The European Union Emissions Trading Scheme and the Implications for the Competitiveness of Industries in Belgium

Pieter
Demandt

 

Van Kyoto tot Brussel

 

De Europese emissiehandel en de gevolgen voor de competitiviteit van de industrie in België.

 

Sinds enkele jaren heeft iedereen de mond vol over het Kyoto protocol en de opwarming van de aarde. Zeker sinds ‘An inconvenient truth’, van de voormalige Amerikaanse presidentskandidaat Al Gore, in de zalen kwam. Maar de meesten zullen echter niet weten dat de Europese Unie in 2005 een handelsschema heeft opgericht om te voldoen aan de opgelegde Kyoto-normen. Dit artikel beschrijft de oprichting van het zogenaamde ‘European Union Emissions Trading Scheme’ (EU ETS) samen met de vaststaande feiten over klimaatsverandering en het voornaamste onderzoek hiernaar tijdens de afgelopen eeuw. Zo blijkt dat ene Svante Arrhenius reeds in 1896 tot dezelfde conclusies was gekomen als het klimaatspanel van de Verenigde Naties 100 jaar later.

 

Maar hoe werkt dit handelsschema nu? Dit is best uit te leggen door middel van een simpel voorbeeld. Bedrijf A stoot momenteel voor 100 eenheden broeikasgassen uit, maar mag in de toekomst nog maar 90 uitstoten. Het bedrijf kan dan kiezen om zelf minder uit te stoten, door bijvoorbeeld een minder vervuilende machine te kopen, of het kan zogenaamde ‘emissierechten’ kopen van een ander bedrijf. Dan kan het bijvoorbeeld handelen met bedrijf B, die in plaats van zijn toegestane 90, maar voor 80 eenheden broeikasgassen heeft uitgestoten en hierdoor voor 10 eenheden aan rechten heeft verkregen die het dan kan doorverkopen aan bedrijf A. In theorie zorgt deze methode voor de meest goedkope manier om de Europese uitstoot van broeikasgassen te verminderen. In tegenstelling tot een taks op CO2 bijvoorbeeld.

 

Maar dit eindwerk gaat verder dan het louter beschrijven. Bij de oprichting van het EU ETS vreesden velen voor negatieve gevolgen van het handelsschema. Bedrijfsleiders vreesden dat de extra kost om broeikasgassen te mogen uitstoten, zou leiden tot hoge prijsverschillen met concurrenten uit andere continenten. Chinese fabrieken bijvoorbeeld die naar hartelust CO2 uitstoten zonder hiervoor emissies te moeten betalen en zo goedkoop hun producten zouden kunnen aanbieden op de Europese markt. Consumenten vreesden hierdoor voor hogere prijzen, omdat de Europese bedrijven de kosten van emissies zouden doorrekenen naar hun klanten. Milieuactivisten, ten slotte, vreesden dan weer dat bedrijven hun meest vervuilende fabrieken zouden verplaatsen naar landen buiten de Europese Unie om niet onder het EU ETS te vallen. Hierdoor zou het handelsschema geen invloed hebben op de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen en mogelijks zelfs een verhoging tot gevolg hebben. Vandaar dat dit eindwerk onderzoekt wat de gevolgen zijn geweest voor de belangrijkste industrietakken in België die onder het EU ETS vallen: de staalindustrie, de electriciteit producerende bedrijven, de cementindustrie en de petrochemische industrie.

 

Uit het onderzoek van deze sectoren blijkt dat het EU ETS weinig tot geen negatieve invloed heeft gehad op de industrie in België en dat sommige bedrijven er zelfs geld aan hebben verdiend. Electrabel is zo een voorbeeld. Doordat het gratis verkregen emissierechten heeft doorgerekend aan zijn klanten, heeft het volgens analysten één miljard euro verdiend. Deze wantoestanden zullen gelukkig vanaf 2012 verdwijnen, wanneer bedrijven meer zullen moeten betalen voor hun uitstootrechten. Maar er zijn nog andere elementen waardoor Europese bedrijven als het ware beschermd zijn tegen goedkopere concurrenten. Door de hoge milieuvereisten in Europa is het voor Aziatische producenten vaak te duur om hun producten aan te passen aan onze markt.

 

Economisch gezien heeft het EU ETS dus weinig invloed gehad op de industrie in België, maar spijtig genoeg heeft het op het milieu ook weinig invloed gehad. De huidige normen zijn nog te hoog waardoor bedrijven niet gedwongen worden tot verdere milieuinspanningen, maar gewoon extra rechten kopen. In december van dit jaar zal er in Kopenhagen onderhandeld worden over een opvolger voor het Kyoto-Protocol. Dit zal waarschijnlijk een grote invloed hebben op hoe het Europese milieubeleid er in de toekomst zal uitzien. Ik ben alvast benieuwd.