Putnams realiteit: een filosofisch detectiveverhaal

Curt
Claeys

Putnams realiteit: een filosofisch detective verhaal

 

Filosofen schijnen in hun academische ivoren toren te zitten en te brabbelen in een taal die geen enkele normale sterveling verstaat. Toch gebeurt het dat er iets uit die toren wordt gegooid, en dat er een voorbijganger wordt geraakt. Het is dan niet ondenkbaar dat die toevallige passant meegezogen wordt in het wijsgerige detectiveverhaal en ontdekt dat er helemaal geen ivoren toren is, maar gewoon een perceptie van de werkelijkheid. Als wij - als voorbijganger -  ons in de konijnenpijp begeven om te kijken hoe diep ze is, dan komen we in een spannende roetsjbaan terecht vol met intriges. Uiteraard komt daar ook een moord aan te pas – zoals in alle goeie detectiveromans. Als een ware “Colombo” moeten we uitzoeken of de hoofdrolspeler, namelijk Hilary Putnam, zijn wetenschappelijk realisme heeft omgebracht.

 

Onze speurtocht begint bij het slachtoffer. Wat is het realisme? Na enig onderzoek ontdekken we dat het een visie over de realiteit is die zegt dat er een “van onze geest onafhankelijke werkelijkheid” bestaat. Het gaat om een geloof dat veel mensen delen: iedereen gelooft toch dat de wereld blijft bestaan als wij sterven? Hoe komt het dat een dergelijke vriendelijke notie wordt omgebracht? “Heeft het slachtoffer veel vijanden?”, vraagt de “Baantjer” in ieder van ons zich af. Onze informant, de bibliotheek, geeft prijs dat er enorm veel secundaire literatuur is, waaronder veel vrienden, maar de laatste tijd ook enorm veel vijanden van het wetenschappelijk realisme. Dit komt omdat dat realisme aan de oppervlakte wel heel intuïtief en vriendelijk lijkt. Toch is er meer dan dit aan de hand. Bepaalde varianten van de visie zijn er van overtuigd de werkelijkheid ooit op een perfecte en volledige manier te kunnen omschrijven in een soort van “theorie van alles”. Daarmee stellen we vast dat deze visie misschien bijlange niet altijd even sympathiek was. De intriges komen beetje bij beetje boven, maar ondertussen zit onze hoofdverdachte, namelijk Putnam, nog steeds in voorhechtenis. Net als Derrick bijten we ons vast in de zaak en gaan door tot op het bot. Bepaalde interpretaties van het realisme, waaronder het wetenschappelijk realisme, kunnen zelfs het omgekeerde gaan doen en de mens vervreemden van de werkelijkheid. Een werkelijkheid die immers volledig losstaat van de menselijke geest, is een werkelijkheid die men niet kan kennen, waar betekenis vervliegt. Dat is iets wat we eigenlijk al lang wisten van de geestelijke grootvader van Putnam, namelijk Immanuel Kant. We zien dat de algemene tendens is dat men zich afkeert van het realisme, en dat er grootschaliger een aanslag werd beraamd, maar we weten nog steeds niet wat Putnams aandeel hierin is.

 

Geïrriteerd door de zaak onderwerpen we Putnam aan een kruisverhoor. In een moeilijk te begrijpen taal die we stilaan machtig worden, lezen we hoe hij ooit een hevige minnaar was van dat realisme. Samen sloegen ze zich door het leven, vaak aangevallen door vijandige visies en andere filosofen die het er absoluut niet mee eens waren. Onze hoofdverdachte was niet steeds even trouw. Hij bestudeerde soms nabijgelegen onderwerpen zoals het functioneren van hersenen en de menselijke geest, via de onderwerpen “Turingmachines” en wat men noemt “hersenen in een vat”. Toch bleef zijn liefde voor het slachtoffer onverminderd. Zijn relatie met het realisme evolueerde van een hevige verliefdheid naar een soort vrienschap, met zijn ups en downs. De dingen zouden nooit hetzelfde blijkven. Putnam wist ook wel dat bepaalde zaken van dat realisme onhoudbaar waren. Drie hoofdelementen van zijn interpretatie van het wetenschappelijk realisme ondergingen een verandering. Zo hield hij ten eerste niet langer vol dat de werkelijkheid enkel was datgene wat buiten ons ligt, maar hij vulde dat aan met een “internalisme”. Met andere woorden een deel van de wereld zit in ons hoofd. Niet alles is zomaar voorgestructureerd, maar sommige dingen gebeuren nu eenmaal in ons hoofd. Ten tweede stapte hij af van “waarheid als correspondentie”. Zo moest hij toegeven dat iets wat “waar” is, niet zomaar iets is dat verwijst naar iets dat ook daadwerkelijk bestaat in de werkelijkheid. Dit had te veel problemen. Hij stapte over naar de idee dat iets dat “waar” is, iets is wat men onder ideale omstandigheden zou aanvaarden op redelijke, rationele gronden. Ten derde zou Putnam ook afstand nemen van wat men noemt een “theoretisch monisme”. De werkelijkheid is niet te omschrijven met “één ware en volledige theorie over alles”. Nee, hij gaf toe aan een “theoretisch pluralisme”, de overtuiging dat de werkelijkheid kan omschreven worden door verschillende theorieën. Ze kunnen misschien onderling wel niet steeds goed overeenkomen, maar worden beschouwd als modules die men samenvoegd om de wereld zo goed als het gaat op zijn geheel te beschrijven.

 

Na het vermoeiende verhoor zijn we dus tot de vaststelling gekomen dat de liefde van de hoofdrolspeler voor het slachtoffer er nog steeds is, al is die liefde veranderd met ouder te worden. De oudere Putnam is zachter geworden, en het realisme is niet meer wat het was in het begin. Toch is er niet zo heel veel veranderd en kunnen we moeilijk Putnam beschuldigen van het ombrengen van het realisme. Integendeel. De wijsheid van “Der Alte” daalt op ons neer en we komen tot de vaststelling dat onze hoofdverdachte tot op het laatste moment bij het slachtoffer bleef en hem verdedigde, maar dat het uiteindelijk de secundaire literatuur is die de moord op zijn geweten heeft. Een spannend maar triest verhaal over een minnaar die verdacht werd door de eigenlijke moordenaars van zijn grote liefde.

 

Laat ons na deze roman even stilstaan bij de vraag: “belangt dit een toevallige voorbijganger aan, of is dit een moeilijk gebrabbel om universitairen bezig te houden?” Wetenschappers zijn alleszins onderhevig aan deze onderwerpen. De keuze van hun wereldbeeld is belangrijk voor hun wetenschappelijke theorieën en vorderingen. En wat met ons persoonlijk? Als we diep in ons hart kijken, welk antwoord vinden we dan? Ieder mens vormt zich een beeld van de wereld, ieder mens is hiermee wel bezig op een zeker punt. Hoe dan ook, we worden er ooit mee geconfronteerd. Die dag moeten we keuzes en compromissen maken. Zit de wereld in ons hoofd of daarbuiten? Kunnen we ze in één volledige theorie omschrijven? Bestaat zoiets als zekerheid en waarheid, of zijn we onderhevig aan onzekerheid en is alles relatief? Op zo een moment biedt Putnams liefde, het wetenschappelijk realisme, ons nog een laatste strohalm om ons aan vast te klampen. We hoeven niet al onze dagdagelijkse overtuigingen overboord te gooien, maar kunnen mits enige voorzichtigheid grotendeels ons leven verder zetten.

Download scriptie (1.11 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2003