De rol van het Belgische auditcomité bij fraudepreventie

Dirk
Vanderquaden

De rol van het Belgische auditcomité bij fraudepreventie

 

Economische fraude wordt een steeds groter probleem voor bedrijven. De fraudeurs zijn veelal terug te vinden in de eigen rangen van de organisatie. Vooral managementfraude is een relatief meer voorkomend probleem geworden. Tot deze conclusie kwam PriceWaterhouseCoopers in hun onderzoek naar de economische criminaliteit in België (2005).

 

Door hun jarenlange ervaring binnen de onderneming beschikken managers over de nodige inzichten om een fraudescenario op te zetten. Doordat zij verantwoordelijk zijn voor de implementatie van de interne controlesystemen kunnen zij relatief eenvoudig deze systemen omzeilen.

 

Frauduleuze financiële rapportering begint in vele gevallen met kleine aanpassingen in de kwartaalrapporteringen om te kunnen voldoen aan een bepaalde doelstelling. Deze onregelmatigheid wordt dan ieder kwartaal en ook in de jaarlijkse rapportering herhaald waardoor het bedrag stijgt na een bepaalde tijd. De ene onjuiste jaarrekening zal dus leiden tot meerdere vervalste jaarrekeningen. Op deze manier ontstaat er een domino-effect dat uiteindelijk kan leiden tot de ineenstorting van de onderneming.

 

Een auditcomité is een onderdeel van de raad van bestuur dat verantwoordelijk is voor het toezicht op de financiële rapportering van het management. Door de vele fraudeschandalen van de afgelopen jaren wordt de rol van het auditcomité echter meer en meer in vraag gesteld. In vele gevallen was er een auditcomité aanwezig maar zijn de leden er niet in geslaagd om de fraude tijdig te ontdekken. Bij ieder fraudegeval dat in de openbaarheid gebracht wordt, stelt het geïnformeerde publiek zich dan ook de vraag: ‘Waar was het auditcomité?’.

 

In 2005 heeft het American Institute of Certified Public Accountants de richtlijn “Management Override of Internal Controls: The Achilles’ Heel of Fraud Prevention” uitgevaardigd. In deze richtlijn worden verschillende aanbevelingen geformuleerd die het auditcomité beter moet wapenen in de strijd tegen managementfraude. Bij het formuleren van deze aanbevelingen heeft het AICPA zich laten inspireren door de Sarbanes-Oxley Act van 2002. Mijn onderzoek heeft tot doel om via interviews met bevoorrechte getuigen te achterhalen in welke mate de aanbevelingen van dit document toegepast kunnen worden in België. Via dit onderzoek wil ik een antwoord bieden op de volgende onderzoeksvraag: Welke maatregelen kunnen leden van Belgische auditcomités nemen om beter in staat te zijn om managementfraude te bestrijden, rekening houdend met de Belgische bedrijfscultuur?

 

De verschillende definities van fraude benadrukken het opzettelijk karakter van fraude. In het algemeen kan men stellen dat er aan drie voorwaarden voldaan moet zijn, vooraleer een fraude plaats gaat vinden. De fraudeur moet een motivatie en de gelegenheid hebben en hij moet de door hem gepleegde fraude kunnen rationaliseren. De voornaamste oorzaak van fraude blijkt het gebruik van prestatiegerelateerde bonussen te zijn. Managers zijn geneigd om hun toevlucht te nemen tot ‘earnings management’ wanneer zij het risico lopen om een bonus mis te lopen doordat ze niet tijdig een bepaalde doelstelling kunnen verwezenlijken. Zoals

eerder aangehaald hebben managers de mogelijkheid om de interne controlesystemen te omzeilen. Ethiek kan een grote rol spelen om de rationalisering van fraude tegen te gaan, op voorwaarde dat het management zich engageert om de ethische code toe te passen.

 

Het implementeren van interne controlesystemen om fraude te voorkomen en op te sporen is de primaire verantwoordelijkheid van het management. De bedrijfsrevisor moet zijn controlewerkzaamheden zodanig organiseren dat hij, met een redelijke waarschijnlijkheid, op het spoor komt van vergissingen en/ of onwettige handelingen die de jaarrekening op een betekenisvolle wijze kunnen beïnvloeden. Hij is dan ook verantwoordelijk voor het niet ontdekken van onjuistheden en onregelmatigheden van materieel belang in het geval dit niet ontdekken het gevolg is van tekortkomingen in zijn controlewerkzaamheden. Het auditcomité heeft een toezichtsfunctie op de kwaliteit van de diverse controlesystemen.

 

Onderzoek van Kees Cools (2005), adviseur bij The Boston Consulting Group en hoogleraar Corporate Finance aan de Rijksuniversiteit Groningen, heeft aangetoond dat corporate governance geen wondermiddel is om financiële schandalen te voorkomen. Indien je bepaalde onderdelen van de Code Lippens bekijkt, kan je goed begrijpen dat onderzoekers tot bovenstaande conclusie komen. Leden van het auditcomité dienen onafhankelijk te zijn. Men mag echter tot tien procent van de aandelen bezitten om alsnog aan de onafhankelijkheidsvoorwaarde te voldoen. Ter verdediging moet wel geopperd worden dat men bij het bepalen van deze grens niet alleen rekening houdt met de situatie van de bestuurder zelf, maar ook met het aandelenpakket van naaste familieleden. Deze grens wordt tevens in Frankrijk en in Nederland gehanteerd.

 

De meeste geïnterviewden in mijn onderzoek zijn van mening dat de aanbevelingen in de richtlijn van het AICPA te ver gaan om in hun totaliteit in België geïmplementeerd te kunnen worden. Ze staven deze mening door te verwijzen naar het verschil in macht tussen een CEO in de Verenigde Staten en een Belgische CEO. Niettegenstaande de grote tegenstand om de aanbevelingen in de richtlijn in hun totaliteit te implementeren, kunnen we niet ontkennen dat bepaalde aanbevelingen het auditcomité beter wapent in de strijd tegen managementfraude.

 

Mijn onderzoek heeft aangetoond dat de leden van het auditcomité een objectief professionele houding dienen aan te nemen ten aanzien van het management. Verder is gebleken dat sommige leden een te beperkte bedrijfsspecifieke kennis hebben om hun taak tot een goed einde te brengen. Om deze kennis te vergroten dient het auditcomité een nauw contact te onderhouden met de interne auditafdeling. Uit mijn bevraging is ook gebleken dat het aangewezen is om een Ethics Compliance Officer (ETCO) aan te stellen. Deze persoon is verantwoordelijk voor de implementatie van een ethische code en wordt gebruikt als tussenpersoon voor de contacten tussen een klokkenluider en het auditcomité.

 

Het feit dat verschillende aanbevelingen toch positief onthaald worden door de leden van Belgische auditcomités toont aan dat ons maatschappelijk denken evolueert.

 

Download scriptie (5.61 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Hasselt
Thesis jaar
2006