Een filosofische benadering van het neoliberalisme: de ideologie van de uitsluiting.

Photis
Schurmans

De politieke invulling van de nieuw-klassieke economische theorie is er, zoals Adam Smith bijna 250 jaar geleden al zag, op gericht om de rijken tegen de armen te verdedigen, of diegenen die enige eigendom bezitten tegen diegenen die er helemaal geen bezitten.

 

Gebaseerd op een 250 jaar oud mythisch algemeen evenwicht moeten markten liefst perfect concurrentieel zijn. Op de arbeidsmarkt betekent dit dat iedereen wordt overgeleverd aan een meritocratische overlevingsstrijd. Diegenen die uit de boot vallen zijn hiervoor zelf verantwoordelijk omdat ze er zelf voor gekozen hebben.

 

Volgens een al even oude stelling vernietigen te hoge belastingen de belastingbasis, om banen en inkomens voor het gros van de bevolking te creëren moeten de belastingen op de hoogste inkomens laag zijn zodat de hogere inkomensklasse kan investeren.

 

Al even lang wordt geld slechts beschouwd als een ruilmiddel dat door niemand wordt opgepot. Elke cent wordt geherinvesteerd of uitgegeven aan consumptieartikelen. Inflatie is alleen het gevolg van de verhoging van de geldmassa door de overheid.

 

De parabel van individuele vrijheid in een zekere wereld wordt vanaf de jaren 1950 uitgedragen door de Mont Pelerin Society en haar meest prominente vertegenwoordigers Hayek en Friedman en krijgt vanaf de jaren 1970 door de crisis van de welvaartstaat vaste voet aan grond met de verkiezing van Thatcher in het Verenigd Koninkrijk en Reagan in de Verenigde Staten.

 

Sindsdien is rationaliteit beperkt tot het egoïstisch nastreven van eigenbelang en krijgen dingen slechts nog een ruilwaarde omdat zij iemands persoonlijk nut bevorderen. De enige waarde die nog een waarde heeft is het houden van de belofte schulden, gemaakt uit genotzucht, af te betalen. De overheid wordt herleid tot het gruis van de individualiteit. Steeds meer delen van de samenleving vallen onder de economische logica zodat creatieve destructie de verliezers onverbiddelijk uitsluit. Zonder sociale correcties krijgen de rijken steeds meer en verliest de rest steeds weer.

 

De door iedereen herkenbare egocentrische focus op de eigen (pseudo)behoeften en dagdagelijkse misère reduceert het leven tot overleven zonder nog te kunnen bouwen aan een gemeenschappelijke wereld omdat hij immuun is voor gemeenschappelijk oordelen en algemene uitspraken. Verantwoordelijkheid voor de eigen inbreng in de gemeenschappelijke wereld bestaat niet langer. Door de ondoelmatigheid van de noodzakelijkheid van een steeds groeiende economie kan geen logische controle meer  worden uitgeoefend op het geheel.

 

Nog slechts vrees voor de onmiddellijke eigen toekomst vormt de basis van de economische moraal. Louter overleven in het heden is een zinloos eindpunt zonder een mogelijk worden in de toekomst. Het bewerkstelligen van een voor de toekomstige generaties leefbare wereld is een collectieve verantwoordelijkheid omdat de gevolgen van ons handelen onomkeerbaar zijn en de toekomst onvoorspelbaar is. Die verantwoordelijkheid vraagt om politiek handelen, het collectief bewerkstelligen van een toekomstverwachting. Door de pluraliteit en verscheidenheid van mensen zullen wij elkaar moeten overtuigen en vraagt om de rehabilitatie van rationaliteit als de menselijke capaciteit doordacht, verantwoord en oordeelkundig met elkaar te communiceren om te kunnen handelen.