Segregatie in het onderwijs als bron voor een multiculturele samenleving?

Bram
Spruyt

Bezorgdheid om de gevolgen van de samenstelling van scholen en groepen is een oud zeer. In 1957 diende in de Amerikaanse staat Arkansas het leger ingezet te worden om 9 zwarte leerlingen naar een witte school te laten gaan. Boze blanke ouders probeerden als menselijke buffer dit te verhinderen. Dergelijke situaties deden zich in Vlaanderen nooit voor, maar toch kan ook hier de bezorgdheid om de samenstelling van leerlingengroepen gevoeld worden en flakkert het debat rond concentratiescholen regelmatig op. Naar school gaan doen we immers niet alleen maar met tientallen soms honderden medeleerlingen. Die leerlingen komen allen met hun figuurlijk rugzakje vol talent, achtergrond en individuele kenmerken naar school. Het is geweten dat deze rugzakjes niet allen in dezelfde mate gevuld zijn. We weten ook dat de leerlingensamenstelling van scholen onderling verschilt.

 

Dat roept 2 vragen op nl. hoe groot is de ongelijkheid in groepssamenstelling in Vlaanderen nu precies en wat zijn daar de gevolgen van. Een antwoord op die vraag werd gezocht aan de hand van de gegevens van meer dan 19.000 Vlaamse scholieren uit het 6de of 4de jaar secundair onderwijs.

 

Door voor elke leerlingengroep het aanwezige percentage leerlingen met een bepaald kenmerk (bv laagopgeleide ouders) te berekenen, konden groepen onderling vergeleken worden. De verschillende groepskenmerken staan niet los van elkaar. Groepen met veel leerlingen met laagopgeleide ouders zijn vaak ook groepen met veel leerlingen uit eenverdienergezinnen die een onregelmatige schoolloopbaan achter de rug hebben en vaak niet in een intact gezin leven. Het zijn ook groepen waarin vele leerlingen een voorkeur hebben voor meer commerciële media en niet participeren aan het verenigingsleven. De samenhang tussen de kenmerken kan dan ook verwerkt worden in één maat die de achterstelling van het leerlingenpubliek van een groep weerspiegelt. De verschillen tussen de Vlaamse leerlingengroepen m.b.t. deze maat zijn aanzienlijk. Vooral de verschillen tussen groepen van verschillende onderwijsvormen vallen erg op. De BSO groepen herbergen hoofdzakelijk achtergestelde leerlingen, de ASO/KSO groepen de meer bevoorrechte. Het selectie en oriënteringsmechanisme in ons onderwijs werkt op basis van studieresultaten, maar het is confronterend vast te stellen hoe sociaal bepaald de samenstelling van de onderwijsvormen uiteindelijk is. Democratisch onderwijs lijkt vooralsnog een illusie.

 

Groepen met veel allochtone leerlingen, zijn vaak ook groepen met veel achtergestelde leerlingen. De ene problematiek past als het ware binnen de andere. De omgekeerde stelling gaat echter niet op. Het is niet zo dat groepen met veel achtergestelde leerlingen ook steeds groepen zijn met veel allochtone leerlingen. Hiervoor zijn er in het Vlaams onderwijs te weinig allochtone leerlingen. Het lijkt dan ook niet verstandig een concentratieschool uitsluitend te definiëren in termen van aanwezigheid van allochtone leerlingen. Die werkwijze leidt er immers toe dat vele scholen of groepen met weinig allochtonen maar een vrijwel gelijklopende sociale problematiek ‘vergeten’ worden.

 

De ongelijkheid vaststellen is een eerste stap. De gevolgen ervan nagaan een noodzakelijke tweede. Door de samenhang tussen deze kenmerken te verwerken in een algemene maat voor achterstelling op groepsniveau, kan gemeten worden in welke mate de context waarbinnen leerlingen naar school gaan een effect heeft op de individuele leerlingen. Op school leren leerlingen mét elkaar, maar leren ze ook ván elkaar?

