Moraliteit tussen vrijheid en determinisme. Een filosofisch onderzoek naar de causaliteit van altruïsme en egoïsme.

Ellen
Comhaire

Staat altruïsme ooit los van egoïsme?

 

De centrale vraag die ik wil onderzoeken, is of altruïsme ooit losstaat van egoïsme. Altruïsme en egoïsme zijn termen die voornamelijk begrepen worden in het kader van motivaties, intenties en doelstellingen. Wat leidt ons in de keuzes die we maken en die uiteindelijk ons gedrag bepalen? Hoe komt het dat we doen wat we doen? Uitgaande van een materialistisch standpunt – met een amorele kosmos – moeten we op zoek gaan naar de manier waarop wij mensen zelf waarden creëren en onderscheiden. Hierbij maak ik een onderscheid tussen de onbewuste (als het ware automatische) en de bewuste mechanismen.

 

Onbewuste automatismen

In de eerste plaats steunt ons gedrag op disposities - neurale patronen die op een bepaalde stimulus steeds eenzelfde reactie vertonen. Maar elke prikkel die gedurende ons leven tot ons zenuwstelsel doordringt, beïnvloedt onze disposities, waardoor ze kunnen veranderen en zich aanpassen aan de externe omgeving waarin we leven. Wanneer een prikkel binnenkomt in het zenuwstelsel, van buiten het lichaam of van in het lichaam zelf (inclusief de hersenen), wordt een reactie gegenereerd. Het kan zowel een neurale als een chemische reactie zijn, en die brengt op haar beurt opnieuw andere processen op gang wat uiteindelijk tot gedrag kan leiden. Aan welke prikkels (bewust of onbewust) aandacht wordt besteed en hoe ermee omgegaan wordt, hangt opnieuw af van onze aangeboren en individueel ontwikkelde disposities. Zij bepalen hoe belangrijk deze binnengekomen informatie voor ons is of lijkt, voornamelijk op basis van onze emoties.

Onze emoties zijn lichaamstoestanden die via hun weergave in onze hersenen een beeld geven van wat er op dat moment relevant is voor ons. Onze emoties zijn de stuwkracht achter ons gedrag en ze zorgen ervoor dat ons gedrag aangepast is aan onze ervaringen – en dat is uiteindelijk onze kennis over wat een situatie bij ons teweegbrengt. Om tot zinvolle interactie te komen met de omgeving, werken onze hersenen op basis van voorstellingen van wat er kan gebeuren. Die voorstellingen vinden hun oorsprong in de zintuiglijke prikkels. Via een soort verwachtingssysteem - dat werkt gebruik makend van ons ‘emotioneel geheugen’ - worden aan die voorstellingen automatisch evaluatieve associaties gekoppeld. Zij geven de wenselijkheid weer van een verwachte gebeurtenis. Ook dit proces verloopt enerzijds via onbewuste, automatische systemen, waarbij ons limbisch systeem loopt, waardoor een preciezere plaatsing van de stimulus ontstaat in ons expliciete geheugen. Een meer verfijnde en genuanceerde reactie op een (interne en externe) situatie is dan mogelijk. Deze laatste soort respons zal gebaseerd zijn op onze bewuste herinneringen aan voorstellingen van onszelf – ons zelfconcept, ook wel zelfbeeld of identiteit genoemd - en van hoe onze omgeving ineen zit.

