The Interface between Competition law, other EU public policies and their Objectives.

Marlies
De Deygere

De Europese Unie, wasmachines & uw portefeuille.

Verkies jij milieuzorg boven rijcomfort als je vindt dat verkeerslichten niet ’s nachts moeten branden? Zou jij kiezen voor nieuwbouw of eerder voor renovatie bij grote huisvestingsprojecten? Welke factoren leg jij in je dagelijks leven in de weegschaal? Vind jij dat een bedrijf dat verouderde methodes hanteert, moet blijven bestaan omdat er een pak mensen tewerkgesteld zijn? Hoeveel werknemers dienen we dan in de weegschaal te leggen?

De grote spelers op de markt dingen om uw hand (uw geld) en doen dit niet altijd op een eerlijke manier: ze maken prijsafspraken of misbruiken van hun machtspositie. Een eenvoudig voorbeeld: meelproducenten zitten samen en spreken af de meelprijs hoger te houden dan wanneer eerlijke mededinging zou plaatsvinden op de markt. Gevolg: je betaalt meer voor je brood. Wanneer één bedrijf zodanig machtig is dat het niet eens dient samen te werken met andere spelers, kan er sprake zijn van machtsmisbruik. Voorbeeld: De Belgische Raad voor de Mededinging heeft, na een klacht van Base, een hoge boete opgelegd aan Proximus omdat die uitsluitingspraktijken hanteerde. De Commissie en het Hof van Justitie houden een oogje in het zeil, wanneer grote bedrijven fusioneren, of wanneer lidstaten hun bedrijven financieel ondersteunen. Het pakket regels die die oneerlijke praktijken moeten vermijden of bestraffen wordt het mededingingsrecht genoemd en dienen om u, de consument te beschermen. De Europese Commissie kan je dan zien als de waakhond van jouw portefeuille.

Mededingingsrecht is doorspekt van economische termen en begrippen, die niet altijd eenduidig zijn.  Een pak Amerikaanse, maar ook Europese kritische economisten en juristen vonden dat de beslissingen van de Commissie niet altijd steek hielden. Het Europees Hof tikte de Commissie vervolgens meermaals op de vingers en vernietigde bepaalde beslissingen die de Commissie nam. De Commissie schrok, maar herpakte zich. Ze legde een pak richtsnoeren neer, die je kan zien als richtingaanwijzers; regels waaraan zijzelf zich dient te houden. Mijn scriptie gaat op zoek naar de interne consistentie van mededingingsregels en hun doelstellingen op Europees vlak.

Waarom zo doorleuteren over doelstellingen en de explicitering ervan, zal je aanvoeren. Inderdaad, op het eerste zicht lijkt het academische discussie. Hoewel, de voorgenomen doelstellingen vinden hun weg naar ultieme en dus in laatste instantie voel ook jij die, als consument. Een concreet voorbeeld: het Hof keurde een overeenkomst tussen fabrikanten van huishoudapparaten goed, hoewel die overeenkomst tot gevolg zou hebben dat wasmachines meer zouden kosten. Het Hof vond dat dat niet opwoog tegen het positieve effect op het milieu, gezien het lagere energieverbuik. Resultaat: hoewel u meer betaalt voor uw wasmachine, leest u op lange termijn een lager bedrag af van uw elektriciteitsrekening.

Opmerkelijk in die handleiding die de Commissie aannam is de toegenomen focus op economie, economische inzichten en standaarden. Ik ging op onderzoek, uit bezorgdheid om deze redenering: “enkel economische standaarden gelden in onze beoordeling ten aanzien van wat mag en niet mag”. Is de EU zijn kinderschoenen dan niet ontgroeid? Zijn we niet meer dan een puur economische Unie? Kan dat wel zomaar, economie scheiden van andere doeleinden? Inderdaad, economische analyse bleek in de beslissingspraktijk van het Hof en de Commissie een belangrijke component, maar… niet de enige.

Op onderzoek!

Welke doelen houden de Europese Instellingen nu voor ogen wanneer zij beslissen of een overeenkomst tussen grote bedrijven al dan niet de werking van de vrije markt kan beperken? Welke ‘wapens’ houdt de Commissie in aanslag om u te beschermen?

Gauw werd duidelijk dat economisten, juristen en beleidsmakers er erg verschillende ideeën op nahouden. De ene vindt dat ‘economische efficiëntie’ hét doel is van mededingingsrecht, de ander vindt dat ‘politieke’ of beleidselementen ook in acht moeten genomen worden. De opdeling lijkt dus wat kunstmatig. Beleidsmakers maken immers ook politieke keuzes wanneer ze definiëren welke praktijken al dan niet ‘economisch efficiënt’ zijn. Een apolitieke stelling bleek dus een illusie.

Een consistent beestje? & Willen we een all-round aanpak?

Neemt men inderdaad enkel economische belangen in aanmerking? Waarom zouden we die ‘inclusieve’ aanpak dan wel willen? Kon ik ergens een lijn in de redeneringen van het Hof en de Commissie trekken? Ja. Was die zoals verwacht? Nee.

Het werd duidelijk dat beide instanties wél een aantal bijkomende, niet-economische factoren in aanmerking namen, bij de beslissing of een afspraak tussen concurrenten al dan niet kon goedgekeurd worden. In het algemeen bleek het hoofdzakelijk belangrijk of de consument uiteindelijk beter werd van deze afspraak. Nochtans waren er geregeld een aantal factoren die bijkomend speelden: de invloed op het milieu (overeenkomsten die plastiek afval of milieurisico’s verminderen of die tot een lager energieverbruik leidden), een invloed op het werkgelegenheidsbeleid (stabiliteit van de arbeidsmarkt, of de creatie van een groot aantal banen). Soms had een overeenkomst een bijkomend positief effect op het industrieel beleid van de Unie (het promoten van specifieke sectoren of activiteiten en het stimuleren van structurele veranderingen) of leidden ze tot meer veilige goederen voor de consumenten.

In een notendop: er is een waaier aan redenen om aan beleidsintegratie te doen. Ten eerste is de handleiding niet bindend; die regels gelden slechts ter suggestie. Ten tweede kan bezwaarlijk beweerd worden dat de Verdragen die aan de grondslag van de Unie liggen neutraal zijn. Integendeel, de Unie staat voor ‘duurzame ontwikkeling gebaseerd op een sociale markteconomie’. Het mededingingsbeleid kan niet geïmplementeerd worden in een vacuüm, maar moet in overeenstemming zijn met de ontwikkeling van het Europees Project. Bovendien hebben de lidstaten sinds de invoering van het artikel dat beleidsintegratie bevordert, de plicht meerdere belangen en beleidsvelden in rekening te nemen. Ten derde is het (theoretisch) niet ondenkbaar om een beslissing te nemen die ingaat tegen de belangen van de consument omdat het algemeen belang in een bepaald geval een voorkeursrol kan toegedicht worden. Ten vierde hanteert de Commissie een nogal uitgestrekte definitie wat betreft de ‘economisch’ effecten van een overeenkomst. Bijgevolg dient men geen genie te zijn om één of ander voordeel te herformuleren in een ‘economische efficiëntie’. Tot besluit wijs ik er graag op dat de Commissie zelf niet altijd even rechtlijnig is in haar zelfverklaarde economische aanpak.

Besluit

Een feitelijke situatie laat zich niet altijd in één doosje stoppen met alle bijhorende regels. Spinnenwebben van beleidsniveaus zijn onvermijdelijk. De receptie van de economie als énige vuistregel zou een negatie van de complexiteit van de realiteit zijn.

Download scriptie (3.96 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2011