Waarom blijven daders van seksueel geweld tegen vrouwen tijdens gewapende conflicten zo vaak ongestraft?

Làzarie
Eeckeloo

Waarom blijven daders van seksueel geweld tegen vrouwen tijdens gewapende conflicten zo vaak ongestraft?

 Seksueel geweld in oorlogstijd komt op grote schaal voor, maar daders worden zelden bestraft. Hoe komt dat?

 

Beschermingsmechanismen

Seksueel geweld tijdens gewapende conflicten werd jarenlang beschouwd als een onvermijdelijke bijkomstigheid van oorlogsvoering. Het is pas recent, vanaf de jaren 1990, met de oprichting van het Internationaal Straftribunaal voor ex-Joegoslavië, dat deze vorm van geweld als zelfstandige misdaad beschouwd werd en als dusdanig bestraft werd. Ook het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda en het Internationaal Strafhof hebben in die ontwikkeling een onmiskenbare rol gespeeld. Hun rechtspraak heeft geleid tot een betere interpretatie van de belangrijkste verdagen inzake oorlogsvoering, zoals bijv. de Conventies van Genève[1].

Naast deze straftribunalen dragen ook de Verenigde Naties (VN) bij in de strijd tegen straffeloosheid. Verschillende resoluties verbieden seksueel geweld en diverse organen monitoren en promoten het respect voor mensenrechten, zoals de Mensenrechtenraad[2], de Speciale Rapporteur[3], het Comité Mensenrechten[4], en het overkoepelde Office of the High Commissioner for Human Rights[5]. Daarnaast verstrekken ze concrete ondersteuning via gespecialiseerde peacekeeping missies.

Ook andere mensenrechtenverdragen leggen verplichtingen op aan de ratificerende staten[6]. Tot slot blijft ook de nationale wetgeving relevant, vooral in die landen die bepaalde verdragen niet geratificeerd hebben.

Er zijn dus wel degelijk een aantal mechanismen die seksueel geweld niet alleen preventief verbieden maar ook repressief bestraffen. Toch blijft het aantal veroordelingen vandaag de dag, zestien jaar na Resolutie 1325[7], bijzonder laag.

 

Oorzaken van straffeloosheid

Diverse factoren spelen een rol bij de bestraffing.    

Seksueel geweld blijft ten eerste grotendeels onzichtbaar omdat slachtoffers zwijgen over wat hen aangedaan is. Daar zijn verschillende redenen voor. In veel landen is verkrachting nog altijd taboe. Dikwijls gaat men er ten onrechte van uit dat het slachtoffer de verkrachting uitgelokt heeft. Soms riskeren vrouwen om verstoten te worden wanneer ze een verkrachting aanklagen. Daarnaast vrezen slachtoffers repercussies van de dader of zijn gewapende groep. Aangezien rechtbanken vaak weinig bescherming bieden, hebben vrouwen weinig vertrouwen in het rechtssysteem. Het is dus niet verwonderlijk dat het slachtoffer haar eigen veiligheid verkiest boven de bestraffing van de dader. Een neveneffect van het stilzwijgen is een vertekend beeld van de omvang van de problematiek en ook dat bemoeilijkt de bestrijding.

De internationale straftribunalen zijn zich bewust van dit probleem. Daarom hebben ze een aantal beschermingsmaatregelen voor slachtoffers en getuigen uitgewerkt. De bedoeling hiervan is niet alleen de veiligheidsrisico’s te beperken, maar ook om de privacy en de waardigheid te respecteren en trauma’s niet nodeloos te verergeren. Daarom wordt de mogelijkheid geboden om anoniem of vertrouwelijk te getuigen, via video bijvoorbeeld. Direct contact kan ook vermeden worden door schermen te plaatsen of door de beschuldigde tijdelijk weg te brengen uit de verhoorzaal. Maar vaak is dit niet effectief, omdat kleine gemeenschappen lange afwezigheden snel opmerken en daaruit kunnen afleiden wie er participeert in een rechtszaak.

Een aantal tribunalen heeft een ‘Victims and Witnesses Unit’. Deze biedt niet alleen bescherming, maar ook ondersteuning op medisch, psychologisch en praktisch vlak. De kwaliteit van deze Units verschilt echter sterk. Als het aantal slachtoffers bovendien te groot is, dan stoten deze Units op de grenzen van hun mogelijkheden.

De keerzijde van deze beschermingsmechanismen is dat ze gebruikt kunnen worden om de getuige in diskrediet te brengen. Door de maatregelen kan de geloofwaardigheid van de getuigenis immers minder nagegaan kan worden. Er moet dus een evenwicht gevonden worden tussen de rechten van de verdediging en die van de getuige. Het ontbreken van een gegarandeerde anonimiteit blijft echter een stimulans om te zwijgen.