Ons aangeboren neuraal waarderingssyteem heeft de neiging zaken als positief te bestempelen indien ze gunstig lijken voor onze overleving en voortplanting. Wij bestaan dankzij het succes van onze voorouders op dat gebied. Dat zij telkens in staat waren om lang genoeg te leven om zich voort te planten, heeft als gevolg dat wij in een ononderbroken lijn van overdracht van genetische materiaal verbonden zijn met de eerste levende wezens op onze planeet. Lang genoeg kunnen overleven wijst op een voldoende aanpassing aan de leefomgeving. Het betekent niet dat wij daarom op overleving en voortplanting mòeten gericht zijn; het verklaart alleen hoe het komt dat die zaken in ons evaluatiesystemen een belangrijke rol spelen. Organismen die door de verwachting van een ‘beloning’ geneigd zijn tot overlevings- en voortplantingsgedrag, zullen zich ook effectief voortplanten en deze kenmerken - indien aangeboren - genetisch doorgeven. Zo komt het dat wij met een emotionele huishouding zitten die ons plezier verschaft in het noodzakelijke; deze mechanismen zorgen ervoor dat wij überhaupt bestaan! Het blijven echter zaken die ingebouwd zitten in onze lichamelijke (emotionele) automatismen, waarvan wij niet (noodzakelijk moeten) beseffen hoe ze werken. De vraag die hier logisch op volgt is dan: hoe maken we onze overwogen (‘rationele’) keuzes? In het kader van de motivaties is dit een cruciaal punt.



Bewuste beslissingen

Onze bewuste beslissingen, die voortspruiten uit onze cognitieve vaardigheden, blijven gebaseerd op fundamentele neurale waarderingsmechanismen. We kunnen wel de deductieve vaardigheden gebruiken waarover we beschikken, maar onze emoties helpen steeds om voorkeuren te ordenen. Wanneer we de mogelijke consequenties van onze keuzes overlopen, gaat ons verwachtingssysteem daar op basis van ons emotioneel geheugen een waarde aan toekennen die ervoor zorgt dat enerzijds bepaalde uiterst ongewenste alternatieven onmiddellijk uitgesloten worden en anderzijds dat we bepaalde zaken die geen eenduidige voorspelling mogelijk maken meer bewuste overweging vragen. Het zijn deze evaluaties die samen met andere fundamentele regulatiesystemen (voor overleving) onze verlangens rudimentair zullen richten. De nuances in verlangens en de manier waarop aan deze tegemoet gekomen zal worden, hangen af van de culturele omgeving waarin men opgroeit. Onze sociale omgeving is immers de belangrijkste factor die onze identiteit – ons zelfconcept – zal bepalen. De maatschappij waarin we leven voorziet ons van waarderingskaders die een rol spelen in de overweging van de gevolgen van onze daden. Men zou dan natuurlijk kunnen stellen dat de mens dan eigenlijk ‘goed doet’ voor anderen omdat hij bijvoorbeeld geleerd heeft dat niet-altruïstisch gedrag bij wet afgestraft wordt. Bij de grote kans op negatieve gevolgen die men verwacht, zou men dan toch uit eigenbelang ‘logisch’ kunnen besluiten om zich coöperatief op te stellen. Dat is waar, maar dat is niet de enige invloed die kan spelen op het waarderingssysteem van de altruïst: er is méér dat zijn intenties kan invullen, namelijk oprechte bezorgdheid om de ander.



De mens is een sociaal dier

Wij zijn van nature uit gericht op anderen. In onze aangeboren neurale systemen krijgt het samenzijn met onze lotgenoten een grote waardering; we worden als het ware naar onze medemens gedreven door onze genen. Door het evolutieproces te bekijken op het niveau van de groep – hetzij de familie, hetzij de samenleving, hetzij de mensen waarmee men op de een of andere manier samenwerkt – kan verklaard worden hoe samenwerkingsstrategieën in de menselijke soort ‘ingebouwd’ worden. Een groep die door samenwerking meer overlevingskansen heeft, zal meer genetisch materiaal kunnen doorgeven dan een groep die meer te verduren krijgt door een tekort aan coöperatie. Wanneer bepaalde genetische kenmerken er mede voor zorgen dat de ‘samenwerkers’ meer overlevingskansen hebben, dan zullen deze kenmerken bewaard blijven in de genetische bouw van de daaropvolgende generaties. Deze genetische evolutie gaat in de loop van de menswording gepaard met de co-evolutie van bepaalde ‘culturele’ aspecten. Van zodra onze cognitie en de omgevingsvoorwaarden ons toelieten om zelf systemen voor samenleven en -werken te bedenken, zullen deze cultureel bepaalde (deels morele) systemen ook een rol spelen in de genetische selectie. Voorbeeld: wanneer zeer coöperatieve (of sociale) individuen maatschappelijk een hogere status verwerven, kan dit leiden tot hogere paarkansen.



