Conflicjournalist of Romancier. De literaire journalistiek van Ryszard Kapuscinski

Fabian
Desmicht

                                                              Desmicht Fabian

Het mysterie van Kapuscinski’s genie  

 
 
 
Op 23 januari 2007 ging er een schokgolf door de journalistieke en de literaire wereld. Ryszard Kapuscinki, de Poolse auteur die decennia lang een unieke brug sloeg tussen beide werelden, was dood. Nu, bijna drie jaar na zijn overlijden, blijft Kapuscinski’s oeuvre nog altijd duizenden lezers inspireren, tot Salman Rushdie en Gabriel García Márquez toe. Toch werd zijn werk nog maar zelden onder de loep genomen. Waarin schuilt nu het genie van Kapuscinski? Hoe komen we als lezer dichter bij de meester?
 
Tijdens zijn kinderjaren in het stadje Pinsk stond Kapuscinski (°1932) voor het eerst oog in oog met de gruwel van de oorlog. Niets deed toen vermoeden dat hij later als verslaggever naar de broeihaarden van de wereld zou trekken en een van den meest gewaardeerde oorlogscorrespondenten van de 20ste eeuw zou worden. Het mysterie rond zijn persoon wordt er alleen maar omvangrijker door. Door zijn ervaringen groeide Kapuscinski echter uit tot een onafhankelijk denker met een grote liefde voor de mensheid.
Kapuscinski staat geboekstaafd als een messcherp observator en als een journalist die door zijn ongewoon meeslepende schrijfstijl ook de literatuurliefhebber wist te boeien met zijn verhalen over bloedige opstanden, regimewisselingen en revoluties in Afrika, Zuid-Amerika en het Midden-Oosten. Het meest werd hij geprezen voor zijn boek De keizer (1978), dat de laatste dagen van het regime van de Ethiopische keizer Haile Selassie beschreef, louter en alleen – en dat is nu net zo uniek – aan de hand van getuigenissen van hoflieden en naaste medewerkers.
Bovenal was Kapuscinski dus een eigenzinnig auteur, die altijd naarstig op zoek was naar de beste manier om zich uit te drukken en daarvoor komaf maakte met het al te strakke onderscheid tussen literatuur en journalistiek. Onder wetenschappers wordt er wel eens gespeculeerd – vergeefs, zo blijkt – over de kwestie of Kapuscinski nu tot de literatuur, dan wel tot de journalistiek behoort. Maar wanneer we Kapuscinki’s denken toetsen aan zijn boeken, dan kunnen we niet anders dan besluiten dat hij zich precies onderscheidt door de hoogst persoonlijke manier waarop hij zijn informatie verwerkt. Kapuscinski in een hokje wegduwen, is schaamteloos voorbijgaan aan de eigenheid van zijn werk.
 
Een literair journalist?
 
