Het dienstbetoon van parlementariërs in Vlaanderen en Wallonië na de invoering van de Nieuwe Politieke Cultuur : een vergelijkende studie

Steven
Vansina

Dienstbetoon: een in België voorbijgestreefd fenomeen?

 

“Er was een tijd dat nagenoeg alles in dit land gearrangeerd werd. En dat is niet eens zó lang geleden. Op een nummerplaat moest je weken en weken wachten als je tenminste niet iemand kende die via via iemand kon aanspreken om je aanvraag bovenop het stapeltje te leggen. Telefoonaansluiting? Zelfde verhaal. Het had allemaal te maken met het dienstbetoon van de politici, van het locale niveau tot op de banken van de regering.”

 

Deze passage zet meteen de trend. Dienstbetoon wordt heden ten dage met een zweem van illegaliteit en onduidelijkheid belast. Het bevindt zich in de grijze zone tussen legaliteit en corruptie. Het is iets waaraan haast iedereen meedoet. Slechts weinigen distantiëren zich er categoriek van, nog minder spreken er in alle openheid over. De vele schandalen in en rond de stad Charleroi inzake bijvoorbeeld haar huisvestingsmaatschappij, maar evengoed aan Vlaamse zijde de schandalen bij de Dienst ruimtelijke ordening en leefmilieu in West-Vlaanderen hebben er toe geleid dat men zich kan afvragen hoe dienstbetoon vandaag concreet gestalte vindt. Is het een praktijk die tot het verleden behoort? Zijn er inzake dienstbetoon verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië?

 

Om op deze en andere vragen een antwoord te kunnen bieden, werd het concept dienstbetoon in een aantal variabelen ingedeeld wat het mogelijk maakte het dienstbetoon in zijn volledigheid te meten. Door middel van een schriftelijke enquête op het internet, welke naar elk Vlaams en elk Waals parlementslid werd opgestuurd, hebben we vele vragen kunnen ophelderen.

Wij kwamen tot de constatatie dat er significante verschillen blijken te zijn inzake een aantal variabelen van dienstbetoon, tussen Vlaamse en Waalse parlementsleden. Zo worden Waalse parlementsleden significant meer aangesproken inzake tewerkstelling dan hun Vlaamse collega’s. Vlaamse parlementsleden worden anderzijds significant meer aangesproken inzake cultuur en onderwijs dan hun Waalse tegenhangers. Ook inzake de aard van vragen waar parlementsleden mee geconfronteerd worden kwam er een significant verschil aan het licht. “Bemiddeling met de administratie” was inderdaad een aard van vraag die Waalse parlementsleden significant meer aanduidden dan Vlaamse parlementsleden. Inzake de omvang van dienstbetoon zijn we een aantal interessante zaken op het spoor gekomen. Zo vonden we dat Waalse parlementsleden gemiddeld 43 dienstbetoondossiers per maand behandelen. Dit staat in schril contrast met het gemiddelde van 14 bij hun Vlaamse collega’s. Ook inzake de tijd die parlementsleden aan dienstbetoon spenderen werd een significant verschil gevonden. Waalse parlementsleden spenderen gemiddeld 18 uur per week aan dienstbetoon, hun Vlaamse tegenhangers doen dat gemiddeld 12 uur per week. Ten derde werd gevonden dat Vlaamse parlementsleden makkelijker een dossier waar zij zelf niet in gespecialiseerd zijn aan een meer onderlegde collega doorgeven dan hun Waalse collega’s.

