Dove kinderen met een Cochleair Implantaat in het Gewoon Lager Onderwijs

Pieter
Vissers

Dove kinderen met een CI op je school, anders maar toch gelijkend?

 

Het is nu al enkele decennia dat kinderen die volledig doof zijn gebruik kunnen maken van een cochleair implantaat (CI). Hierdoor kunnen ze terug een vorm van geluid waarnemen. Sommigen kinderen zijn na intense revalidatie in staat om te spreken en gesproken taal te verstaan. Hierdoor worden er ook meer dove kinderen met een CI via het buitengewoon onderwijs geïntegreerd in het gewoon lager onderwijs. Tot nu toe was weinig geweten over hoe deze kinderen op sociaal en schools vlak hun weg vinden tussen de gewone schoolmuren.

 

Het gebruik van de CI is in de dovengemeenschap en daarbuiten nog steeds onderwerp van discussie. Dan ging het vooral over het feit dat men de CI als een aanslag zag op de Dovengemeenschap met zijn eigen Dovencultuur en gebarentaal. CI zou de rangen van dovengemeenschap doen uithollen. Daarnaast ook hoe de begeleiding en opvoeding van dove kinderen met een CI moet verlopen. Enerzijds favoriseerde men een uitsluitend orale aanpak waarin gebarentaal op de tweede plaats kwam. Men herhaalde het principe op het dovencongres te Milaan van 1880 waarin gebarentaal in onderwijs moest worden vermeden omdat ze de ontwikkeling van gesproken taal in de weg zou staan. Wat men al sinds 1880 vermoede en ondertussen ook blijkt uit wetenschappelijk onderzoek is dat gebarentaal helemaal niet hinderlijk maar zelfs heel bevorderlijk kan zijn voor dove en slechthorende kinderen als communicatiemiddel op zichzelf, ook voor de overstap naar gesproken taal voor dove kinderen. De CI werd dan ook in de dovengemeenschap gezien als een verkapte poging om de gebarentaal terug op een tweede plaats te zetten en de Dovengemeenschap-taal en Cultuur te ‘minoriseren’. Doofheid wordt dan nog altijd gezien als een te genezen ziekte terwijl doven volwassen en kinderen zich met de nodige begeleiding kunnen ontplooien en ontwikkelen tot tevreden volwassen personen. Men raakt dus ook aan wat de essentie wat gehandicapt zijn betekend in onze maatschappij. In de diensten voor vroegbegeleiding en scholen voor Buitengewoon onderwijs vind met nog sporen van deze tweestrijd terug. Genuanceerd onderzoek is m.a.w. nodig om de discussie op een ander niveau te tillen omdat voor en tegenstanders zich ook beroepen op argumenten die soms de nodige grond missen. Dit bleek ook op een recente studiedag op de Vrije Universiteit Brussel op 10 september 2004 rond de begeleiding van dove kinderen. Amerikaans onderzoekster Patrica Spencer benadrukte dan ook over te stappen naar een en-en discussie in plaats van een of-of discussie in de begeleiding van dove kinderen m.b.t. het gebruik van de gebaren- en gesproken taal.

Voor een aanzet tot duidelijkheid werd in dit onderzoek een poging ondernomen. Enkele argumenten tegen het gebruik van de CI beroepte zich op een eventueel negatieve invloed op vlak van de sociaal-emotionele ontwikkeling bij dove kinderen die alleen worden geïntegreerd in een school vol horende kinderen. Er werd nagegaan of dove kinderen met een CI geïntegreerd in het gewoon onderwijs omwille van hun gehoorstoornis of andere factoren minder contact hadden met vriendjes en klasgenoten op de speelplaats dan andere horende kinderen uit dezelfde klas. Ook de werkhouding in de klas werd nagegaan via video-observaties. Omwille van het lage aantal deelnemers moeten de resultaten wel sterk individueel worden benaderd. Uit geanalyseerde videobeelden van 5 dove kinderen met een CI, vergeleken met elks 2 horende kinderen in hun klas, kon men weinig tot zelfs geen onderlinge verschillen vaststellen in gedrag op de speelplaats als in de klas. Ook het welbevinden in vergelijking tot hun klasgenoten werd nagegaan via een gestandaardiseerde vragenlijst waarbij men eveneens eenzelfde trend terugvond. Het onderzoek kon evenwel niets zeggen over de school en leerprestaties. In gesprekken met de ouders benadrukte ze duidelijk de noodzaak aan meer informatie, onderzoek en uitwisseling van ervaring. Onderzoek blijft dus nodig om te kunnen bijdragen tot een evenwichtig debat en betere begeleiding van dove kinderen in het onderwijs en hun verder leven.

 

Pieter Vissers


 

Download scriptie (633.37 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2004