Gelukkig bestaat er zoiets als de literaire journalistiek, een genre waarin op journalistieke wijze verzamelde informatie wordt gegoten in een literaire schrijfstijl en tekststructuur. De literaire journalistiek verzet zich tegen het kille en afstandelijke journalistieke verhaal en probeert de lezer te betrekken in de menselijke gevoelens die elk nieuwsfeit met zich meebrengt.
In de wetenschappelijke literatuur wordt de literaire journalistiek op ontelbare manieren geïnterpreteerd. Toch is men het eens over enkele basiskenmerken, zoals het gebruik van dialogen, diverse vertelstandpunten en aandacht voor het alledaagse leven. Dat er wordt getwist over wat de literaire journalistiek precies inhoudt, heeft net als in de discussies rond Kapuscinski te maken met de situering ervan in de schemerzone tussen journalistiek en literatuur. Het zal dan ook niet verbazen dat ook Kapuscinski met recht een literair journalist genoemd kan worden.
Waarom ‘bekeren’ journalisten zich nu toe tot de literaire journalistiek? Omdat ze van oordeel zijn dat de eerder zakelijk journalistieke taal hen niet toelaat om de menselijke aspecten van een bepaalde gebeurtenis te beschrijven. Een literaire behandeling van nieuwswaardige feiten gebeurde dan ook uit vanuit een diepe ontevredenheid met de gangbare journalistiek en al haar gebreken.
Zo klonk ook de beroepsfilosofie van Kapuscinski, toen hij zich in even exotische als gevaarlijke oorden onder de plaatselijke bevolking begaf, op zoek naar de menselijke waarheid achter het nieuws. “Menselijke warmte is voor dit soort werk een voorwaarde. Het cynisme en het nihilisme, het verval van de waarden en de minachting voor anderen zijn er de oorzaak van dat het leven op de wereld moeilijk te dragen is,” schreef hij in zijn gedachtenbundel Lapidarium (2003).
Bovendien huldigde hij, net als de overige literaire journalisten, een eerder negatief beeld van de dagdagelijkse journalistiek, die volgens hem te weinig aandacht schonk aan de humanitaire problemen in Afrika, die nieuws verwarde met entertainment, die meer en meer werd beschouwd als een winstgevende business, die het verkeerde beeld creëerde de werkelijkheid objectief weer te geven en die geen forum gaf aan de emoties van een oorlogsjournalist. Niet voor niets was Kapuscinski een man met een missie.
 
Tussen fictie en realiteit
 
Hoe uitvoerig Kapuscinski ook werd geprezen voor zijn oeuvre, voor kritiek was hij niet immuun. Vele critici wisten zich geen raad met zijn werk, dat duidelijk geïnspireerd werd door ‘waargebeurde’ feiten, maar toch werd geschreven als literatuur en daardoor toch eerder met fictie in verband wordt gebracht. Kapuscinski was zich bewust van de kritische noten bij zijn boekreportages, maar vatte de commentaar laconiek op. “Er zijn zovele klachten – Kapuscinski vermeldt nooit data, Kapuscinski geeft de naam van de minister niet, Kapuscinsi vergeet de volgorde van de feiten. Dat alles is nu net wat ik wil vermijden. Voor die antwoorden kan je terecht bij je plaatselijke bibliotheek”, vertelde hij tijdens een interview in 1987.
Kapuscinski’s interesse ging veel dieper dan het schoolmeesterlijk doorgeven van exacte details. Maar tegelijk was hij zich bewust van zijn journalistieke verantwoordelijkheid (of zijn ‘epistemic responsibility’, zoals die in de vakliteratuur genoemd wordt). Hij gaf zijn lezers voldoende houvast om zijn werk te lezen als een journalistiek verslag, bijvoorbeeld door zichzelf in zijn boeken manifest te profileren als journalist.
Nog een dag (1976), over de laatste dagen van het Portugees-koloniale regime in Angola, is een uitstekend boek om Kapuscinski’s stijl en werkwijze te illustreren. Naast de voor de schrijver typische humor en beeldspraak, toont het boek namelijk ook dat journalistieke en persoonlijke, haast poëtische observaties elkaar niet hoeven uit te sluiten. Zo schrijft Kapuscinski in de inleiding: “Dit is een zeer persoonlijk boek, een boek over eenzaamheid en verlatenheid. In de zomer van 1975 zei mijn baas tegen me (…): ‘Dit is je laatste kans om naar Angola te gaan. Heb je er zin in?’ In zo’n situatie zeg ik altijd ja.” Doordat Kapuscinski zijn lezers inzicht geeft in zijn eigen beperkingen en in de moeilijkheden tijdens zijn research, wekt hij bij die lezers een bijzonder soort sympathie, dat zijn journalistieke geloofwaardigheid alleen maar ten goede komt.
Kapuscinski’s oeuvre biedt nog voer voor vele jaren academisch onderzoek en discussies tussen literatuurliefhebbers en mensen met een journalistieke interesse. Het mysterie van Kapuscinski’s genie zal blijven fascineren, maar de eerste aanzet voor een beter begrip van zijn werk is nu een feit.
 
 

 

Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2009