Slachtoffers zijn vaak terughoudend om een procedure te beginnen omdat ze weten dat dossiers vertragingen oplopen, of om onduidelijke redenen stilgelegd worden. Slachtoffers kennen bovendien in veel gevallen de dader niet en kunnen die dus niet identificeren. Bovendien kan de organisatie van het rechtssysteem ontmoedigend zijn: zo kunnen militairen in Congo enkel veroordeeld worden door hogergeplaatste militairen, met als gevolg dat die laatsten vaak buiten schot blijven.

Gebrek aan bewijs bevordert op haar beurt de straffeloosheid. Medisch onderzoek is meestal de enige manier om seksueel geweld aan te tonen, maar in oorlogssituaties is gezondheidszorg voor veel vrouwen ontoegankelijk: te hoge medische kosten, onbereikbare centra en te weinig medisch personeel.

Voor landen in conflict zijn strijdmiddelen prioritair en dit gaat bijna altijd ten koste van andere voorzieningen, zoals een goed uitgebouwd rechtssysteem. Onderbetaald overheidspersoneel is bovendien vatbaar voor corruptie, met als gevolg: gestolen dossiers, verdwenen bewijzen, ontsnapte gevangenen of onuitgesproken straffen. Niet alleen oorlogvoerende landen hebben het financieel krap, ook slachtoffers kunnen vaak de kosten van een proces niet aan.

De problematiek van herstelmogelijkheden kadert in deze context. Seksueel geweld geeft aanleiding tot fysieke, psychologische, sociale en economische problemen, maar vaak is er nauwelijks bijstand beschikbaar. Toch hebben slachtoffers recht op en nood aan herstel. Dit omvat het recht op de waarheid, op compensatie, op een onafhankelijk onderzoek, op erkenning, op toegang tot onderwijs, op fysieke veiligheid, etc. Er wordt te weinig rekening gehouden met de complexe situatie waarin het slachtoffer verkeert.

Al van bij de eerste resolutie in 2000 wordt het belang van de aanwezigheid van vrouwen in de vredesprocessen benadrukt, maar nog altijd zijn zij ondervertegenwoordigd in rechtbanken, politiekorpsen en andere cruciale organen. Zeker in patriarchale samenlevingen waar vrouwen traditioneel minder rechten hebben, belemmert dit de slachtoffers om een aangifte te doen. Genderpariteit is dus nodig op alle niveaus en in alle relevante instellingen.

De diverse factoren die straffeloosheid bevorderen, zijn vaak met elkaar verweven. De complexiteit van deze problematiek vereist dus een multidisciplinaire aanpak waarin alle relevante vakgebieden betrokken zijn, maar dit is vooralsnog in ontwikkeling.

 

Conclusie

Straffeloosheid van seksueel geweld tegen vrouwen in conflictgebieden is niet zozeer het gevolg van een tekort aan wetten of bestraffingsmechanismen. Maar er is een schrijnend contrast tussen deze mechanismen en de concrete resultaten voor het slachtoffer. Prioritair is dus niet nog meer wetgeving of strafrechtelijke instanties, maar wel de bestaande mechanismen performanter, efficiënter en geloofwaardiger maken in de praktijk.

 

[1] Conventie van Genève (I) voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde; Conventie van Genève (II) voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee; Conventie van Genève (III) tot verbetering van het lot van de gewonden en zieken in de legers te velde; Conventie van Genève (IV) betreffende de bescherming van burgers, aangenomen op 12 augustus 1949.

[2] Deze Raad monitort de situatie rond mensenrechten in alle landen via de ‘Universal Periodic Review’ en behandelt klachten.

[3] Zijn taak bestaat erin om het respect voor mensenrechten te promoten. De huidige Speciale Rapporteur is Rashida Manjoo.

[4] Dit bestaat uit onafhankelijke experts die nagaan of de landen die het International Covenant on Civil and Political Rights hebben geratificeerd, het verdrag wel degelijk respecteren.

[5] Dit orgaan coördineert de acties van de verschillende instellingen die zich bezighouden met mensenrechten.

[6] Zoals bijvoorbeeld het International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, het anti-folterverdrag, de Convention on the Elimination of Discrimination Against Women, de Kinderrechtenconventie en nog vele andere.  

[7] Resolutie 1325 werd in 2000 aangenomen door de Veiligheidsraad van de VN. Dit document haalt als eerste de impact van conflicten op vrouwen aan. Het vraagt aan alle partijen om maatregelen te nemen om vrouwen te beschermen tegen gender-gebaseerd geweld, meer specifiek seksueel misbruik en verkrachting. Er wordt gevraagd aan alle betrokken partijen om het internationaal recht te respecteren. In deze resolutie wil men de straffeloosheid tegengaan door de verantwoordelijken te veroordelen voor genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden.

Download scriptie (2.15 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Koen Lemmens