“Un carlisme à la belge? De rol van Prins-Regent Karel en zijn entourage in het verloop van de Koningskwestie (1940-1950)”.

Rien
Emmery

EMMERY (Rien), Un carlisme à la belge? De rol van Prins-Regent Karel en zijn entourage in het verloop van de Koningskwestie (1940-1950), Gent, UGent, 2005, 402 p.

 

Synopsis

 

Weet je, er is in ons land een lange literatuurlijst over de koningskwestie. En wat stellen we vast? De naslagwerken die bij een groot publiek de basis vormen voor hun kennis over de kwestie zijn doorgaans die waarin de grootste bullshit staat. Exact twee jaar geleden liet professor emeritus Herman Balthazar in een kranteninteriew dit provocerende citaat optekenen. Na de eedaflegging van Koning Boudewijn was het aanvankelijk lange tijd stil gebleven rond de Koningskwestie. Eenheid rond de jonge vorst primeerde, na een decennium verscheurende onrust. Pas vanaf de jaren ’70 kwam daar verandering in – een stroom polemische en wetenschappelijke publicaties volgde. De monarchie an sich is immers altijd blijven fascineren. Ze vormt een conflictdimensie in de Belgische politieke geschiedenis die de fluctuerende sociale, economische en communautaire spanningen zowel kan omvatten als overbruggen. Vele publicaties over de koninklijke familie duiken met de regelmaat van de klok op in de non-fictie bestsellerslijsten – inderdaad vaak mediocre werk dat bol staat van koekendozenromantiek of scabreuze schandaaltjes. Zelfs anno 2005, nu de koninklijke macht zwaar getaand is, kunnen tijdens een politiek debat of een koffieklets over het vorstenhuis de emoties nog hoog oplopen. Republikeinse afschuw en geëxalteerd belgicisme, oubollig protocol en bewonderenswaardige stijlvolheid of buitenechtelijke kinderen en ideale sprookjeshuwelijken overheersen de huidige discussies.

 

Verdwazing

De Koningskwestie, die tussen 1940 en 1950 als een zwaard van Damocles boven de Belgische politiek hing, was echter van een heel ander kaliber. Het lot van de “verbannen” Koning Leopold III beroerde het gemoed van elke Belg en behoort nog steeds tot het collectief geheugen. Socialisten en katholieken, Vlamingen en Walen, arbeiders en bourgeois stonden met getrokken messen tegenover elkaar. Er vielen doden. Het woord “burgeroorlog” is nooit veraf wanneer auteurs met een neus voor drama het over de Koningskwestie hebben. Gaston Eyskens, één van de hoofdrolspelers uit de laatste jaren van de Koningskwestie, liet in zijn memoires optekenen: “De historici die later deze periode zullen bestuderen, zullen zich verbazen over de golf van intense verdwazing die over het land ging. Onze bevolking liet zich ophitsen en reageerde bijzonder emotioneel.”

      Iedereen kent wel min of meer de grote lijnen van de Koningskwestie. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Koning Leopold III door de Duitse bezetter uit België weggevoerd. Tegen de zin van de regering-Pierlot, die naar Groot-Brittannië trok, capituleerde de vorst en bleef hij gedurende de oorlogsjaren als “krijgsgevangene” in België. Tijdens de bezetting onderhandelde Leopold met Hitler over de toekomst van België en trouwde hij heimelijk met het burgermeisje Lilian Baels. Na de bevrijding werd Leopolds broer, Prins Karel, in afwezigheid van de weggevoerde Koning tot Regent benoemd. Toen Leopold in mei 1945 bevrijd werd, ontstond een conflict tussen de vorst en een deel van de Belgische politieke klasse. De Koning vestigde zich in Zwitserland en het duurde nog vijf jaar voor hij – enkele maanden na een volksraadpleging die hem een nipte meerderheid had opgeleverd – naar België terugkeerde. Door het uitbreken van landelijke anti-leopoldistische onlusten werd Leopold echter verplicht af te treden ten voordele van kroonprins Boudewijn.

