Voor het Duitse vuurpeloton. Executies in bezet België tijdens de Eerste Wereldoorlog: tussen realiteit en mythe.

Jan
Van der Fraenen

Voor het Duitse vuurpeloton: executies in bezet België tijdens de Eerste Wereldoorlog: tussen realiteit en mythe

Hoe gaat dat doodschieting toe? En de geest verplaatst zich in het vroege schemeruur. De zon is nog niet opgestaan; het donker celrijtuig, dat u naar de strafplaats voert houdt stil en ge stapt af. Is het van schrik of van koude, dat ge beeft en dat uw kin knakt? Het is ook zoo killig daar aan dien muur, waar ge zijt gereedgesteld. Voor u, in nog twijfelduister is er een wemeling van enkele soldaten, een zwakke flikkering van staal. Het gaat zoo vlug niet toe, als ge denken zoudt. Ze moeten zich in 't gelid stellen, het commando hoeft gegeven te worden juist op den slag van het bepaald uur. Een dokter staat daar om uw overlijden vast te stellen, misschien is hij het, die u desnoods den genadeslag geven moet. Nu hoort ge weer iets aanrollen, met dat licht gerol - ge kent het wel - dàt van een niet beladen doodwagen. Hij is het, die uw kist aanbrengt... Ja, ja, de blinddoek, laat hem u toch ombinden, anders... anders doet ge een onwillekeurige beweging en...

Dit pende schrijfster Virginie Loveling neer in haar oorlogsdagboek tijdens de Eerste Wereldoorlog. Executies spreken tot ieders verbeelding. Tijdens de Grote Oorlog vielen er niet alleen in militaire kringen slachtoffers, maar ook de burgerbevolking kreeg het hard te verduren. De Belgische en Noord-Franse bevolking ging zwaar gebukt onder het Duitse bezettingsjuk. In de grote geschiedenissen van de oorlog werd deze bezetting heel vaak vergeten of slechts in de kantlijn vermeld. Toch hebben er zich aan het thuisfront bijzondere geschiedenissen afgespeeld. Een van deze geschiedenissen is deze van de spionage en in het bijzonder deze van de repressie tegen spionnen: de terechtstellingen.

Al in augustus 1914 werden de troepenbewegingen van de vijand gadegeslagen door enkelen die hun bevindingen doorspeelden aan de militaire overheid. Tegen het einde van 1914 was het systeem van spionage wijdverbreid onder de Belgische en Noord-Franse bevolking. De meeste spionnen werkten voor een geallieerde inlichtingendienst. Op het einde van de oorlog zouden er pakweg 7 000 burgers – waarvan er ongeveer 1 900 werden gearresteerd - ten dienste van de inlichtingendiensten gestaan hebben. Hiervan werden er 280 door de Duitse bezetter in de loop van de oorlog terechtgesteld. De meeste onder hen waren getrouwde mannen met een klein gezin. Ze waren tussen de 25 en 50 jaar oud. Het ging om ambtenaren of bedienden van lagere rang, arbeiders of kleine zelfstandigen. Ze woonden langsheen de landsgrens waar ze gemakkelijk brieven en informatie naar het neutrale Nederland konden smokkelen, of  langsheen een spoorweg of in een stedelijke gemeenschap. Spionageactiviteiten werden uitgevoerd in opdracht van een geallieerde overheid, meestal voor een Britse dienst. Er zijn slechts tien vrouwen gefusilleerd, waaronder twee bekende gezichten: de Belgische Gabriëlle Petit en de Britse verpleegster Edith Cavell.

Een spion werd na verdenking gearresteerd door de Duitse (geheime) politie. De politie bracht hem naar de gevangenis waar hij soms dagenlang werd ondervraagd. Na een lange periode van wachten volgde het proces. Een heel netwerk werd samen voor drie Duitse rechters gebracht. Belgische advocaten werden maar zelden op een proces toegelaten. Na een terdoodveroordeling mocht de advocaat wel bemiddelen bij de gratieverzoeken en zocht hij contact op met de familie. Onmiddellijk na de weigering van het gratieverzoek werd het vonnis voltrokken.

De executies vonden plaats op een militair domein in de provinciehoofdsteden. Het verloop van het aantal executies tijdens de hele oorlog vertoont pieken en dalen. Een groter aantal executies volgt na het oprollen van een deel van een inlichtingennetwerk.

Het doodsvonnis werd door een vuurpeloton uitgevoerd. Het was een gestandaardiseerd proces dat met Duitse Gründlichkeit geregeld was. De bekendmaking van de executie met een plakbrief moest dienen als afschrikmiddel, maar het wekte ook wrevel en agitatie op bij de getergde burgerbevolking.

De Duitse bezetter fusilleerde niet willekeurig. Er werd dus wel degelijk een bewuste executiepolitiek gevoerd. In eerste instantie moesten de schadelijke elementen uitgeschakeld worden. Als dit de spionage niet verminderde, moesten er ten alle koste voorbeelden gesteld worden. Een lange reeks executies zoals in de tweede helft van de bezetting in het Etappengebiet – er werden maar liefst 40 mensen terechtgesteld op korte tijd – moest de bevolking waarschuwen voor het gevaar om als spion gearresteerd te worden. De dood of deportatie naar Duitsland waren er onlosmakelijke mee verbonden.

Na de wapenstilstand in november 1918 kwam er heel snel een uitgebreide heldencultus tot stand rond deze terechtgestelde burgers. Een plechtige begrafenis werd georganiseerd door lokale en nationale overheden. Er werd een grafmonument opgericht. Sommige gefusilleerden werden vereerd met een persoonlijk monument of een straatnaam, anderen werden slechts vermeld op het lokale oorlogsmonument. Na de oorlog werden alle gefusilleerden ook postuum onderscheiden met hoge militaire en burgerlijke decoraties door de verschillende geallieerde regeringen. Dé nationale helden en symbolen van het burgerlijke verzet en van de inlichtingendiensten kwamen voornamelijk uit Franssprekende kringen. Nederlandstalige gefusilleerden zijn slechts terug te vinden op het lokale vlak.

Vandaag wordt er maar weinig aan de gefusilleerden gerefereerd. Alleen hun namen staan nog in steen gebeiteld op de verschillende oorlogsmonumenten. Hier en daar probeert een lokale historicus wat feiten in kaart te brengen. Slechts één dame is nog een beetje gekend bij het oudere publiek: Gabrielle Petit. Zij werd in het interbellum steevast opgevoerd in allerlei schoolboekjes als de nationale heldin. Nu zijn echter veel van de monumenten en lieux de mémories beschadigd, vernield of verdwenen. Ook de herinnering aan deze 280 mensen is door de tand des tijd zwaar aangetast. Het thema bezetting heeft dan ook lange tijd in de schaduw gestaan van de grote militaire geschiedenissen.

Download scriptie (17.45 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005