Moet Europa bezuinigen, of juist meer uitgeven?

Ivo
IJssennagger

Moet Europa bezuinigen, of juist meer uitgeven?

In de afgelopen jaren is er regelmatig gesproken over de nood van Europese landen om te bezuinigen en de torenhoge overheidsschulden terug te dringen; bijna dagelijks komen er berichten in het nieuws over het gat in de overheidsbegroting. Tegelijkertijd wordt er ook vaak gesproken over de noodzaak om de economie te stimuleren en meer economische groei te creëeren door extra overheidsuitgaven. Voor- en tegenstanders van bezuinigingen vliegen elkaar geregeld in de haren. Maar wie heeft er nu gelijk? En hoe bepaal je of er meer nood is aan bezuinigingen, of juist aan extra uitgaven?

Wat zeggen de economen?

Sinds de economische crisis in 2008 is de gemiddelde schuldquote (de overheidsschuld als percentage van het Bruto Nationaal Product) in Europa enorm toegenomen, zoals te zien is in onderstaande grafiek. Recent onderzoek suggereert bovendien dat een hoge schuldquote een negatieve impact op de economische groei heeft. Zo neemt de onzekerheid over het vermogen van landen om hun schulden terug te betalen toe, en vormen de stijgende rentelasten een steeds groter probleem dat zelfs tot een negatieve spiraal kan leiden. Vele economen onderstrepen dan ook het belang van het terugdringen van de staatsschuld en de noodzaak om snel en stevig te bezuinigen.

EU Schuldquote

Afbeelding verwijderd.Anderzijds is er recentelijk overtuigend aangetoond dat het effect van overheidsuitgaven (uitgedrukt als de fiscale multiplier) sterk afhankelijk is van de economische situatie. Concreet houdt dit in dat als de economie slecht draait overheidsuitgaven zeer veel effect hebben (hoge multiplier), en wanneer de economie goed draait dat overheidsuitgaven weinig effect hebben (lage multiplier). Daarnaast is er aangetoond dat de effecten van stijgende of dalende overheidsuitgaven niet beperkt zijn tot het land van oorsprong, maar dat de effecten ook buiten de landsgrenzen duidelijk voelbaar zijn; dit noemt men ook wel het overloopeffect. Bezuinigingen in onze buurlanden hebben dus ook hun weerslag op onze eigen economie.

Bovendien wordt er gedacht dat recessies kunnen leiden tot lange-termijn schade aan de economie; het zogenaamde hysteresis effect. Dit zou komen doordat langdurig werklozen hun vaardigheden en netwerkbanden verliezen en zo permanent werkloos worden, en doordat met bedrijven die tijdens recessies failliet gaan bedrijfsspecifieke kennis voorgoed verloren gaat. Het bestrijden van recessies met overheidsuitgaven heeft dus niet alleen zin op de korte termijn, maar beschermt de economie ook op lange termijn. Er is dan ook een andere groep economen die juist adviseert om in de eerste plaats de economie te stimuleren wanneer nodig.

Wat kost het, en wat levert het op?

Op academisch vlak is er dus ook geen eenduidig antwoord op de vraag of Europa moet bezuinigen of juist de economie moet stimuleren. In zijn masterthesis “Debt and Fiscal Policy: the Net Effect on Growth” onderzoekt Ivo IJssennagger de argumenten voor bezuinigen en stimuleren. Hij stelt dat je de situatie per land moet bekijken, en dat je zou moeten bezuinigen wanneer overheidsuitgaven minder opleveren dan ze kosten, en omgekeerd: dat je moet stimuleren wanneer overheidsuitgaven meer opleveren dan ze kosten.

Voor het berekenen van de kosten introduceert hij het concept van een variabele schuldenkost, welke toeneemt naarmate de schuldquote toeneemt. Hoe hoger de schuldquote, hoe duurder schulden dus zijn. Daartegenover staat de variabele fiscale multiplier en het hysteresis effect, welke samen bepalen hoeveel overheidsuitgaven opleveren. Het overloopeffect bepaalt tenslotte de internationale impact van het begrotingsbeleid. Al deze aspecten worden vervolgens samengebundeld in een dynamisch kosten-baten model van overheidsuitgaven. Hiermee kan je per land, op basis van de unieke economische omstandigheden van dat land, berekenen hoeveel overheidsuitgaven precies kosten en hoeveel ze juist opleveren.

Wat zeggen de cijfers?

Wanneer we dit model invullen voor de landen van de Eurozone krijgen we een divers en interessant beeld te zien waarvan de tabel hiernaast de meest in het oog springende resultaten weergeeft. Netto beleidseffect per land, Het beleidseffect is het resultaat van de baten min de kosten. Een positief beleidseffect (in het groen) geeft een voorkeur voor extra stimulans weer, terwijl een negatief beleidseffect (in het rood) een voorkeur geeft voor bezuinigingen. Een hoger cijfer in absolute zin betekent een sterkere voorkeur.

We zien direct de grote verschillen tussen de verschillende Europese landen. Zo zou elke euro extra overheidsuitgaven in Finland een netto winst van €1,03 opleveren, terwijl dit in Ierland een netto verlies van €1,62 op zou leveren.  Dit toont aan hoe belangrijk het is om het begrotingsbeleid per land te evalueren, in plaats van op Europees niveau dezelfde begrotingsdoelen voor alle landen te hanteren.

Hoe zijn de resultaten te verklaren?

We zien enkele opvallende uitkomsten: zo luidt het advies voor Duitsland om verder te bezuinigen, terwijl volgens de heersende opvatting Duitsland juist zou moeten investeren om als ‘motor van de Europese economie’ de kwakkelende economie terug op gang te trekken. De cijfers spreken dit echter tegen: de Duitse economie draait al op volle toeren en kent een zeer lage werkeloosheid, en de overloopeffecten voor Duitsland zijn relatief klein. Ondanks de lage schuldenkost voor Duitsland vallen de baten daarom toch ruim lager uit dan de kosten.

Het omgekeerde geldt voor Portugal en Italië: deze landen hebben beide een zeer hoge schuldquote en extra schulden zijn voor beide landen zeer duur. De economie in beide landen is echter dusdanig slecht dat overheidsuitgaven een zeer hoog rendement hebben, en daarom luidt het advies voor beide landen om de economie te stimuleren. Het resulterende groeieffect zou zodanig zijn dat de schuldquote uiteindelijk lager uit zal vallen.

Bezuinigen of stimuleren?

Uit de studie blijkt duidelijk dat er geen eenduidig begrotingsdoel voor Europa mogelijk is. Vanuit een misplaatst gevoel van gerechtigheid wordt momenteel een begrotingsbeleid van ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ gevoerd. Het wordt echter hoog tijd om de kappen af te zetten, de verscheidenheid van Europese landen te omarmen en begrotingsbeleid af te stemmen op de feiten die voor ons liggen.

Download scriptie (1.49 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Professor Jacques Vanneste