 

Sauver le brol

Prins Karel is in de historiografie over de Koningskwestie altijd een beetje stiefmoederlijk behandeld. Een paar paragrafen, uitzonderlijk een hoofdstukje in een overzichtswerk – meer was er voor de Regent niet weggelegd. Leopoldistische publicisten hebben steeds beweerd dat de Regent de terugkeer van zijn broer tegenwerkte, zelf de troon ambieerde en zo de koninklijke macht verzwakte. Karels medestanders pleiten dan weer dat hij de monarchie net gered heeft door ze op het democratische pad te brengen en republikeinse gevoelens de kop in te drukken. Ook de Prins zelf was die mening toegedaan – getuige zijn legendarische boutade “J’ai sauvé le brol”.

      Recent onderzoek heeft voor de eerste maal de Prins-Regent en zijn omgeving uitgekozen als focus voor een studie van de Koningskwestie. Uitzonderlijke, vaak nooit eerder gebruikte bronnen liggen aan de basis van een gedetailleerd beeld van het en de invloed van de prinselijke entourage. De briefwisseling van Karels politiek secretaris André de Staercke, in krokant naoorlogs Frans en vaak erg openhartig, diende als een interessante aanvulling op zijn onlangs gepubliceerde memoires. Ook tot nu toe onbekende correspondentie binnen de koninklijke familie, allerlei interne nota’s van de diensten van de regent en zelfs enkele schaarse egodocumenten van Karels hand werden aangewend om het beeld scherper te stellen.

 

Strubbelingen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog groeide de populariteit van de anglofiele Karel ten nadele van de neutralistische Leopold. Via enkele slimmigheden ontsnapte de Prins aan de opsporingen van de Gestapo, nadat Leopold door de bezetter naar Duitsland was meegevoerd. Verkozen tot Regent na de bevrijding, trachtte hij er aanvankelijk alles aan te doen om het eerste contact tussen zijn broer en de politici te vergemakkelijken. Al in de zomer van 1945 raakten Karel en zijn entourage er echter van overtuigd dat Leopold beter de handdoek in de ring zou gooien. De Regent zou dan de troon warm houden, totdat Boudewijn rijp genoeg was om ze in bezit te nemen. De Koning weigerde echter af te treden en stelde zijn hoop op een volksraadpleging, toen een politiek akkoord over zijn terugkeer onmogelijk bleek.

      Een graduele verwijdering tussen de beide broers zette zich in gang. De Regent en zijn entourage streefden stabiele rooms-rode coalities na en hielden in geen enkel dossier rekening met de wensen van de Koning. De familierelaties verzuurden danig, wat Leopolds hoop op een familiale oplossing de grond insloeg. André de Staercke zorgde er jarenlang voor dat de socialisten nooit van de macht verdwenen – hij zorgde er in 1946 zelfs voor dat de armlastige BWP over een riante kredietverlening kon beschikken. Net zoals de Koning ondervond de Regent soms strubbelingen met zijn regeringen – meestal over de interpretatie van de prerogatieven van het staatshoofd. Karels politiek beslagen entourage slaagde er evenwel in de misverstanden steeds galant en in een sfeer van samenwerking uit de weg te ruimen. Toen de Prins eiste dat er munten en postzegels met zijn beeltenis werden uitgegeven, toen hij in 1949 tot het uiterste ging om een homogeen katholieke regering te vermijden of toen hij ontslag wou nemen als protest tegen het inrichten van een volksraadpleging: telkens konden zijn medewerkers hem intomen.

 

Persoonlijke ambities om aan de macht te blijven heeft Karel nooit gekoesterd. Nadat de terugkeer van de Koning op een fiasco uitliep, trok hij zich ontgoocheld en verbitterd uit het publieke leven terug.

Download scriptie (3.87 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005