L'interprétation de la législation de l'UE par la Cour de justice européenne en cas de divergence entre les versions linguistiques

Freija
Van Driessche

Taalversies van de Europese wetgeving: niet helemaal gelijk voor de wet.

De Europese Unie erkent op dit moment 23 officiële talen en na de toetreding van Kroatië tot de Unie komt daar nog eens een taal bij. Waarom erkennen de Europese instellingen zoveel talen, terwijl “iedereen toch Engels kent”? Inderdaad, in de praktijk communiceren de EU-ambtenaren het vaakst in het Engels en het Frans. Toch worden alle officiële talen als gelijkwaardig beschouwd om geen enkele Lidstaat voor de borst te stoten. Deze uiting van respect voor taal en cultuur is niet onbelangrijk. De Europese Gemeenschap werd immers opgericht in 1957 om een terugkeer naar de nationalistische periode en de daaropvolgende wereldoorlogen te vermijden en om de samenwerking tussen de Europese landen aan te moedigen. Vandaag werken de Lidstaten samen op verschillende niveaus zoals economisch beleid en justitie.

De wetgeving van de Europese Unie moet dan ook beschikbaar zijn in alle officiële talen. De EU kan immers geen wetten opleggen die haar onderdanen niet kunnen begrijpen. Daarom zorgen de vertalers van de Europese instellingen voor een versie in alle officiële talen. Hoewel deze versies het resultaat zijn van vertaling, spreekt men in deze context echter over authentieke “taalversies”, d.w.z. versies van eenzelfde juridische tekst in de verschillende officiële talen. De verwijzing naar een taalversie of een authentieke versie bevestigt de gelijkwaardigheid van de juridische tekst in alle talen. Een vertaling zou immers kunnen impliceren dat er één “echte” officiële tekst bestaat en dat de vertalingen hiervan slechts afgeleide en ondergeschikte versies zijn.

De taalversies moeten niet alleen hetzelfde statuut hebben, ze moeten ook equivalent zijn, zowel op taalkundig als op juridisch vlak. Dit betekent dat eenzelfde tekst dezelfde juridische gevolgen teweeg moet brengen voor de alle onderdanen in alle Lidstaten. Maar bij vertaling zijn er altijd verschillen mogelijk. Hoe klein de betekenisnuance ook mag zijn, toch kan dit juridische gevolgen met zich meebrengen.

Niet onbelangrijk, als je weet dat een klein nuanceverschil een invloed kan hebben op hoeveel belastingen je moet betalen. In de scriptie van Freija Van Driessche werd aan de hand van 15 casussen onderzocht welke gevolgen taalkundige verschillen in de Europese wetgeving kunnen veroorzaken. Zo was er een geval waarin een Nederlandse onderneming beweerde geen BTW verschuldigd te zijn voor een dienst die werd uitgevoerd buiten Nederland. De onderneming steunde hiervoor op de Nederlandse versie van de zogenaamde “Zesde richtlijn”, de Europese BTW-regeling. Volgens deze versie van de richtlijn is BTW enkel verschuldigd op diensten die uitgevoerd zijn in het binnenland, in dit geval dus Nederland. Uit de Spaanse, Engelse, Franse en Italiaanse versies bleek echter dat de regeling moet worden toegepast op alle diensten in de Europese Gemeenschap (EG). De verwarring was ontstaan door het gebruik van de uitdrukking “binnenlands verkeer” in de Nederlandse versie, terwijl de Engelse en Franse versie respectievelijk spraken over het “internal system” en het “régime interne”, duidelijke verwijzingen naar de volledige Gemeenschap.

In zo'n geval is het Europese Hof van Justitie bevoegd om een uitspraak te doen over de correcte interpretatie van de juridische tekst. Uit het onderzoek bleek dat het Hof de voorkeur geeft aan een interpretatie van de tekst die rekening houdt met het doel van de Europese wetgeving. Het Hof zal dus niet louter steunen op een vergelijking tussen de taalversies, die enkel de taalkundige en juridische context onderzoeken.

Een vergelijking tussen de verschillende taalversies bleek echter nog steeds een nuttige stap in het hele interpretatieproces. Als er sprake is van een vertaalfout, kan een blik op de andere versies immers een antwoord bieden. Opvallend hierbij is dat het Hof niet systematisch alle beschikbare officiële versies vergeleek, maar dat ze een willekeurige selectie leek te maken waardoor sommige versies uit de boot vielen. Zo werden in de onderzochte casussen vaak de Deense, Portugese, Griekse, Finse en Zweedse versies weggelaten. Zelfs de versies in het Duits, Nederlands, Italiaans en Spaans werden vaak weggelaten, ook al werden deze talen reeds officieel erkend in de beginperiode van de EG. Opmerkelijk is ook dat het Hof van Justitie soms steunt op versies die helemaal niet officieel zijn. Zo baseerde het Hof zich in een bepaalde casus op een Griekse versie in het Latijnse alfabet in plaats van de oorspronkelijke tekst in het Griekse alfabet.

Als alle taalversies volledig gelijk moeten worden beschouwd, zou het Hof ook alle beschikbare officiële versies moeten vergelijken. Het is niet duidelijk waarom bepaalde versies wel en andere niet worden vergeleken, maar waarschijnlijk selecteert het Hof taalversies om praktische redenen zoals tijd en talenkennis. Maar als je bedenkt dat een nuanceverschil of een vertaalfout toch wel ernstige juridische gevolgen met zich mee kan brengen, is het toch belangrijk dat het Hof steunt op officiële versies en gebruik maakt van alle beschikbare taalversies. Als het een van de doelstellingen van de EU is om haar respect voor de meertaligheid van haar onderdanen te tonen, zou het Europese Hof van Justitie, de instelling bij uitstek die waakt over de gelijkheid van de Europese onderdanen, ook alle taalversies als gelijk moeten behandelen.