 

In deze studie vormde niet de prestaties van leerlingen maar wel hun houdingen m.b.t. allochtone bevolkingsgroepen het voorwerp van studie. Scholen zijn allang meer dan alleen doorgeefluiken van kennis en vaardigheden. De vakoverschrijdende eindterm ‘opvoeden tot burgerzin’ maakte van het werken aan democratische, tolerante houdingen een expliciete onderwijsdoelstelling. Bovendien hebben desegregatieprogramma’s in het verleden het wegwerken van vooroordelen steeds als doelstelling gehad.

 

Wat blijkt? Leerlingen die schoollopen in groepen met veel achtergestelde leerlingen stellen zich etnocentrischer op. En dat los van hun eigen individuele kenmerken. Uit het samenbrengen van achtergestelde leerlingen groeit een klimaat waarin migranten aanzien worden als niet te vertrouwen profiteurs van de sociale zekerheid die een bedreiging vormen voor jobs en de eigen cultuur. Een klimaat waarin men vindt dat België eigenlijk nooit migranten had mogen toelaten. Een klimaat waarin men zich ronduit racist noemt. Gegeven dat die denkbeelden niet stroken met de maatschappelijk aanvaarde norm, betekent dit dat leerlingen uit achtergestelde milieus tegen een dubbele ongelijkheid aankijken. Niet alleen leiden hun persoonlijke achtergrondkenmerken deze leerlingen tot meer etnocentrische denkbeelden, maar ze hebben bovendien ook een hogere kans in groepen terecht te komen die deze gevoelens nog extra aanzwengelen. Deze leerlingen zijn op die manier dan ook dubbel kwetsbaar.

 

Desegratieprogramma’s uit het verleden hadden naast het verbeteren van de studieprestaties van ‘zwarte’ leerlingen ook het wegwerken van vooroordelen bij ‘witte’ leerlingen steeds als doelstelling gehad. Houdingen zijn immers aangeleerd en bijgevolg veranderbaar, hoe moeilijk dat ook is. De analyses tonen dat autochtone leerlingen die naar schoolgaan in groepen waarin ook allochtone leerlingen in voldoende aantallen aanwezig zijn, zich inderdaad toleranter opstellen dan leerlingen uit groepen met geen of slechts een zeer beperkt aantal allochtonen. Het alledaags contact tussen leerlingen die samen schoollopen en het op die manier leren kennen van elkaars wereld, blijkt ten minste bij autochtone leerlingen vooroordelen weg te nemen en is op die manier misschien wel het meest efficiënte wapen om etnocentrisme in te dijken. Oplossingen dienen niet altijd ver gezocht worden.

 

Er werd vertrokken van de vaststelling dat leerlingen niet alleen naar school gaan maar met velen. Op school wordt er niet alleen mét maar ook ván elkaar geleerd. De samenstelling van leerlingengroepen is bijgevolg een niet onbelangrijk gegeven en kan zowel in positieve als negatieve zin werken. Schoollopen met veel allochtone leerlingen remt etnocentrisme, schoollopen met veel achtergestelde leerlingen stimuleert etnocentrisme. De grote verschillen in sociale samenstelling van groepen tussen de onderwijsvormen en de gevolgen daarvan, plaatsen vraagtekens bij de wijze waarop jongeren in ons Vlaams onderwijs gegroepeerd worden. We sorteren jonge mensen vroeg en sociaal voorspelbaar in de hokjes van de onderwijsvormen. Dat sorteren creëert een eigen zelfstandig effect op maatschappelijk geladen houdingen. Lopen we op die manier niet het risico op termijn een soort ‘multiculturele samenleving’ te maken waarin bevolkingsgroepen elkaar nauwelijks nog zullen begrijpen? We kunnen die vraag niet blijven vooruitschuiven.

Download scriptie (727.74 KB)
Winnaar Klasseprijs
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2006
Promotor(en)
Prof. Dr. Mark Elchardus