Nederlandstalige kinder-en jeugdliteratuur in Duitse vertalingen. Een onderzoek van 1975 tot 2000.

Katrien
Boon

Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Duitse vertalingen: de periode 1975-2000 onder de loep genomen.

 

Een mondvol woorden- dat wel, maar waarover hebben we het eigenlijk? In onze scriptie onderzochten we de evolutie van de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Duitse vertalingen. Hiermee bedoelen we zowel de Noord-Nederlandse (in de volksmond beter bekend als de ‘Hollandse’) als de Zuid-Nederlandse (ofwel de ‘Vlaamse’) kinder- en jeugdboeken. De keuze voor het Nederlandstalige en Duitstalige cultuurgebied is gemakkelijk te duiden: beide taalgebieden kennen een lange traditie van literaire uitwisseling mede dankzij hun geografische nabijheid. Ook met betrekking tot de gekozen tijdsperiode ligt de verklaring voor de hand. In de periode 1975 – 2000 vonden belangrijke maatschappelijke omwentelingen plaats, die – vroeger of later – hun neerslag vonden in de hele West-Europese kinder- en jeugdliteratuur. Ze is daarnaast ook de periode waarin nooit eerder zoveel (over) kinder- en jeugdboeken geschreven werd(en) .

 

Ons hoofddoel bestond erin inzicht te scheppen in de evolutie van vertalingen van Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur naar het Duits. Concreet kwamen onder meer de volgende vragen aan bod. Hoeveel boeken en auteurs vinden hun weg naar het Duitstalige gebied? Daarop inspelend: hoe verhouden de Nederlandse en Belgische auteurs zich binnen dit bestand? Hoe evolueert deze verhouding? Wat zijn de troeven van de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur? Waarom is zij met andere woorden zo gegeerd? Hoelang duurt het gemiddeld vooraleer een vertaling op de Duitstalige markt verschijnt? Zijn er bepaalde uitgeverijen die meer geëngageerd zijn op het gebied van vertalingen van kinder- en jeugdboeken? Welke zijn de belangrijkste Nederlandstalige en Duitstalige bekroningen zowel algemeen gesproken als met betrekking tot de vertalingen zelf? En hoe zit het tenslotte met de vertalers zelf: wie zijn ze en wat is hun status binnen de kinder- en jeugdliteratuur? Dit waren maar enkele van de vragen die we aan hand van een zelf samengestelde databank beantwoordden. De analyse van deze gegevens leidde tot verschillende – soms onverwachte – vaststellingen.

 

Algemeen gesproken werden er in de periode 1975 – 2000 meer en meer Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken vertaald. In de door ons verzamelde gegevens zijn een 260-tal auteurs samen goed voor zo’n 900 vertaalde kinder- en jeugdboeken, exclusief herdrukken. De analyse van het corpus toont aan dat de vertaling van Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur duidelijk in de lift zit. In de laatste twee decennia die onze studie omvat, stelden we een stijging vast met meer dan 30%. In de jaren tachtig (1981 – 1990) ligt het jaarlijks gemiddelde rond de 30; van 1991 tot 2000 is dit gemiddelde gestegen tot een 42-tal boeken per jaar. Daarnaast reflecteert ook de daling van de ‘tussentijd’, d.i. de tijd die verloopt tussen de originele publicatie en de verschijning van de Duitse vertaling, de toegenomen belangstelling voor de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur. Ofwel: de Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken zijn wanted! in het Duitstalige gebied.

 

Als we deze trend mogen doortrekken, dan ziet de toekomst voor de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur er rooskleurig uit. Een eenduidig antwoord op de vraag waarom de Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken het zo goed doen op de Duitse markt is er echter niet. Verschillende factoren bepalen mee het huidige succes. Een belangrijke rol hierin spelen de vernieuwende eigenschappen die toegeschreven worden aan de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur. Deze karakteristieken zijn oorspronkelijk een louter Nederlands fenomeen. De Vlaamse auteurs hinkten om vooral historische redenen, m. n. de overheersing door de Franse taal, achterop. Een eerste innovatie, waarvan de jaren zestig en zeventig slechts het begin voorstelden, is de tot dan toe ongekende openheid die Nederlandstalige auteurs tentoonspreiden tegenover hun lezers. Deze verandering sproot voort uit de anti-autoritaire stroming. Verhalen en gedichten kaartten meer controversiële onderwerpen voor kinderen en jongeren aan en verdrongen al snel de moralistisch-didactische boeken. Deze werden ingeperkt door tal van pedagogische criteria waaraan men zowel in Oost- als in West-Duitsland – ondanks een verschillende ideologische invulling – langer vasthield dan bij onze Noorderburen. Een latere evolutie zorgde ervoor dat ook de formele kant van het Nederlandstalige kinder- en jeugdboek meer aandacht kreeg. Deze aspecten brachten een sterke kwaliteitsverbetering voort, wat zich onder andere uitte in een explosie aan thema’s en vormen. Al deze elementen leidden op zich dan weer tot een grotere interesse van buitenlandse uitgeverijen. En zo is de cirkel rond.

 

Tot slot wijden we kort uit over het onderzoek naar de verhouding tussen het aantal Nederlandse en het aantal Vlaamse boeken dat tot een verrassende conclusie leidde. We hebben de verschillende ontwikkeling van de Nederlandse en de Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur reeds vermeld. Deze bewering is niet gestoeld op een intuïtief aanvoelen. Het onderscheid tussen beide gebieden weerspiegelt zich duidelijk in de verzamelde gegevens. Van de oorspronkelijke – zeg maar – wanverhouding (92% Nederlandse boeken tegenover een magere 4% Vlaamse) in de tweede helft van de jaren zeventig blijft niet veel meer over. De Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur heeft een significante inhaalbeweging gemaakt. Anno 2000 komt 26% van de vertaalde werken uit Vlaanderen en 74% uit Nederland. Vooral de jaren negentig waren hiervoor van kapitaal belang. Ze zorgden hierin voor het echte keerpunt en meteen ook voor de doorbraak van de Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur. Figuren zoals

Bart Moeyaert en Anne Provoost die (onder meer) uitblinken in het zogenaamde psychologisch realisme hebben de Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur een belangrijke impuls gegeven. Daarnaast hebben Ed Franck, Diane Broeckhoven, Willy Schuyesmans, Kaat Vrancken, Karel Verleyen en vele andere auteurs mee geholpen om de Vlaamse kinder- en jeugdboeken op kaart te zetten. Ook dankzij een vruchtbare samenwerking met de Vlaamse illustratoren, waaronder Koen Fossey, Lieve Baeten, Klaas Verplancke, Gerda Dendooven, etc., is de Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur uitgegroeid tot een speler waarmee ook op internationaal gebied rekening dient gehouden te worden.

Download scriptie (1.59 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2005