel personage zwaar liet doorwegen, maar de verhaallijn, de regie en de acteerprestaties van een film volledig links liet liggen.

Kerkelijk propagandamiddel?

De link tussen het beoordelingscriterium moraliteit en de Kerk is snel gemaakt. Het woord moraliteit komt van het Latijnse mores oftewel zeden. Termen als zedelijkheid en de verwante begrippen normen en waarden kwamen (en komen) vaak in kerkelijke contexten aan bod. De resultaten van Servaes geven dan ook aan dat de Kerk trachtte de filmconsumptie en het cinemabezoek van haar gelovigen te beïnvloeden. Dit deed ze via het filmtijdschrift Film en Televisie, al zouden we een dergelijk tijdschrift nu bezwaarlijk nog een filmtijdschrift noemen. Het doel was immers niet zozeer om lezers filminformatie te bieden, maar om de klassieke kerkelijke waarden door te trekken naar het moderne filmmedium. Vanaf het begin van de jaren ’70 werd de insteek van Film en Televisie neutraler en objectiever (lees: moderner). De Kerk als instituut verloor rond die tijd immers traag maar zeker heel wat van haar bevoogdend karakter. 

Download scriptie (8.35 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. Dr. Roel Vande Winkel