De Europese Unie en de media: een kwalitatief onderzoek naar de professionele praktijken van Vlaamse en Nederlandse journalisten in de Europese instellingen.

Martijn
Wouters

Berichtgeving uit ‘Europa’

Onderzoek naar professionele praktijken van journalisten in de Europese instellingen

 



In de Europese wijk van Brussel stromen dagelijks honderden journalisten uit alle windstreken samen. Een bijzonder opmerkelijke, aparte tak binnen de journalistiek in een wereld waar men technische, abstracte wetgeving verwekt. Het vergt enorme inspanningen om de veelzijdige en vaak ingewikkelde thema’s onder de knie te krijgen en vervolgens op een interessante en begrijpelijke manier aan de lezer uit te leggen. Tot deze conclusie kwam HHHhMartijn Wouters die voor zijn VUB-eindverhandeling EU-journalisten van Vlaamse en Nederlandse kranten en persagentschappen interviewde.

 

Terwijl Europese wetgeving een enorme impact heeft op het leven van de gewone burger, blijft de EU in de media vaak onderbelicht. Het feit dat er bij de Vlaamse dagbladpers maar drie mensen voltijds over de EU schrijven, is op zich al veelzeggend: de belangstelling voor dit soort nieuws is klein. Journalisten weten dat mensen niet graag over Europa lezen, omdat het vaak om ingewikkelde, technische onderwerpen gaat. Desondanks doen ze hun uiterste best om het belangrijke nieuws over te brengen aan de mensen. Een eenvoudige opdracht is het in geen geval. Het zou ongeveer een jaar duren alvorens journalisten ‘thuis zijn in Europa’, vertrouwd raken met de besluitvorming en inzicht hebben in een groot deel van de dossiers.

 

Op zoek naar iets wat de term ‘nieuws’ waardig is, hossen journalisten in Brussel druk heen en weer tussen de drie belangrijkste Europese instellingen. Het Berlaymontgebouw, hoofdzetel van de Europese Commissie, het Justus Lipsiusgebouw, waar de ministers uit de lidstaten samenkomen, en het Europees Parlement liggen op een steenworp van elkaar verwijderd. Maar ondanks het feit dat journalisten dit hele Europese gebeuren van zo dichtbij volgen, hebben ze het vaak moeilijk om de complexe thema’s te vertalen in een helder en vlot lezend krantenartikel. Vergaderingen van de Commissie en de Raad van de EU vinden plaats achter gesloten deuren, wat betekent dat journalisten via persoonlijke netwerken en allerlei achterpoortjes informatie gaan vergaren. Zo is het absoluut geen fluitje van een cent om te achterhalen welk standpunt een eurocommissaris heeft ingenomen in de onderhandelingen. De Commissie dient nu eenmaal te beantwoorden aan het gemeenschapsbelang, wat betekent dat deze instelling ook als een collectief college naar de buitenwereld communiceert. Daarnaast blijft het natuurlijk een politieke instelling. De verstrekte informatie kan bijgevolg wel wat gekleurd zijn. Interne twisten, die mogelijk het imago kunnen schaden, tracht men natuurlijk te verzwijgen. Tegelijkertijd is het vanzelfsprekend dat, in een wereld die zo op de voet wordt gevolgd door parlementsleden, lobbygroepen, media, ngo’s, werknemers- en werkgeversorganisaties, niets lang geheim blijft.

Ook bij vergaderingen van de Raad wordt over de meerderheid van de thema’s beslist in gesloten overleg. Permanente vertegenwoordigers, in feite ambassadeurs van de lidstaten, bereiden het werk van de ministers tot in de puntjes voor. Deze permanente vertegenwoordigers zijn dan ook niet voor niets geliefkoosde bronnen voor alle zaken die de Raad aanbelangen. Wanneer ministers samenkomen, wordt nog maar een klein deel van de wetgevingsteksten besproken, met als gevolg dat sommige zaken aan het oor van de journalist ontsnappen.

 

Europese Grondwet: meer openheid?

Laat het duidelijk zijn dat de Raad voor journalisten een vrij gesloten instelling is. Nochtans stelt het ontwerpverdrag tot vaststelling van een Europese Grondwet dat wetgevingsvergaderingen van de Raad openbaar worden. Indien de nieuwe Grondwet er al zou komen, vrezen journalisten ervoor dat belangrijke en gevoelige discussiepunten meer dan ooit besproken zullen worden in de wandelgangen, tijdens de lunch, over de telefoon... Kortom, overal waar de pers niet aanwezig is. Wel is het zo dat informatie in de Raad sneller lekt dan in de Commissie, simpelweg omdat de Raad bestaat uit 25 partijen. Er is altijd wel iemand in de Raad die er baat bij heeft om off the record te lekken.

 

Ongetwijfeld het belangrijkste trefpunt is de perszaal in het Berlaymontgebouw, de mastodont aan de Schumanrotonde die onlangs heropend werd na een veertien jaar durende sanering en renovatie. Iedere dag omstreeks het middaguur is het tijd voor het dagelijkse ritueel: de persbriefing van de Commissie. Het woordvoerdersteam ontvangt er mensen van de pers, spreekt over de agendapunten van de dag en tracht de vele vragen te beantwoorden.

Het Europees Parlement geniet gevoelig minder mediabelangstelling dan de Commissie. Hoewel het Parlement met haar openbare debatten een bijzonder toegankelijke indruk wekt, is er geenszins sprake van een mediaoverrompeling. De beperkte inspraak van het Parlement, maar ook de onoverzichtelijkheid van debatten spelen deze instelling parten. Afgevaardigden uit verschillende landen buigen er zich over technische kwesties. Op de koop toe is het vaak moeilijk uit te maken of een europarlementslid handelt uit nationaal belang of op basis van partijaffiliatie. Het hoeft ook niet gezegd dat journalisten een hekel hebben aan de maandelijkse verplaatsingen naar Straatsburg, waar de plenaire vergaderingen plaatsvinden. Afwezige media in Straatsburg kunnen wel nog terugvallen op de persagentschappen, die altijd wel een vertegenwoordiger naar het Franse stadje sturen.

 

Strijd om primeurs

Als gevolg van het groot aantal journalisten,  de complexiteit van de onderwerpen en de geslotenheid van vergaderingen, zijn journalisten heel sterk op elkaar aangewezen. Dat fenomeen is het best zichtbaar bij de alom bekende Europese toppen. Na afloop van de toponderhandelingen, die niet openbaar zijn, geeft elk land op hetzelfde moment een persconferentie. Op de eerste plaats willen Vlaamse en Nederlandse journalisten uiteraard weten wat hun Verhofstadt of hun Balkenende te vertellen heeft. Achteraf gaan ze dan bij journalisten uit een ander land hun oor te luister leggen om te weten wat Schröder of Chirac verder nog te melden had. De gemiddelde EU-journalist houdt zelden informatie voor zichzelf. Maar wanneer men iets deelt, is dat wel met de verwachting er later iets voor terug te krijgen.

De strijd om de grote Europese primeurs is jammer genoeg niet weggelegd voor Vlaamse en Nederlandse journalisten. Als je met zovelen op hetzelfde uit bent, is het aartsmoeilijk om een primeur in de wacht te slepen. Grote, internationale media, zoals Financial Times of Reuters, zijn er keer op keer als eerste bij. Een krant die een grote reputatie heeft in België of Nederland, moet op Europees niveau met de ellebogen werken om iets gedaan te krijgen.

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2005