Staat altruïsme ooit los van eigenbelang?

Er zijn tal van voordelen (beloningen) in de wacht te slepen door zich altruïstisch op te stellen: men ontvangt (materiële en immateriële) wederdiensten, krijgt een goede reputatie, verwerft soms enige macht, of bevestigt zijn positieve zelfbeeld en kan eventuele, door empathie ontstane, ongemakken wegwerken. Onderzoek wijst zelfs uit dat mensen een gevoel van bevrediging overhouden wanneer ze iemand geholpen hebben. Om tot een sluitend antwoord te komen op de gestelde vraag, moeten we echter een zeer duidelijk onderscheid maken tussen enerzijds onze bewuste overwegingen en anderzijds ons onbewuste waarderingssysteem.

Op bewust niveau streven we genot na, zonder dat we hoeven te beseffen dat evolutionaire behoeften aan de onbewuste basis liggen. Ook aangeleerde, cultuurspecifieke, contextgebonden factoren en toevallige gebeurtenissen hebben een cruciale invloed in de overwegingen van het individu. Aangezien al deze factoren onze waarderingen (o.a. in de vorm van emoties) en daarmee ons gedrag bepalen via evolutionaire ‘trial and error’ en ontogenetische ‘straf en beloning’, kunnen we concluderen dat ons gedrag altijd een grondslag heeft van eigenbelang. Maar dit betekent niet noodzakelijk dat we bewust dit eigenbelang nastreven! ‘Echt altruïsme’ schuilt namelijk daarin dat de altruïst het verhogen van het welzijn van de andere vooropstelt zonder daarbij eigen voordelen in rekening te brengen op het moment van de beslissing. In een dergelijke definitie staat echt altruïsme lijnrecht tegenover egoïsme – dat dan prioriteit geeft aan het eigen belang (ondanks het mogelijks vertonen van prosociaal gedrag). De ware altruïst bestaat dus: het is die persoon die anderen helpt zonder stil te staan bij zijn eigen winst. Het is hij/zij die ‘het goede’ doet voor de ander omwille van de ander. Zwart-witte benaderingen zijn hier uit den boze en men moet voorzichtig zijn met zijn oordeel wanneer het om de morele waardering van een bepaalde individuele gekozen optie gaat. Ons gedrag blijft immers steeds zeer contextgebonden, waarbij zowel de interne lichaamstoestand als de externe omgevingssituatie zeer grote verschillen kunnen teweegbrengen in de beslissingen die we maken.

 


Dit artikel is een zeer beknopte samenvatting van mijn eindverhandeling ingediend tot het behalen van de graad Master in Moraalwetenschappen: ‘Moraliteit tussen vrijheid en determinisme. Een filosofisch onderzoek naar de causaliteit van altruïsme en egoïsme.’ Academiejaar 2004-2005. Exemplaren hiervan zijn op verzoek te verkrijgen op ellencomhaire@hotmail.com.

Het limbisch systeem (of het ‘oudere zoogdierenbrein’) is dit deel van de hersenen waar onder andere herinneringen aan emoties en plaatsen worden opgeslagen en snelle emotionele reacties gegenereerd worden, vb. de vluchtreflex bij het zien van een wild dier.

De cognitieve, associatieve zones maken deel uit van de neocortex of grote hersenen en maken mogelijk dat wij emoties als persoonlijk kunnen ondergaan, namelijk als gevoelens. Bijgevolg kunnen we er ook een grote invloed op uitoefenen.

Weiss, R.F. et al. Altruism is rewarding. In: Science 171, 1971, p.1262-1263. Zoals aangehaald in de Waal, F. Van nature goed. Over de oorsprong van goed en kwaad in mensen en andere dieren. Vertaald door Fieke Lakmaker. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 1996, p.104.

Download scriptie (2.03 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005