We vroegen ons af of we een gedragspatroon op het spoor konden komen. Zou het niet kunnen dat een bepaald gedrag samenhangt met bepaalde attitudes en dat deze in een verder stadium percepties mede bepalen? Inderdaad : wij vonden dat het gedrag van parlementsleden die veel aan dienstbetoon doen (wat we bepaald hebben door te vragen hoeveel tijd parlementsleden wekelijks aan dienstbetoon spenderen, hoeveel dienstbetoondossiers ze gemiddeld maandelijks behandelen en in hoeverre ze een dossier waar ze niet in gespecialiseerd zijn eerder zelf zullen behandelen of aan een meer onderlegde collega zullen doorgeven) samenhangt met het zich al dan niet aanmeten van een “person to person style” en het zichzelf als een “welfare officer” zien. Het eerste houdt in dat een parlementslid zich persoonlijk verbonden voelt met zijn kiezers en zich erin herkent. Het laatste houdt in dat een parlementslid gaat tussenkomen voor de noden van individuele kiezers uit zijn kiesdistrict. Deze parlementaire stijlen of attitudes hangen dan weer samen met de perceptie dat er een electoraal voordeel aan dienstbetoon verbonden is.

Na het opstellen van dit samenhangend patroon, hebben we vastgesteld dat er meer Waalse dan Vlaamse parlementsleden aan dit gedragspatroon van “dienstbetoner” beantwoorden. Als parlementslid heeft men de keuze om dit patroon aan te nemen of niet. Als men het patroon aanneemt, hangt het gedrag van dat parlementslid zoals aangetoond samen met bepaalde attitudes, welke op hun beurt samenhangen met een bepaalde perceptie.

 

Verklaringen bieden voor deze verschillen is geen sinecure. Uiteraard zijn er een aantal voor de hand liggende verklaringen zoals voor het feit dat Waalse parlementsleden meer aangesproken worden inzake tewerkstellingsproblemen. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de hogere werkloosheidsgraad in Wallonië dan in Vlaanderen.

Voor andere verschillen zijn er minder voor de hand liggende verklaringen. Zo is de deontologische code (een code die aflijnt wat mag en niet mag in het dienstbetoon) naar voor geschoven en samen met de “Nieuwe Politieke Cultuur” (een beweging die door middel van een zuiverdere politiek het geschokt vertrouwen in de politiek en de politici opnieuw wou herstellen medio de jaren 1990) als verklaring aangenomen voor het feit dat aan Waalse parlementsleden meer gevraagd wordt te bemiddelen met de administratie dan aan hun Vlaamse collega’s. Enerzijds zou “bemiddelen” bij Vlaamse parlementsleden eerder een gevoel opwekken van “not done”, dit om reden van de deontologische code. Verder zou de “Nieuwe Politieke Cultuur” er kunnen voor gezorgd hebben dat in Vlaanderen alles doorzichtiger geworden is en dat burgers makkelijker zelf hun weg vinden naar de administratie doordat het voor hen duidelijk is geworden wie ze moeten aanspreken, hoe en waarom. In Wallonië zou het kunnen dat doordat deze “Nieuwe Politieke Cultuur” minder ingeburgerd is, burgers blijven gebruik maken van de bemiddeling van politici om hun probleem op te lossen.

Op een abstracter niveau is het zo dat Vlaamse parlementsleden gevoeliger zijn voor de Angelsaksische cultuur, daar waar Waalse parlementsleden gevoeliger zijn voor Franse invloeden. Dit hebben we dan ook voorzichtig mede als element van verklaring naar voor geschoven voor een aantal zaken. Iedere cultuur heeft immers haar manieren van werken en denken.

 

De gevonden verschillen net als de overeenkomsten geven ons alleszins een goed beeld van hoe Vlaamse en Waalse parlementsleden denken inzake het in de pers negatief geconnoteerde dienstbetoon. Als algemene eindconclusie is het gepast te stellen dat dienstbetoon vandaag de dag nog een actuele praktijk is; dat er zowel inzake probleemsoorten als aard van vragen waar de parlementsleden mee geconfronteerd worden verschillen zijn tussen Vlaanderen en Wallonië en dat Waalse parlementsleden meer het gevonden patroon van “dienstbetoner” aannemen dan hun Vlaamse collega’s.

 

 

Download scriptie (1.14 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2007